Categorieën
Interview

Interview met Virginie Bailly



Interview met
Virginie Bailly (B. 1976), Anderlecht, maart 2015


We zitten momenteel in het atelier van
Virginie Bailly in Anderlecht, waar ze werkt en woont.  



HVC: Hallo Virginie.  In 2007 schreef Filip Luyckx: ‘Virginie Bailly richt haar aandacht op de
visuele fenomenen die niet gebonden zijn aan een tastbare vorm. Het is het
soort van waarneming dat bij uitstek vluchtig, grillig en ongrijpbaar is.’
Verder nog: ‘schilderkunst bestaat voor haar in de uitdaging om vluchtige fenomenen
in een gecondenseerd beeld vast te leggen, zonder op de stabiliteit van het
verschijnsel te moeten beknibbelen.’
Klopt dat nog altijd Virginie?
VB: Jazeker,
dat gaat nog steeds op voor mijn werk al benoem ik ‘het (on) tastbare’, nu
anders. Ik spreek liever over versplintering of vertroebeling. Nadat Filip deze
tekst geschreven had, kreeg ik soms de vraag: ben je dan met het impressionisme
bezig? Maar het vluchtige en momentane dat deze stijl kenmerkt houdt mij
absoluut niet bezig. In diezelfde periode schilderde ik de reeks Troubler les lointains (2006-2007). Waarnemen
gaat dan over het verdwijnen en de decompositie van een beeld. Via de geste,
die de bouwsteen vormt van mijn schilderijen, wordt het beeld tegelijkertijd
geconstrueerd en gedeconstrueerd. Het gaat over het ontastbare beeld op zich. Een
zuiver conceptschilderij.
Ondertussen
is mijn onderzoek nog veel meer uitgediept. Vandaag kan je zeggen dat mijn werk
over waarneming gaat en de meervoudige blik zoals het facetoog waar Filip
Luyckx op alludeert in zijn tekst. De blik zoals een facetoog verwijst naar hoe
ik naar de wereld kijk. Je kan de werkelijkheid op verschillende manieren
bekijken. Die verschillende facetten of meerduidigheid probeer ik samen te
brengen in een beeld, zodat je een soort van eenheid bekomt. Deze soort van
eenheid van maximale versplintering wordt tezamen gehouden door de spanning
tussen de elementen. Een moment van suspensie, noem ik dat. Een moment van suspensie
houdt voor mij veel meer in dan het momentane vast te leggen, omdat het dan
enkel over dat moment gaat. In mijn schilderijen gaat het niet over een moment
maar over meerdere momenten, over verschillende beelden die in elkaar schuiven
en een suspensie in zich houden.



Troubler
les lointains 3/ Nr.4, 2006, 120 x 160 cm, oil on canvas. Private collection. Foto:
Bert de Leenheer

HVC: Ik las ergens dat je werken, jouw
schilderijen, complexer – of anders gezegd -lyrischer zijn geworden. Vroeger
nam vooral het rationele de overhand en nu laat je ook het poëtische toe. Wil
dit zeggen dat je vroeger meer controle over je werk of het proces wilde
houden?

VB: In de Troubler les lointains reeks was het
proces het belangrijkste. In deze reeks paste ik het meest rationele proces toe
dat ik tot dusver heb gebruikt. Toen was dit nodig omdat ik de schilderijen op
hetzelfde niveau wou brengen als mijn installaties. Mijn installaties zijn,
zoals Frank Maes het zo mooi zegt: ‘gietvormen voor de blik’. Mijn schilderijen
bleven toen teveel de illusie van de ruimtelijkheid behouden om gietvorm te
zijn. De Troubler les lointains reeks
is een logisch antwoord op die verzuchtingen. Op dat moment is het concept van
de bouwsteen, de gelaagdheid van het schilderen, de constructie en
deconstructie ontstaan. Het rationele proces is sterk aanwezig in deze werken, nadien
ben ik met dezelfde bouwstenen terug de lyriek en de verleidende krachten van
het medium verf gaan opzoeken om de poëzie van de schilderkunst er terug in te krijgen.
Dit was niet zo evident moet ik zeggen.
HVC: Nog over De reeks Troubler les lointains: deze werken gingen vooral over de gestes,
het licht, de filter tussen zwart en wit. Vaak met één borstel geschilderd,
groot en breed. 
VB: Ja, acht
centimeter breed, een zeer snedige en directe geste eigenlijk. 
HVC: Je hebt ze ook op een klassiek landschapsformaat geschilderd (120 op 160 cm). Allemaal
een bewuste keuze?
VB: Ja, dit
is allemaal bewust gekozen: zowel de keuze voor het landschap-formaat en geen
portret-formaat, dit opdat het een rechthoek is waarin je perfect een landschap
kan inblikken.
HVC: Ongeveer zeven jaren later ben je terug
met dit werk bezig. Heeft dit een reden? Heb je er terug behoefte aan? Of is de
reeks niet af? 
VB: Het is
slechts een kwestie van de zoom scherp te stellen. De ervaring die je hebt in
mijn installaties liggen aan de basis voor deze reeks. Ze (kijkdozen) zijn er
enkel om te kijken, om een blik te geven naar bepaalde dingen. Soms zijn er landschappelijke
linken, soms linken met de kunstgeschiedenis, soms zit er een idee van spiritualiteit
achter. Maar als je in de kijkdoos vertoeft, heb je ook het licht dat inspeelt
op het zicht dat je hebt. Ik noem deze samenkomst van factoren graag een filter.
De reeks Troubler les lointains is een vertaling
van die ervaring. Door meerdere glacislagen over elkaar te plaatsen, krijg je
eenzelfde vertroebeling van licht of van meerdere filters zoals je wilt.  Nu zeven jaar later heb ik zin om de puurheid
van de ‘troublers’ opnieuw naar voren te schuiven als een herdefiniëring van
het concept. Niet zozeer als een noodzaak, maar in de tussentijd heb ik werken
gemaakt die over een veel grotere complexiteit beschikken Aan de basis ligt de toets
als bouwsteen en het proces van het creëren. 
Via de ‘troublers’ ga ik terug naar deze essentie.

Point de vue, installatie op de
mijnterril van Winterslag, Genk Scaffolding and OSB wooden plates, 600 x 600 x
900 cm.

Foto Arno Roncada



HVC: Nu is jouw ruimtelijk werk en schilderwerk
niet meer los van elkaar te denken. Is dat altijd zo geweest en heeft jouw opleiding
aan Sint-Lukas of het HISK hiermee te maken?

VB : Ik
schilder al sinds ik twaalf ben, vanaf ik op de Sint-Lukas humaniora zat
eigenlijk. Schilderkunst was/is voor mij altijd ‘het’ meest evidente medium,
maar op het HISK is mijn blik inderdaad verbreed door enkele gastdocenten en
medestudenten. Mijn eerste installatie stamt ook uit die periode. Bovenop de terril
van Winterslag. Van ver torende deze kijkdoos als een middeleeuwse burcht uit
boven Genk. Niet zozeer het sculpturale is hier de essentie van het  werk, maar ‘het zicht’. Daar gaat het om. Vooreerst
legde ik daar de link met de schilderkunst en de veranderlijkheid van het
landschap zonder verf te gebruiken. De toeschouwer moest eerst de berg
beklimmen en nadien in de installatie klauteren om daar via drie kijkramen het
ingeblikte landschap te bekijken. 


atelier, maart 2015


HVC: Als we naar jouw laatste werk kijken in
het atelier en stel dat je niet zou zeggen waarover het gaat en met een bevoorrechte
blik zou kijken, dan weet je als kijker niet wat je moet denken. Wat wil je dat
de toeschouwer in jouw werk ziet? Hoop je dat we erdoor overvallen worden of
dat we een soort van wandeling door het landschap maken? 

VB: Het zijn
geen letterlijke landschappen hé? Francis Smets vertaalt het in zijn tekst heel
mooi, hij spreekt over ‘immateriële landschappen’. In zijn tekst legt hij het
verband tussen de schilder en de bergbeklimmer. Die wandelt in zekere zin ook
een berg op maar dan wel verticaal. Deze verticale wandeling is te vergelijken
met de wijze hoe ik tot een beeld tracht te komen. Ik probeer een berg te beklimmen
en word gedreven door hoogtekoorts om de top te bereiken. Tijdens dit parcours
vergaar ik meerdere ‘zichten’ die ik dan probeer samen te brengen om een soort
van overzicht te krijgen.
Wat ik
belangrijk vind als de toeschouwer naar mijn werk kijkt, is dat hij/zij de
versplintering van het beeld ervaart. Dat hij/zij de energie, de dynamiek en de
gelaagdheid van het beeld ondanks al die versplinterde vibratie, toch als een
eenheid ervaart. Om uiteindelijk vanuit dat moment van suspensie een soort tussenruimte
te laten zien. Een tussenruimte waarin niets statisch is en waar alle elementen
zich op de snijlijn van het affe- en het onaffe zitten. Er wordt heel
verschillend op gereageerd, voor de ene is net het feit dat de werken continu
blijven ‘bewegen’, net datgene waar anderen zich door aangevallen voelen. Een
werk is pas goed voor mij als de graad van suspensie goed zit, als alle
elementen samenkomen binnen de versplintering en interageren met elkaar.

HVC: Je wil dat de cirkel rond is op het
einde?

VB: Je kan
er door overweldigd worden. Je kan je er in verliezen. Je kan er ook structuur
in zien, maar voor sommigen kan het dan weer een  gestructureerde chaos zijn. Voor de ene is het
rust en voor de anderen totaal niet. Maar dit vind ik juist boeiend, dat het
zich in een tussenruimte bevindt.



Interpuncties
P09, 2014, 150 x 200 cm. Oil and mixed media on canvas. Courtesy galerie
Transit, Foto Michael De Lausnay



HVC: De werken in het atelier zijn voor de komende
tentoonstelling in de Garage in Mechelen. Le
Mont Analogue
is als een soort van vervolg van de tentoonstelling Tablatuur in 2014, in galerie Transit.
De reeks Interpuncties
en Booth hebben je vooral
geïnspireerd door de kunstbeurs Art Brussel. Als een soort stilte na de storm?
Werk je voor de tentoonstelling in De Garage daarop door?
VB: Ik werk
voor de tentoonstelling in de Garage niet specifiek door op de vorige reeks. De
Booth-reeks is geïnspireerd op de
lege booths na afloop van Art Brussel. Bij de afbraak van de stand viel het me
op dat elke stand een soort van kijkdoos – of liever – een omgekeerde kijkdoos
is. Dat fenomeen frappeerde me des te harder op het einde van de beurs.  Voortdurend dezelfde repetitieve ruimten in
een strak rasterpatroon die wezenloos achter bleven na dagen van arbeid. Het
ruïneuze van deze ruimten sprak mij aan. Ruimten vol boodschappende
melancholie.  Deze eigenschappen en de
idee van de meerduidige blik, dit is het wat heel de tentoonstelling Tablatuur bij elkaar bracht. 
HVC: Is deze reeks eigenlijk afgesloten? Komt
nu de reeks Le Mont Analogue? Hoe is
dat voor jou in het atelier als je aan een nieuwe reeks begint? Is dit een
beetje tabula rasa, opnieuw vanaf een wit doek beginnen of hoe zie je dat dan?
VB: Hilde
toch, dat zijn weer veel vragen tegelijkertijd! (lacht) Nee, het is geen tabula
rasa en ook geen nieuwe reeks. Het is een verderzetting van de idee van de
waarneming. Voor deze tentoonstelling ben ik getriggerd geweest door een boek
van de Franse schrijver  René Daumal. In Le Mont
Analogue
– een boek dat trouwens nooit is afgewerkt omdat hij vrij jong
overleden is. Alleen dat aspect al maakt het boek bijzonder want doordat je op je
honger blijft, is het verhaal voortdurend in evolutie. Enfin, in Le Mont
Analogue
word je meegesleept in een verhaal van acht avonturiers op zoek
naar de hoogste berg ter wereld. Alleen bestaat die berg niet, deze is
onzichtbaar en bevindt zich in een soort van tijdskromming. Uiteindelijk weten
ze na lang parlementeren alsnog door deze kromming heen te glippen en staan ze
aan de voet van een gigantische berg. De gesprekken en het geloof in de zaak van
al de verschillende avonturiers net voor ze de kromming weten te vinden, boeiden
mij het sterkst. Alle acht, met elk hun eigen achtergrond, staan voor een
ondoordringbare filter, die ze elk met hun eigen blik trachten te verklaren
en/of te begrijpen om het onzegbare zichtbaar te maken.
HVC: Is het dan de toeschouwer die het
schilderij afmaakt?
VB: In
mijn nieuw kunstenaarsboek Parafrasen,
dat wordt uitgegeven naar aanleiding van de tentoonstelling Le Mont
Analogue
in de Garage, staat een citaat van de Franse schrijver François
Cheng.
Kortweg komt het erop neer dat
de wolk ontstaat uit de buik van de berg en eens naar de hemel gestegen wordt
de wolk op haar beurt regen en die neerslag maakt de berg groen. In deze
circulaire beweging steunt de berg onophoudelijk de wolk en wordt de berg steeds
weer door de wolk gesteund. De twee hebben een constante relatie van geven en
nemen.
HVC: Wordt het nieuwe boek een vervolg op
Herbarium? Bevat het dan werken vanaf 2011 tot vandaag als een soort van
vervolg op het eerste boek?
VB: Ja, Parafrasen is een soort van vervolg. Met
het eerste boek wou ik klaarheid scheppen tussen alle verschillende disciplines
waarmee ik bezig ben. Er waren toen veel mensen die de samenhang niet meer
zagen tussen mijn schilderijen, tekeningen, video’s en installaties.  De nadruk ligt nu veel meer op de bronnen die
ik gebruik om tot mijn beelden te komen.
HVC: Waarom heb je voor de titel Herbarium
gekozen?
VB: Herbarium
is een structuur, een manier om zaken te bewaren, maar ook om te tonen. De
drang helderheid te brengen in alle verschillende wegen die ik bewandel werd
gevisualiseerd door een plant met vijf verschillende takken met blad en aan de
stam de wortels. Aan de basis of de wortels zoals je wil ligt de schilderkunst en
van daaruit ontspruiten er vijf vertakkingen: gestualiteit, point de vue,
luminositeit, structuur en directheid. Met die kernwoorden bespeel ik de verschillende
media waarmee ik werk. 
HVG : Trouwens proficiat met je boek
‘Herbarium’. Ik vind het één van de mooiste boeken die ik ken. De tekeningen,
de spielereien, de flapjes …
VB: De
fiches of flapjes zijn heel belangrijk, ze zijn gelinkt aan de vijf
kernwoorden. Het principe is dat je in een herbarium allemaal losse fiches hebt
die je kan verschuiven om bepaalde relaties te maken op basis van mogelijke
verwantschappen. Sommige kennen mijn werk eerder vanuit de installaties, weer
anderen enkel van de schilderijen of de tekeningen en nog anderen vanuit de
videowerken. Het hele boek was opgevat om die onderlinge verbanden te
bewerkstelligen. 
HVC: Ja, dat klopt, ook ik kende je vooral
als schilderes.
VB: Dit
heeft er mee te maken dat je een installatie enkel bouwt in de context van een
tentoonstelling en dan is er wel een budget voor nodig. In België zijn er nog
niet zoveel gebouwd, een vijftal. De installaties zijn voor mij even belangrijk
als de schilderijen en de tekeningen. In Nantes (2010) hebben we een mooie
installatie gebouwd Dérives-Ontdubbeling.  De kijkdoos gaf een zicht op de onderkant van
Nantes. Als toeschouwer moest je een tunnel in die helemaal zwart geschilderd
was, een tunnel van 17 meter lang die half over het water hing. Dominique
Leroy, een Franse kunstenaar, had hieraan een geluidsinstallatie gekoppeld. De
klank bestond uit geluiden uit de rivier en die weergalmden in de kijkdoos.  Het was een hele belevenis, al wandelend werd de
tunnel alsmaar smaller en smaller. Sommige mensen stopten na een paar meter, omdat
ze bevangen werden door de verkleinende ruimte die op het einde slechts 15 cm breed
was. Het uiteinde van de tunnel was open. Een kleine vierkante opening van 15
op 15 cm zodat er een soort van lichtflits werd gevormd aan het einde van de
tunnel waar de toeschouwer door de tunnel naar toe liep of liever door werd
aangezogen. Telkens met ander licht op ieder moment van de dag. Dat is het
verhaal van de filters die terug komen.
In Transit
bij de tentoonstelling Tablatuur 2014,
heb ik een gelijkaardige kijkdoos gebouwd, zowel interieur als exterieur. De
koker was gericht op een bakstenen muur. Voor sommigen niet meer dan een ondoordringbare
muur. Dat is het ook, maar ook niet. Zie het als een soort van ervaring. Het
gaat over standpunten nemen en hoe je naar de dingen kijkt en hoe je de dingen
interpreteert.
HVC: Hebben je installaties als doel om de
vraagstelling te bekomen wat kunst betekent buiten de ruimte van het
museum?  Als schilder ben je alleen in je
atelier bezig, bij het bouwen van de installaties moet je een gans team
aansturen. In een museum weten de mensen dat ze kunst gaan zien en vaak ook van
wie. Terwijl iemand die bijvoorbeeld in Nantes passeert, een toevallige passant
is.

VB: Voor mij
is het exterieur ook belangrijk, in het museum of de galerie heb je altijd het
kader of de context met een bepaalde uitleg of achtergrond. Terwijl op de terril
of aan de oevers van de Loire in Nantes, mensen meer moeite moeten doen.  Het vraagt participatie van de toeschouwer
wiens leefomgeving wordt verstoord door deze tijdelijke ingreep. Net die
ervaring vind ik interessant .



Vide-Plein
III, P28, 2014, 180 x 220 cm.
Oil on canvas Courtesy galerie Transit, Foto Michael
De Lausnay


Vide-Plein
III, P29, 2014, 190 x 250 cm.
Oil and mixed media on canvas, Private collection

HVC: Je residentie in China resulteerde in
twee tentoonstellingen namelijk in De Bond in Brugge en BE PART Waregem.
VB: Klopt. In
BE PART toonde ik Lumiéres Imperiales. Een
video installatie met drie projecties en vier geluidsbanden die samen een
totaalervaring genereerden. Verwant aan deze video installatie heb ik in De
Bond allemaal korte videofragmenten van indrukken en momentopnames
gepresenteerd. Deze fragmenten werden geprojecteerd in, op en onder een houten
constructie die de helft van de ruimte innam en waarop de toeschouwer bovenop
de constructie een panorama had. Het geluid van alle fragmenten was verwant aan
de overweldigende indrukken die ik in China onderging en bouwden op in
crescendo om vervolgens zonder geluid te vallen. De korte stilte maakte het
mogelijk om naar de schilderijenreeks Health
and Care
te kijken die daar ook gepresenteerd werden hingen. In deze
tentoonstelling kwamen de verschillende blikken samen in één verhaal.
Wat me
misschien nog meer heeft beïnvloed tijdens deze residenties is traditionele
Chinese schilderkunst en de literatuur van François Cheng hierover. Vooral via
zijn boek Vide – Plein ben ik me
intens gaan verdiepen in het concept van de volheid versus leegte. Vanaf 2009
ben ik dit concept beginnen uitwerken in een reeks schilderijen en tekeningen.
Cheng heeft het onder andere over dat vanaf het moment dat je een punt op het
blad zet er een vibratie, een kracht ontstaat. De expressie – de kracht van de
geste maakt dat een punt genoeg kan zijn binnen de witte ruimtelijkheid van het
blad. Schilderkunst gaat over een gelaagdheid, interactie. Het is nodig om na
te denken wat je naast elkaar zet en waar je de dingen plaatst. Maar in de
Chinese schilderkunst gaat het ook over het atmosferische perspectief – over de
geste, zodat het schilderij een spanningsveld wordt. Dit aspect heb ik
geprobeerd vanuit een Westerse manier te analyseren, waar ik tot nog toe mee
bezig ben. De bouwsteen, de snedige toets en de verleiding van de verf.



Interpuncties
P10, 2014, 190 x 220 cm. Oil and mixed media on canvas, Courtesy galerie
Transit,
Foto Michael
De Lausnay



HVC: Soms krijgen we teveel informatie
bijvoorbeeld in de reeks Health and Care
en Landscape on Table beiden uit 2008.  Ik wil als toeschouwer niet altijd teveel
informatie op voorhand krijgen of weten wat je nu juist hebt geschilderd.
Hierdoor verdwijnt voor mij de romantiek en de mogelijkheid tot dromen.

VB: Je bent
niet de eerste die dat zegt, maar net zoals de vreemde toestellen in de Health and Care zijn de eerste
tekeningen van Vide – Plein gebaseerd
op een banaal droogrek waarop handdoeken hingen. Juist in het banale en het
alledaagse zit vaak de mogelijkheid verscholen tot poëzie. De vreemde
toestellen zijn geschilderd uit een soort van verbazing. Oorspronkelijk wist ik
echt niet voor wat deze metalen constructies dienden. Ze leken mij folies in
het landschap, te vergelijken met nagemaakte ruïnes of exotische theehuizen in
landschapsparken. Toen het uiteindelijk gymtoestellen bleken te zijn, was mijn
verbazing groot. Floris Dehantschutter benoemt sommige van mijn toetsen in mijn
schilderijen humoristisch en noemt ze visuele kwinkslagen. Bijvoorbeeld kleine baksteentjes,
trappen of mini muren. Interpuncties die het de toeschouwer makkelijker maken
om iets te herkennen in de chaos van het totaalbeeld. De gymtoestellen in Health and Care zijn in dat opzicht
humoristisch te noemen en met de nodige ironie te bekijken.

HVC: Ik denk dat we een mooi verhaal hebben
om af te sluiten. Wat ik toch nog wil vragen. Je woont boven het atelier met je
gezin. Je geeft les. Als je thuis komt ga je dan sowieso naar je atelier? Moet
je man je daar ’s nachts komen zoeken? 
VB: Sinds ik
kinderen heb, wordt het nachtleven in het atelier zeldzaam. Ik ben wel een
multi-tasker zoals de meeste vrouwen. Eerlijk gezegd krijg ik veel ruimte
binnen het gezin om te kunnen werken wanneer ik het voel. Ik kan thuis komen,
een uur met de kinderen spelen en nadien voor uren verdwijnen in het atelier om
weer boven water te komen om te koken. 
HVC: Is het een cliché dat je naar het
atelier komt als je ‘het’ voelt of ga je sowieso naar het atelier ook als je
‘het’ niet voelt? 
VB: Ik ga
sowieso, ook als ik ‘het’ niet voel. Dan kijk of lees ik. Ik heb wel mijn vaste
atelier-dagen naast het lesgeven en ik probeer hier niets tussen te laten
komen.
HVC: En dan de laatste vraag: heb je
daarnaast nog een hobby?
VB: Awel
Hilde: koken! Dat ligt in het verlengde van schilderen: kleuren, smaken en
structuren. Niets ontspant me meer dan in de keuken met eten bezig te zijn.
Moest ik nog een tweede leven krijgen dan zou ik op professioneel vlak koken. 
Hilde Van
Canneyt, 2015

  
Virginie Bailly stelt tentoon:

Le Mont
Analogue,
De Garage,
Mechelen van 2 april tot 31 mei 2015
A fraction too much friction, D’apostrof
Kunstengalerie, Meigem, groepstentoonstelling met V
irginie
Bailly, Sofie Haesaerts en Ermias Kifleyesus, van
3 mei
tot 7 juni 2015

Parafrasen, Kunstenaarsboek uitgegeven ter gelegenheid
van de tentoonstelling Le Mont Analogue. Uitgegeven door Cultuurcentrum
Mechelen,
ISBN 9789077193464

www.virginiebailly.be
http://www.cultuurcentrummechelen.be/tentoonstellingen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *