Categorieën
Interview

Interview met Reniere&Depla

Reniere&Depla, Autun(°56/°54)zomer18/lente19

*Nieuw boek uit: Mounains and other Illusions 
 *Expo’s: zie onder

                                                 

Het schildersduo Reniere&Depla is vooral gekend om hun fragiele schilderijen in getemperde kleuren
en glacistechniek. Ze delen lief en leed en met een dubbel paar handen werken
ze al meer dan twintig jaar als kunstenaarsduo. Ze zoeken niet naar oplossingen,
ze maken openingen voor elkaar. Tot op een bepaald
moment het schilderij het
overneemt. Hoe ze samen kijken, is belangrijker dan hoe ze samen werken. Hun
schilderijen baseren zich op waarnemingen van de werkelijkheid die in hun
gelaagdheid een nieuwe identiteit krijgen, waardoor deze een zekere melancholie
uitstralen.


*Setting: atelier Autun







Hilde
Van Canneyt: Hoe is jullie samenwerking tot stand gekomen?
Martine
Depla
: Voor een bepaalde tentoonstelling omtrent het
Venetiaans masker kwamen we gevoelsmatig op het idee een fotoshoot te maken. Zo is de stap naar eigen beeldmateriaal spontaan
ontstaan en is de samenwerking fysieker geworden.
Paul
Reniere
: Eigenlijk is onze
samenwerking een voortzetting van onze manier van leven. We delen heel veel
samen. We gaan bijvoorbeeld niet apart op reis, we bezoeken samen musea.
Hilde
Van Canneyt: Jullie verhuisden onlangs een deel van jullie atelier van het
Belgische Watou naar een 17e eeuws huis in Autun, midden in het
Franse Bourgondië.
Martine: We hebben hier een kleiner atelier
dan in Watou. Wij zijn hier dus van een blanco atelier begonnen. We hebben maar
een deel verhuisd. In het begin voelde dat heel naakt. Niet te vergelijken met
ons atelier in Watou waar we al twintig jaar werkten en je die twintig jaar
verf ook ziet en voelt
HVC:
Er staan twee ezels, jullie moeten nooit vechten om een ezel.
(lacht) Neen.
HVC:
Jullie ezels staan achter elkaar, de ene kan de ander ‘in het oog houden’
eigenlijk.
Paul: Nee
hoor! (lacht) Maar we lopen natuurlijk ook veel rond in ons atelier, dus we
zien waar de ander mee bezig is.
HVC:
Hoe moet ik me jullie samenwerking voorstellen? Wanneer bepalen jullie dat een
werk af is?
Martine: We bekijken dat samen. Dan zien we
wie eraan verder werkt. De ander kan eventueel iets nieuws opzetten. De zelfgemaakte
foto’s die we gebruiken, kiezen we samen. We noemen dat ons beeldarchief. Dat gaat
al jaren terug. Het zijn digitale mapjes waarin we foto’s selecteren. Natuurlijk
moet het gekozen beeld je die dag triggeren. Eens gekozen, gaan we met dat
beeld op de IPad of laptop naar ons atelier. Het is een handige tool omdat je
ermee ook kan inzoomen.



HVC:
Wanneer is het moment om een werk dat je hebt opgezet, door te geven?
Martine: Dit gebeurt
gevoelsmatig. Als een werksessie af is, voel je dat aan. Soms dicteert de tijd
ook.
HVC:
Maken jullie voorschetsen?
Martine: Die tekeningen die we maken liggen
in dezelfde lijn als onze schilderijen. Al zijn ze geschilderd op papier, het wordt
geen ‘schilderij’. Ze zijn eerder gelijklopend met de schilderijen, niet direct
voorstudies.
HVC:
Wat als ‘de ander’ het schilderij heeft doodgewerkt?
Martine: Dat is het voordeel van met twee werken.
De ander grijpt meestal tijdig in. Wij werken veel met glacis en daarin halen we
het licht er weer uit. Dan zitten we soms wel met twee achter de schildersezel,
want procesmatig moeten er heel vlugge beslissingen genomen worden, gezien de
snelle droogtijd van acrylaten.






HVC:
Is er dan niet altijd één iemand die een compromis moet maken?
Paul: Maar
neen, wij vinden dit niet moeilijk. Te nemen beslissingen herkennen we vaak op
hetzelfde moment. Je herkent dat alle twee. Op een bepaald moment neemt het
schilderij het ook over. En vaak kom je in een roes van concentratie terecht en
achteraf is het moeilijk te zeggen wie wat deed.
Martine: Het is het werk dat dicteert dat het
af is. Alhoewel, er is één essentieel verschil. Ik ben veel impulsiever en
technisch doe ik soms dingen die echt niet kunnen. Ik ga een voorbeeld geven:
Je werkt een aantal uur en als je verf niet volledig droog is en je er een glacislaag
oplegt, kan je je ondergrond oplossen en kan een gedeelte weg zijn. Maar soms
geeft dat weer opening om iets te bekomen dat jezelf overstijgt. In die zin ga
ik vlugger ‘risico’s’ nemen.
Paul: Ik ben eerder rationeel. Ik zeg sneller: ‘Neen neen! Laten we daar
even over nadenken.
Martine: Het ene werk is ook vlugger
uitgeschilderd dan het andere.
HVC:
Jullie zeggen zelf dat een schilderij maken soms wel een processie van Echternach is. Vooruit, achteruit …
Ik
las ook dat jullie nederig moeten zijn tegenover elkaar.
Martine: Een Fransman zei: ‘Je moet humble zijn naar elkaar toe. Want als je
te veel ego hebt, gaat het niet.
Ik weet ook wel dat het bepaalde mensen
stoort dat we samen werken. Ze vinden dat het niet kan, omdat schilderen een
uiting is van de meest individuele expressie. Het gaat voor hen om dat ene
gevoel.
HVC:
Ik kan daar inkomen. Ik zie schilders en schrijvers ook het liefst alleen
bezig. Terwijl: muzikanten hebben elkaar net nodig om te spelen en daar stoort
me dat niet.
Paul: Het is een inherente contradictie die bij sommige mensen een soort
wrevel opwekt.
Maar
voor ons is het een essentieel werkproces geworden.
Martine: Vandaar die ‘Hoe doen jullie
dat?’-vragen. Terwijl: de ene dag doen we het zo, de andere dag doen we het
anders. Terwijl: het is irrelevant. Bij een schilder die alleen schildert ga je
ook niet vragen: ‘Hoe heb je dat nu opgebouwd, hoe doe je dat?’
HVC:
Ik doe dat nu wel. (lacht) Ik ben net
door dat proces geboeid.
Jullie
proberen de foto los te laten: de foto wordt vergeten als we naar jullie werk
kijken. Hans Theys noemt het: ‘onverklaarbaars
onbekend’
.
Martine: Fotografie is een soort van
bevrijding geweest voor de schilderkunst. In de 19e eeuw had het nog een
specifieke voorbeeld/documentatie functie. Muybridge fotografeerde de mens en
dier in beweging als waarnemingshulp van de kunstenaar. Wat Edgar Degas heeft
geschilderd, had niet kunnen bestaan zonder fotografie. Bonnard gaat verder,
hij fotografeert zijn huiselijk leven als vrijblijvende inspiratie om een
wereld van licht te scheppen.
Paul: Vandaag
is het een nieuwe vorm van beeldherinnering geworden, Richter gebruikt de foto
als een autonoom iets, dit heeft niets meer met de realiteit te maken.
Sommigen
werken met foto’s van foto’s, het opent nieuwe perspectieven.
Voor
ons zijn die beelden vooral ‘bewaarnemingen’ van ervaringen in tijd en ruimte.
Ze
helpen ons om vanuit een zekere afstandelijkheid de subjectieve ervaring te
hertalen in een schilderij.








HVC:
Laten jullie (de evolutie van een) werk soms afhangen van een derde persoon?
Paul:
Neen.Normaal gezien niet. Al gebeurt het dat Martine een werk maar niet oké vindt
en ik dan wel. Als dan iemand (met een goede blik) binnenkomt en die vindt het
wél een interessant werk, moet ze meestal wel toegeven. (lacht)
Maar
in het algemeen: als we het oneens zijn, tonen we het werk niet.
Martine: Dit turquoise werk dat hier aan de
muur hangt, is er een dat overbleef van de vorige reeks. We hebben het niet
getoond, omdat het niet aansloot bij de rest. Maar we zijn samen wel akkoord
dat het een opening biedt naar iets anders. Al voelen we wel dat we het binnen
een tentoonstelling nog niet kunnen tonen. Het is een outsider, hors serie.
Maar soms zijn dergelijke werken een soort
‘voorlopers’ die schilderkundige openingen maken.
HVC:
Buitenbeentjes zijn soms het sterkst. Wanneer bepalen jullie dat een reeks af
is?
Martine: Aan een reeks
werken kan twee, drie jaar duren.
Paul: Tijdens
het maken van een reeks hebben we meestal verschillende tentoonstellingen waarbij
we telkens andere combinaties tonen.
Marine: Een tentoonstelling
beschouwen we als iets op zich.
HVC:
Sommige werken versterken elkaar, sommige staan best op zichzelf.
Martine: We doen dat dan ook vaak: werken
samenbrengen. Maar dan zoeken we niet naar een verhalende binding.








HVC:
Werken jullie meestal naar een tentoonstelling toe?
Martine: Neen. Helemaal niet. Als we
tentoonstellen, proberen we meestal recent werk te tonen, eventueel in
combinatie met ouder werk. Alles hangt af van de context.
Paul: Soms
heb je ook werken die de tijd voorafgaan en pas op een later tijdstip helemaal
tot hun recht komen.
Martine: Wim Lambrecht (Luca School of Arts) was
bij ons op atelier gekomen en op het einde van de dag hadden we enkele solowerken
van ons afzonderlijk getoond, wat hij enorm boeiend vond. Hij selecteerde van
elk twee werken, had die eerst aan een grote wand gehangen en pas erna aangevuld
met recenter werk. Dat was boeiend, omdat je zag dat het functioneerde.
Paul: Voor
die tentoonstelling ‘The divided body’, in de Predikherenkerk te Leuven, werd tussen
de schilderijen zelfs een beeldscherm in de muur ingebouwd met een videoloop. Hij
vond onze film heel schilderkundig, alsof we filmisch schilderden, vandaar.
 Omstreeks
2002 maakten we een tweetal video’s: ‘Réceptacle’, een hommage aan een apocrief
verhaal van Munoz en ‘The voyage’, les messagers de l’angoisse. (‘Kunst op het
spoor’, NIMBS stelplaats, Kortrijk, 2002).
Het
waren vrij primitief, op locatie in Frankrijk, het zijn gefilmde video’s met
een directe link naar het schilderkundige.
Waarom
werken jullie met acryl en niet met olieverf?
Paul:
Goh, dat is mettertijd heel pragmatisch gegroeid. Op Sint-Lucas deed ik grafiek
en ben ik zodanig vergiftigd geweest door al die zuren en oplosmiddelen. Toen
waren er nog geen afzuigsystemen in de ateliers. Als ik nog maar terpentijn
ruik, krijg ik al op slag migraine en rode bubbels op mijn lichaam. In ons
eerste atelier in Watou sliepen we in een mezzanine, dus alle geuren en dampen
kwamen daar naar boven. Vandaar dat we kozen voor (wateroplosbare) acrylaten. Ondertussen
hebben wij ons technisch zodanig ontwikkeld dat wij een eigen manier van
schilderen hebben met acrylverf.
Trouwens,
er zijn er zelfs veel die denken dat we met olieverf schilderen.










HVC:
Hoe zetten jullie de doeken op?
Martine: We zetten een doek meestal schetsmatig
op in acrylstift en daarna zetten we er een ‘doodverf’ – van cfr. dodekop, caput mortuum – op. Een techniek die
vele oude meesters gebruikten, omdat je daarin de lichte delen kan ophalen en
de schaduwen aanzetten. Wij gaan daar echter heel vrij mee om en gebruiken
diverse kleurmengelingen in deze aanzet.
HVC:
Hoe zien jullie die werken op papier naast jullie ander werk?
Paul: We
vinden dit autonoom werk. We gaan daar heel speels bij te werk met een zeer
snelle interactie tussen ons beiden. Het leent er zich ook toe om experimenteel
te werken en sneller risico’s te nemen. Tot nu toe hebben we nog niet zoveel
dergelijk werk getoond.
HVC:
Jullie hebben naast dit atelier, ook een ‘soort’ tentoonstellingsruimte.
Martine: Dit is een soort atelier extensie
die we gebruiken om naar werk te kijken. Nu hangt er werk van ons. Maar een
viertal keer per jaar organiseren we hier een ‘Salon4Mains’ waar we gedurende één dag het werk van een ander
kunstenaar presenteren. Zo tonen we bijvoorbeeld werk van een jonge Parijse kunstenares
Edmée Laurin.
Nu zie je hier een aantal ‘bergbeelden’. Het
is een berglandschap dat we aan het opbouwen zijn uit verschillende beelden.
Het totaalbeeld is aan het komen, maar het is er nog niet. Met minder fel
licht, voel je er al iets van. Maar het is nog niet af.
Die bergbeelden zijn meer dan afbeeldingen van
bergen. In ons schilderkunstig onderzoek zijn ze figuratieve draagmoeders van
verstilde emoties, van texturen, van kleuren, van een licht en een duisternis
die veel groter zijn dan een momentopname.










HVC:
Hans Theys schrijft in 2009 dat we in jullie schilderijen een soort
geruststelling en geborgenheid kunnen ervaren, maar ook vormen van onrust,
beklemming of bedreiging.
Is
dat bewust?
Paul: Het
is een bewuste keuze dat we werken maken die esthetisch verhuld zijn.
Martine: Die onrust leggen we er niet bewust
in, dat ontsaat spontaan, dat ligt in onze geaardheid.
Paul: Het
werk dat je ziet, lijkt altijd mooier dan wat er diepgaand inzit. Het is een
soort verlokking zodat de kijker een soort aantrekking naar het beeld zou
krijgen. Toch zit er onderhuis iets wrangs. Maar hoe we dat precies doen, weten
we niet.
Wij
willen sowieso geen sociaal, filosofisch of politiek geëngageerd werk maken,
wel werk dat de mens confronteert met een stuk van zichzelf.
Martine: In feite zijn er drie belangrijke
stukken: wij hebben een bepaalde manier van zijn en daarin is het feit dat we
schilders zijn, heel aanwezig. Alles wat wij ervaren en bekijken, zorgt ervoor
dat we in die trant naar de dingen kijken. Een heel belangrijk moment is de
perceptie – het ogenblik dat je alles opneemt – en nadien, in het atelier,
ontstaan er dingen. Dan is het belangrijk om te zien hoe dat functioneert voor
de kijker. 
Dat is uiteraard een stadium waar je zelf niet bij bent. Want eens
een werk af is, is het weg.
Paul: Een
mooi voorbeeld om dat te illustreren is een klein portretje van een kind met een
vlinderstrikje in het haar. In de ogen van de mensen is dat een lieftallig
kind, maar dat is niet zo. Wij hebben dat heel klassiek mooi geschilderd, maar
toch zit er een wrange blik in de ogen van dat meisje die uit het werk kijkt. 
Ook in de mondhoeken voel je dat er iets knaagt. In het voorbijgaan denken ze: ‘mooi
werk’, maar eens ze aan het kijken zijn, beseffen ze dat er iets niet klopt.


HVC:
Theys schrijft: ‘Een van de frappante
kenmerken is hoe het licht wordt opgedoekt uit de diepte en verweven lijkt te
zijn met de hele factuur. De afgebeelde voorwerpen hebben iets mistigs of
onvast, ondanks ze elk hun eigen weg inslaan. Vaak wordt onze kijk op de
opgeroepen werkelijkheid geblokkeerd door muren …
Martine: Wij leren soms ook veel bij van de
reactie van de kijker. Zeker van de begenadigde kijker. Want je kan ook kijken
en niet zien. Zoals Hans opmerkt dat het licht ervan onder uitkomt en er niet
bovenop komt. Hoe het werk gekadreerd wordt, is ook heel belangrijk. Soms wordt
het ook achteruit geduwd door een vlak dat er zijdelings voorstaat.
Ik denk dat wij een soort beeld nodig hebben die
een illusie kan opwerpen. Maar ergens moet het ook visueel kloppen. Eric
Rickhout schreef dat en hij zat er ook boenk
op. Dat is het boeiende van met mensen te praten die goed kijken naar je werk.
HVC:
Het is toegankelijk werk, aangenaam kijken naar. En niet iedereen ziet het Unheimliche erin.
Paul: Het lijkt braaf, maar het is risicovol.
*Het
gesprek wordt vervolgd in de woonkamer.






HVC:
Wie hier komt, merkt dat jullie gefascineerd zijn door bijzondere voorwerpen en
curiosa. Ik vermoed ter inspiratie.

Martine: We zijn vooral
verzamelaars van authentieke en geleefde dingen.
Paul: Wij
verzamelen objecten die ons op de een of andere manier triggeren en een zekere
geladenheid hebben. Dat is niet direct een inspiratiebron, want we schilderen meestal
geen dingen uit onze omgeving.
Hans
Theys vroeg ons eens na het zien van een portret: ‘Heb je er al aan gedacht
iemand te schilderen die je graag ziet?’ We hebben daar al vaak over nagedacht,
maar we zullen dat niet zo vlug doen. Die afstand is er nodig.
We
willen dat ons werk het anekdotische overstijgt. Als we schilderijen maken over
architectuur, gebruiken we die architectuur als vormelijke drager om het te
maken. Maar dat is eigenlijk een vorm die licht ontvangt en erdoor is omhult. Dat
ga je gebruiken om in een compositie iets op te roepen.
We willen
de enscenering in ons huis niet gebruiken voor onze schilderijen, wel om onze
ogen te laten rusten en ons niet op alles attent te maken.Het is vooral in onze
reizen dat we ‘op jacht gaan’. En onze trofee nemen we mee onder de vorm van
een ‘beeld’ naar huis en pas later beginnen we te schilderen.
Martine: Een fenomenaal schilder is Morandi. Die
werkte levenslang in hetzelfde atelier met dezelfde voorwerpen tot hij de
ultieme lichtinval vond, Maar zo kunnen wij niet functioneren. Uiteindelijk
werk je ook volgens hoe je existentieel bent.
HVC:
Jullie zijn op een of andere manier beiden onderhevig aan de ‘vergane’ tijd.
Martine: Dat is omdat je daar gemakkelijker
het tijdloze kan vatten. In het heden is de factor herkenning veel te groot.
Wij hebben dat altijd geformuleerd als: ‘Wij hebben een afstand nodig met het
beeld, evengoed in tijd als ruimte.’
In feite proberen wij van uit de onrust te
schilderen die je aanvoelt bij het beleven van de laatste mooie dagen van iets …
een tijdsegment, een plaats.
We pogen het afwezige aanwezig te maken.
HVC:
Ik las mooi beschreven: ‘Een wereldwonder dat achter glas zit.’
Martine: ‘Dat is inderdaad een mooie
uitdrukking voor ons werk. We zien hier ook mooie reflecties en schaduwen, maar
van hieruit – deze ‘nu’ werkelijkheid – gaan we dat niet capteren.
HVC:
Merken jullie dat jullie hier anders schilderen dan in Watou?
Martine: Neen. We hebben vroeger
ook veel samen in de Dordogne geschilderd.
Paul: Al
is het wel altijd lastig om van een leeg atelier te beginnen. Je moet eerst een
soort cocon maken, genoeg dingen rond je hebben …
Luc
Tuymans heeft een groot wit atelier met een groot doek aan de muur waar niks
instaat. Dat zou ik niet kunnen.
HVC:
Ik las dat schilderen voor jullie ook nog altijd een mysterie is. En maar goed
ook.
Martine: Je moet die
verwondering blijven hebben.
Paul: Wat
ook heel mooi is, is dat je soms vanuit de donkerste momenten waar je echt
vastloopt, er plots iets verschijnt om dat werk weer open te maken en een
totaal nieuwe wending te geven. Het avontuur van dat schilderproces is net het
spannende.
HVC:
Ik vermoed dat jullie net als iedere schilder ’s avonds moe en tevreden het
atelier verlaten, maar the day after
Paul: Dan
kom je inderdaad de dag erna beneden en denk je: ‘Shit, wat is dat voor iets
zeg?’ (lacht)
Martine: We waren een beetje
blij, maar wel te voorbarig. (lacht)
Paul: Je
mag ook niet onderschatten hoe het intuïtieve en het meer rationele elkaar
zowel helpt als verstoort, wat niet áltijd evident is
 Er zijn kunstenaars die zich laten inspireren
door een beeld van een vluchteling en die in staat zijn om daar een werk mee te
maken. Maar mij lukt het niet om een hedendaags beeld van rampspoed bijna te
gaan ‘misbruiken’ voor een werk.
Martine: Zo hadden wij in 2004 een reeks: Témoigner dans la limite de la pudeur. Dat
was een bewust gekozen titel. Wij wilden beelden schilderen die uit echt zwaarbeladen
historische periodes kwamen. Maar wel binnen een zekere schroom. Ze werden niet
getoond om compassie op te wekken. Bepaalde dingen lieten we bewust weg.
Waarom?

HVC:
Kunstcriticus Eric Rinkchout stelt: ‘Reniere & Depla laten zien hoe
bedrieglijk ons kijken kan zijn. Elk schilderij is zowel een spiegel als een
vitrinekast.’
Paul: Dat is onze esthetische vermomming.
HVC:
Jullie leggen een esthetische gemoedstoestand vast, las ik.
Martine: Wat is dat? Wat is
melancholie? Nog zoiets.
Paul: Het vroegere was niet beter, het is geen nostalgie. Het is dat
aanvoelen van keerpunten, van het tonen van het afwezige, waar we het daarnet
over hadden.
HVC:
Jullie raken iets aan, zonder er de vinger op te leggen.
Martine: Wij gebruiken een vrij uiteenlopende
beeldtaal. Je ziet niks dat duidelijk appelleert dat het werk van ons is. Maar
het vraagt wel aan de toeschouwer om even te pauzeren. Je zal er niks aan
hebben als je door de beelden bladert zoals je dat doet in een tijdschrift.
HVC:
Hoe je het draait of keert – ook tijdens een wandeling in een museum: het gaat
om de aantrekkingskracht van het beeld, nog het liefst zonder extra woorden.
Wie
zijn jullie invloeden?
Martine: Klassieke meesters,
Richter, ook Spilliaert is heel belangrijk voor de hedendaagse schilderkunst, …
Trouwens alle goede schilders die ons voorafgaan …
Paul: De
tekeningen van Joseph Beuys vind ik fantastisch. Die texturen die hij in die
zuurschilderijen opbouwt. Ook hoe Schiele soms in zijn ingekleurde tekeningen
de structuur van zijn verftoetsen gebruikt met die grillige bewegingen die erin
zitten … Ik vind het boeiend om al die verschillende aspecten te zien over alle
tijden heen. Ik kocht onlangs een boekje over Turner met zijn weinige, niet
vernietigde, erotische tekeningen en daarin staan werken die bijna puur
abstract zijn.Ongelooflijk schoon en indringend.
Martine: Trouwens, de werken van oude
meesters die je in musea ziet hangen, dat zijn veelal opdrachten. In hun kleiner
werk waren ze soms veel vrijer. De olieverfschetsen van Rubens bijvoorbeeld.
HVC:
Zit er veel emotionaliteit in jullie werk?
Martine: Emotie bepaalt soms
wel hoe een schilderij vordert.
Paul: In
Watou hing iets dat ik ooit vijftien jaar ervoor had aangezet en weggezet. Op
een dag zag ik dat staan en het paste perfect bij het werk waar we nu mee bezig
zijn. Onbewust wil dat zeggen dat je al die tijd de drager bent, maar dat op
dat bewuste moment nog niet begrijpt. Je stoot het dan zelfs af. Heel vreemd.
HVC:
Vinden jullie jullie recentste werk het sterkst?
Paul: Moeilijke
vraag hé. Je evolueert en je recent werk staat misschien nog te dicht bij
jezelf om objectief te oordelen. Al kan ik soms wel bewonderend en vooral
verwonderd naar werk van vroeger kijken. (lacht) Maar het kan het ook heel
ontgoochelend zijn.
Martine: Natuurlijk zie je werk waarvan je
weet dat je het nu niet meer zou maken, maar toch is het belangrijk in de
evolutie van wat je hebt gedaan.
Wij zijn ook geen kunstenaars die veel werk
vernietigen.
Veel heeft ook een bestaansreden in zijn
evolutie.
Maar af en toe gebeurt het wel.



*Over de expo Ce qui pèse et ce qui nourrit:

‘Vlaanderen-Bourgondië:
wat is de link?, zou je denken. Wel, ten eerste, bestelde Kanselier Rolin uit
Autun ooit een schilderij van Jan Van Eyck en van Rogier van der Weyden, onze
Vlaamse primitieve trotsen. Daarnaast was het de tijd waarin de lage landen werden
geregeerd door de hertogen van Bourgondië. Maar de grootste reden is dat het
Belgische kunstenaarskoppel Reniere&Depla twee jaar geleden een stek vond
in Autun, alwaar ze hun hart verloren aan een 17e eeuws huis en atelier.’

‘Ook als curator zijn
Reniere&Depla niet aan hun proefstuk toe en voelden ze de noodzaak om in
Autun, een stad met een illuster verleden en een bescheiden heden, dit project
op te zetten. De oneindige aanwezige gelaagdheden die je zo binnen het
dagelijks leven kunt aflezen, brachten hen tot de titel van de tentoonstelling:
”Ce qui pèse et ce qui nourrit” van Rilke. Een titel die je ook vanuit zijn
diverse niveaus kan lezen. Reniere&Depla tonen kunstenaars die hen op een
bepaalde manier ontroeren en verwonderen en met veel aandacht voor het
authentieke schilderen. Zo kozen ze ook driedimensionaal werk dat als het ware
een beschilderde huid heeft.’







HVC:
Hoe zijn jullie op dat idee gekomen om die expo te maken?

Martine: Door hier te zijn, door die plek en
de aanwezigheid van dat ontzettend rijk patrimonium. We voelden ook dat er een
bepaalde energie in die stad hangt. Zo legden we de link met een expo voor
hedendaagse kunst. Omdat we zoveel goede kunstenaars in België kennen, had het
ook geen zin om verder te gaan zoeken. We wilden ten minste beginnen met hen te
tonen.
Paul: We
konden samenwerken met twee musea en kregen een leegstaand 18de
eeuws hospitaal ter onzer beschikking. Maar het is vooral de bedoeling dat de
mensen uit Frankrijk, Nederland en Duitsland,die Autun bezoeken, die Belgische kunstenaars
ontdekken.
Martine: Het gaat over
delen.
Paul: Dit
deel van Frankrijk kent al een cultureel toerisme. Ze gaan in eerste instantie
niet komen naar een Biënnale omdat toeristen misschien niet weten dat het er
is. Voor hen hopen we natuurlijk dat ze aangenaam verrast zullen zijn en hier
ontdekkingen zullen doen. Dan heb je ook nog de bezoekers die specifiek voor de
hedendaagse kunstexpo zullen komen. Dit is ook een eerste editie, maar we
willen op lange termijn denken.
P.S:
De tentoonstelling had in 2018 ongeveer 6000 bezoekers en er komt een tweede
editie, ArtAutun#2020.
HVC:
Hebben jullie door dit te cureren, kunst en kunstenaars leren kennen,
Martine: Je komt in al die
verschillende ‘werelden’, als je ateliers zo mag noemen.
Paul: Ik voel gewoon soms ‘dat het klopt’. De persoon en het kunstwerk.
HVC:
Zo hoort het! Dank voor het gesprek!
Hilde Van Canneyt
Foto’s: Sofie Muller

NIEUW BOEK UIT 

Reniere&Depla 2014-2019, Mountains and other Illusions  (Nl-Fr-E)

Eric Rinckhout, Dr E M Deprez & Dr M.Newall and Reniere&Depla.

Paper back, soft cover, Swiss bound.



26x20x2 cm, 700 gr.,176p.



Quadri offset r/v on Périgord 150 gr.



Cover Munken Polar 400 gr.



25 euro , ISBN  9789463883849



Translations: Marie Françoise Dispa, Martine Wezenbeek, Alison Mouthaan, Bernard Roobaert



Graphic design and Photography by Cedric Verhelst.


Printing  and binding by  Graphius, Gent (BE)

Copyright : Reniere&Depla 2019, Texts the authors, Photography Cedric Verhelst  and Reniere&Depla . All rights reserved.

EXPO’S

Kunstenfestival
Watou 2019(B)
* THE BEAUTY OF THE
INVISIBLE
 Marc
Angeli, Bilal Bahir, Hallveig Agustdottir, Koen Broucke,
Anneke
Lauwaert, Pierre Muylle,
Reniere&Depla, Ilse Van Roy, Yves Velter,
curated by Anneke Lauwaert
ARTCENTER WHAT ELSE
B-5560 Mesnil-Eglise
 vernissage 16/08/2019, 18 h.
17.08.2019, 11-19 h.//18.08.2019, 11-18
h.
* Attention: WET
PAINT !
 Marc Ronet, Ulyana
Gumeniuk, Eve Servent, Reniere&Depla, Nico
Deguchtenaere, Daniel Enkaoua
DE QUEESTE ART
B-8978 Abele
 25.08.2019 –
22.09.2019
* WONDERLAND
 Jan Vanriet, Rudi Cremoni, Frans
Gentils,
Reniere&Depla, Karl Mechnig, Charles Henri Sommelette
*PAK
platform voor
actuele kunsten

B-8470 Gistel
 08.09.2019 – 13.10.2019
 preview 08.09.2019, 15 h

* UN HÉRITAGE
PROVISOIRE
A PROVISIONAL
LEGACY
 Cindy Wright,
Marlies De Clerck, Koen Broucke,
ArpaÏs Du Bois,
Sofie Muller, Hans Vandekerckhove,
Jan Vanriet, Karin
Hanssen, Nick Ervinck, Reniere&Depla,
Edgar Tytgat, Jozef
Peeters, Lucien de Gheus, Didier Verriest
  

and works from the
collection of the family de Limburg Stirum,
private collections
and the Musée Rolin, Musée de France, Autun (F)
curated by
Reniere&Depla
*ADORNES DOMEIN
B-8000 Brugge

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *