Categorieën
Interview Uncategorised

Interview met Alda Snopek

vorig interview: Stefan Vanfleteren (Budafabriek, Kortrijk) 
volgend interview: Ronald Noorman (galerie Kristof De Clerck)

Interview met Alda Snopek (1971), Gent, april 2013.

Hilde Van Canneyt: Kan je even kort de evolutie van je
werk en van jezelf als kunstenaar schetsen?
Alda Snopek: Als ik één
belangrijke generalisatie over mijn evolutie als kunstenaar kan maken, is dat
het feit dat ik tot een steeds grotere abstractie gekomen ben in mijn beelden.
Ik ben vertrokken vanuit de speelfilm, wat een sterk narratief karakter aan
mijn werk gaf maar algauw had ik het gevoel dat het niet het juiste medium was
om me mee te werken, hoewel ik het nog steeds een fascinerend medium vindt (het
gegeven van de ‘zwarte doos’, de onderdompeling, de intense emotie die bijvoorbeeld
een gezicht kan oproepen,…). Later heb ik met montageprogramma’s leren werken
en heb ik het pad van de videobewerking bewandeld. Daardoor kreeg ik een
grotere vrijheid over mijn werkproces en had ik alles in eigen handen, wat niet
bij speelfilm het geval is.
Door toevallige
ontmoetingen met andere kunstenaars uit het o.a. theater en de
performancekunst, is mijn werk een meer hybride vorm beginnen aan te nemen.
Voor de opvoering van ‘Vers’
bijvoorbeeld in de Vooruit (2004, i.s.m. Ilse Roman en Els Soetaert), combineerde
ik voor het eerst theater, performance en videokunst. Het was een divers installatie-parcours
waarin de toeschouwer zich kon onderdompelen in een landschap van zintuiglijke
indrukken. Ik zag in hoe je aan de ruimte een fysieke beleving kan geven door
te spelen met ‘codes’ uit de beeldende kunst, theater en performance.
Video-installatie en
theater hebben veel overeenkomsten wat betreft hun mise-en-scène. Ze spelen
zich beide af in een obscure ‘donkere doos’, je kiest zelf wat je uitlicht en
je denkt na over hoe de toeschouwer dit gaat ervaren. Ik participeerde zelf aan
de performance en gebruikte voor het eerst mijn eigen lichaam als
projectievlak. Ik ontdekte het effect van projecteren met diepte, dus op
voorwerpen die op een verschillende afstand van de projectiebron staan. Ik kan
niet ontkennen dat ‘Vers’ een
belangrijke schakel was in mijn werkproces. Later in het kunstencentrum croxhapox
heb ik geprobeerd om de essentie uit deze performance te destilleren. In de croxhapox
heb ik vaak dingen kunnen uitproberen. Ik zag het als een soort labo voor artistiek
onderzoek en experiment in een ongedwongen sfeer, met vooral veel ruimte voor
installatiekunst.
In’Tunnelvision'(2005) werkte ik het idee
verder uit van de ontdubbeling van het videobeeld en projecteren in de diepte. Daarbij gebruikte ik een smalle tunnel
in combinatie met een transparant rasterscherm en een performance van mezelf.
Op dat raster projecteerde ik het beeld van de tunnel. Door het scherm heen zag
je ook de tunnel zelf. Op die manier kreeg je een ontdubbeling van het beeld en
de ruimte. Wanneer je het geheel waarnam in de ruimte, had dit het effect van
een optische illusie en werd je waarneming in vraag gesteld. Het spel tussen
illusie en werkelijkheid was een interessante invalshoek en dat zou voortaan
aan de basis liggen van al mijn werk. Video werd voor mij een manier om de
misleidende en de onvatbare aard van de werkelijkheid te onderzoeken. 
Mijn performance
bestond uit eenvoudige handelingen zoals duwen of mezelf afstoten tegen de muur.
Dit kon geïnterpreteerd worden als een gevecht met de materie en de
zwaartekracht. In de projectie verschoven de muren dan ook echt tijdens het
afduwen. Zo probeerde ik het soms onvervulbare verlangen te schetsen om in te grijpen
in de werkelijkheid.

Tunnelvision
HVC: Hoe ben je dan tot die abstractie gekomen?
AS: Dat verliep in
verschillende stappen. De video-installatie-performance ‘SOFah’ (2006) eindigde met het beeld van een landschap van energiebanen
(meridianen) die het lichaam in- en uitvloeien. Dat associeerde ik plots met de
plattegrond van een stad en toen kwam ik op het idee om dat beeld te
projecteren op een lichaam om de lagen van het innerlijke lichaam te verbinden
met stadsweefsels. Dat werd dan ‘Hugr’
(2007) dat ik in Noorwegen uitwerkte. Maar gaandeweg zag ik dat het beeld een even
sterke corporele gewaarwording evokeerde, ook zonder het lichaam te tonen. Dit
gegeven van een lichamelijk en fysiek aanvoelen in een abstract beeld heb ik
dan doorgetrokken  in al mijn latere werk
en op talrijke  andere ‘materie-beelden’:
topografische berglandschappen, geologische formaties, steen- en rotszichten of
animistisch aandoende aerials. Plots
kwam alle schijnbaar ‘dode materie’ tot leven, werd alles bezield, alles werd
letterlijk ‘ge(re)animeerd’!
Sofah
Hugr
HVC: Kunstcritica Sofie Van Loo schreef over jou: “De
kunstenares wil binnendringen, doordringen in het onzichtbare en
oninzichtelijke kluwen van een persoon, een ding of een moment, maar ook het
ontnuchterende besef van onmogelijkheid om het ten volle te kunnen opnemen of
innemen van alle nuances en subtiliteiten in een persoon, een ding of een
moment zonder in een destructieve daad over te gaan.” Past dit binnen de idee
van het vasthouden van beelden en mensen?
Metramorphoses
AS: Absoluut. Zoals
ik zei gebruik ik video om door te dringen in de materie en om diepere, soms
onzichtbare lagen te onthullen. Maar je kan het ook zien als een poging om de
realiteit te manipuleren: je kan ermee ingrijpen in de tijd, de tijd vertragen
of stilzetten, het vervormen,…  
Het liefst van al zou ik tot een gecondenseerd beeld willen komen waarin alle
facetten van één werkelijkheid in vervat zitten. Hoe dat er moet uitzien, weet
ik niet, maar dat imaginaire beeld draag ik ergens in mij.  Maar eigenlijk gaat het vooral over een
aftasting van grenzen op alle vlakken: van realiteit, van objecten, mensen, het
beeld zelf, de totstandkoming van een beeld, de mechanismen die een beeld
bepalen…. Ik stel vast dat mijn ‘onderzoek’ is begonnen bij de nabije omgeving
met zaken als het menselijke lichaam. Daarna heb ik de ruimte van de stad als
vertrekpunt genomen en nog later het landschap. In recent werk bekijk ik het
vanuit een kosmische invalshoek en gebruik ik de ruimte en zijn hemellichamen
als inspiratiebron. Alsof de beleving van ruimte zich steeds verder uitbreidt
en de begrenzingen vervagen, de materie steeds ijler wordt, en zich losmaakt
van de zwaartekracht.

HVC: Wat is het idee achter ‘Metramorphoses’ uit 2007.
‘Metramorphoses'(2007) is ontstaan vanuit de performance-installatie ‘SOFah'(2006) en de video-installatie ‘Underground'(2006) en groeide uit tot
een op zichzelf staand tweeluik dat als een ‘film’ kan worden vertoond, dus
zonder de hele installatie waar het ooit deel van was. Bij de installatie-vorm
werden de beelden opnieuw via een transparant rastergaas vanuit de hoogte op
mijn lichaam geprojecteerd, zoals ik al bij ‘Tunnelvision’ deed. ‘Metramorphoses’ toont hoe een lichaam
onder invloed staat van allerlei krachten en invloeden die op hem inwerken, hoe
die in -en uit het lichaam vloeien en hoe dit je vormt tot wie je bent, je letterlijk
in ‘vorm’ brengt! Dat kunnen invloeden zijn van buitenaf, van binnenuit, mentale
krachten of gevoelens, aardse of kosmische krachten,…
Bij ‘SOFah’, het eerste luik,
‘zoomde’ ik dus  in op het lichaam, bij ‘Underground’ ‘zoomde’ ik uit tot in de
kosmos en zo werd ‘Metramorphoses’, via
 het lichaam, een weergave van een micro-
en een macroscopische inkijk waarbij simultaan 
de verschillende ‘lagen’ worden blootgelegd. Het spreekt voor zich dat
de installatie vorm van ‘SOFah’ nog
beter die zichtbare/onzichtbare lagen kon weergeven omdat ik daar terug met het
gaasschermstructuur kon werken (wat niet bij een film kan). Ook de opstelling,
naar analogie met het anatomisch theater, waarbij je van bovenuit het lichaam kon
inkijken, paste helemaal binnen het idee van inzicht/doorzicht/overzicht. De
toeschouwer kon dan ook een speciale constructie betreden waarbij ze me in een
diep ‘gat’ zagen liggen. Zo lag ik in een soort van imaginaire CT scanmachine,
waarbij bij elke scanbeweging een nieuw lichaamsdeel blootgelegd werd. Er
ontstond een spel van verschillende ‘entiteiten’ die wriemelend in, uit en over
elkaar bewogen, als een soort van krachtmeting tussen het fysieke lichaam en
het mentale lichaam(ego, gevoelens, gedachten), tussen het materiële en het
niet-materiële lichaam.
Uiteindelijk
ontstond een onoverzichtelijk kluwen van zenuwbanen waarbij het lichaam naar een
abstract landschap transformeerde. De idee hierachter is dat de wetenschap
zogenaamd inzicht in het kleinste deeltje wil geven maar uiteindelijk moet
toegeven (of niet), dat hoe dieper je in de materie doordringt, hoe
mysterieuzer en onverklaarbaarder de
dingen worden. Het spel van illusie en realiteit was het sterkst uitgewerkt in
deze installatie. Mensen kwamen volledig gedesoriënteerd terug buiten. Ze
wisten niet meer of ze nu een echt lichaam of een geprojecteerd lichaam gezien
hadden, of verschillende lichamen tegelijk. Je kon het echt niet weten, maar
als je goed keek zag je wel tussen de lagen door mijn ogen glinsteren vanonder
het projectiegaas.
De mensen werden ook
letterlijk in het gat ‘gezogen’ omdat ik een subtiel spel speelde met de
beweging van het beeld: ik liet het langzaam zakken, dan weer traag naar boven
komen enz… Dit idee werkte ik verder uit in ‘Hugr'(2007),  in combinatie
met gaten en andere ‘zuigkrachten’.
Sofah
Sofah
Sofah
Hugr
HVC: Ik las ook dat veel van je werk eigenlijk een
tweeledig leven leidt. Hoe gaat dat in zijn werk?
AS:  Zoals ik daarnet vertelde over bijv. Mertamorphoses is dat een bundeling van
twee installatie-performances die uiteindelijk één autonome film is geworden om
dan weer op een ander manier te kunnen vertonen. Soms komen er ook fotoreeksen
uit de werken voort. Door de complexiteit van sommige installaties kan mijn
werk niet zo makkelijk overal vertoond worden en ben ik steeds op zoek naar
manieren waarop dat wel kan, zonder afbreuk te doen aan het werk natuurlijk.
Maar soms werk ik graag op situ en vind ik het een uitdaging om op de plek zelf
een video-installatie te maken, rekening houdend met de sfeer en grootte van de
ruimte zelf. Zo kwam ik voor talrijke verrassingen te staan, door noodgedwongen
op een ander manier over de presentatie van mijn werk  te denken. En dus ook over wat de mise-en-scène van een video-installatie allemaal
kan inhouden. Alleen al de grootte en de schaal van een videobeeld is zo
bepalend voor de impact ervan, maar daar bedoel ik niet mee dat hoe groter het
beeld, hoe meer impact! Dat is dus één van die verrassingen bijvoorbeeld.
Sofah
HVC: Ben je zo streng wat betreft de opbouw van je
installaties?
AS: Toch wel. Het
effect van een projectie is sterk afhankelijk van de kwaliteit van je ruimte ,
het projectievlak en installatie zelf. Alles moet nauwkeurig geplaatst worden.
Ik werk ook graag met speciale materialen om op te projecteren. Ik betrap
mezelf er soms op dat ik disproportioneel veel tijd besteed aan dat soort
zaken. Zelfs de keuze van de juiste beamer om de juiste contrast- en
zwartwaarden te vinden, kan een tijdrovend proces zijn. Het is alsof ik in
video het gevoel van een warme filmkorrel wil oproepen. Je mag een scherm of
eender welk projectieoppervlak ook niet enkel aanzien voor wat het is. Ik zie
een projectiescherm meer als het canvas van een schilder. Je moet het bewerken,
je moet het voorbereiden, het moet materieel worden. De beelden moeten meer
worden dan de vlakke projectie van pixels, ze moeten echt tot leven komen. De
materialiteit en de textuur van het scherm is belangrijk. Je moet zin hebben om
het aan te raken. Je moet zin hebben om in het beeld te willen stappen. En dan
heb je nog de rasterschermen natuurlijk, die een drie-dimensioneel doorzicht
geven en de vlakheid van het scherm doorbreken.




Hugr
HVC: Dan is er nog je werk ‘Bound’ uit 2009. Hoe ging
je hierbij technisch te werkt?
AS: Na Hugr(2007) werkte ik de techniek verder
uit om fotografische beelden te animeren met de computer en er kleine
bewegingen aan toe te voegen. Maar eerst was er nog Drift (2008) waar ik verder wou werken met geabstraheerde
geologische ‘organismen’, alsof je via openschuivende gaten en spelonken, naar
de binnenkant van de aarde kan kijken. Drift
kan ook gelezen worden als een sensueel samenkomen tektonische aardplaten. Daar
werkte ik voor het eerst op twee naast elkaar staande en uitstulpende schermen.
Bound(2009)  is eigenlijk veel eenvoudiger wat montage en
creatie betreft, maar er gebeurt wel veel in de vorm zelf, hoewel het geheel
slechts heel traag beweegt.
Ik kan heel lang op
zoek zijn naar een bepaald beeld dat me blijft boeien. Ik moet er als het ware verliefd
worden want ik moet er ook lange tijd mee werken. Het moet ook een bepaalde ambiguïteit
in zich dragen waardoor je de structuur of materie niet onmiddellijk kan
thuisbrengen. Als het te herkenbaar is dan moet ik het herwerken tot een
bepaalde graad van abstractie is bekomen, zodat het beeldmysterie behouden kan
worden. Anders is het spel voorbij.
Zo werd ik voor Bound geboeid door bepaalde details uit
een bronzen sculptuur. Tegelijk riep de structuur ook associaties op met steenkool,
gestold lava-gesteente en zelfs met plooien en gewaden uit de barok. Ook een leder-huidachtig
gevoel zit er in. Je weet niet of je het van heel dichtbij ziet of van veraf. Die
dubbelheid boeit mij.  Ik ben vertrokken
vanuit de vraag hoe ik vaste materie als steen een vloeibare indruk kan geven. Of
ook hoe verbeeld je een stollingsproces waarbij tegelijk de stolling en de
steen in één beeld vervat zitten… Zo is ook bewezen dat bepaalde substanties
die solide lijken, eigenlijk vloeibaar zijn. Maar ook speelt mee dat de
vastheid van materie vanuit wetenschappelijk kant gezien, ook slechts een
illusie is. En zo zijn we terug bij de illusie van materie… 
Bound
Drift
Drift

HVC: Wat was je vertrekpunt voor ‘Mu’ uit 2010?
AS: Dat kwam voort
uit een foto die ik genomen had van een bepaald soort substantie dat tegelijk
kobalt, kwikzilver en gesmolten was evokeerde en dat in zijn geheel gezien
precies een brok meteoriet leek, een stuk oermaterie als het ware. Dat vond ik
een boeiend vertrekpunt en zo kwam ik op het idee van een soort van zwevende
meteoriet dat van boven in het beeld komt en daar blijft hangen of drijven. Je
kan het nooit helemaal zien. De bewegingen zijn uiterst minimaal.
Het enige wat
‘gebeurt’ of dat je ziet is een soort van cyclus van uitzetting en verdichting
van de vorm. Er zitten ook terug vloeibare kwaliteiten in het beeld, dat alles
subtiel laat stromen, als een soort van levenskracht, als een eeuwig voortstuwend
evolutieproces. Maar het kan ook gelezen worden als een abstract of alchemisch wordingsproces
van transformerende substanties. Het is de bedoeling dat de verbeelding van de
kijker wordt aangesproken. Je kan het ook zien als een stollingsproces van de
verbeelding. De uitdaging lag erin om in één beeld verschillende beelden of
‘toestanden’ te kunnen ervaren en verbeelden.
Mu

Mu
HVC: Is dit een vaste procedure voor jouw werk?
AS: Het staat niet
vast, maar het is een werkwijze die comfortabel voelt voor mij en die aansluit
bij wat ik denk en ervaar. Ik heb er ook enige tijd over gedaan om tot dat
soort van beeldtaal en abstractie te komen. Zoals ik al zei: “Ik ga op zoek
naar een beeld dat mij raakt of fascineert en daar ga ik mee aan de slag. “
HVC: Sommige van jouw werken zijn doorspekt van duistere
motieven en sferen. Doe je dat bewust om de kijker mee te zuigen in je werk?
AS: Ik vind dit zelf
niet echt duister. Ik probeer het ook niet bewust ‘unheimlich’ te maken. Ik
begrijp wel waarom je dit vraagt, maar het is een soort duisternis die mij
aanspreekt. Er zijn simpelweg meer vraagtekens bij te praten dan bij het
heldere en het klare. Voor mij zijn het beelden die me enorm tot rust brengen. Ik
vind ze meditatief. Het is ook een beetje mediteren en reflecteren over vormen,
materie en ruimte. Het enige akelige is misschien dat de beelden niet helemaal
te verklaren zijn en dat dat sommige mensen onrustig maakt omdat we geneigd
zijn alles te willen benoemen en te categoriseren. En dat is nu juist wat ik
niet wil doen. Bij sommige video’s speel ik ook met  klanken en tonen die de kijker in een bepaalde
‘mood’ brengt. Je kan zo onmiddellijk in de realiteit van het beeld ‘stappen’
en de rest rond je vergeten.
Voor sommige mensen
kan dit dan inderdaad een soort van trance opwekken. Ik probeer wel een zeker soort
van bewustzijnsverruimend effect teweeg te brengen. Maar dat is vooral omdat ik
ruimte wil vrijmaken voor de verbeelding en het invoelingsvermogen van de
kijker zelf. Uiteindelijk moet het werk eigenlijk gewoon ervaren en gevoeld
worden. Nadenken over het narratieve is hier niet van toepassing. Het gaat dus
ook niet over wat je kan zien in bepaalde vormen. Het gaat over een intuïtief
aan- en invoelen van de beelden en de muziek. Je moet het beeld kunnen worden.
HVC: Werkt dit drempelverlagend?
AS: Ik denk van wel.
Om te voelen heb je geen achtergrond nodig, het is een puur zintuiglijke
waarneming en ervaring. Je kan er meer achter zoeken maar dat hoeft niet.
Hugr
HVC: Je werkt nu meer met fotografie. Had je een
gevoel dat je een beetje verzadigd was?
AS: Misschien wel. Ik
had een bepaalde graad van verstilling bereikt in mijn videobeelden en het was
alsof de volgende stap letterlijk het stilstaande beeld zelf was, terwijl
aanvankelijk het stilstaande beeld – vreemd genoeg – mijn vertrekpunt was voor
mijn video’s. Ik zie dit als een overgangsfase waarin ik mijzelf als kunstenaar
en mijn werktools in vraag stel. Ik wil mijn verhaal op een andere manier brengen.
Fotografie als medium trekt steeds meer mijn aandacht omdat het een frisse en
concrete kunstvorm is  waarbij je sneller
tot een tastbaar resultaat komt. Ik had er een beetje genoeg van uren stil
zitten achter een computer om tot een werk te komen. Mijn interesse gaat vooral
uit naar de beeldende mogelijkheden die binnen het medium verscholen liggen, eigenlijk
een beetje zoal ik het medium video heb verkend. En uiteindelijk gaat mijn
onderzoek naar de aard van de materie gewoon verder maar dan via een andere
tool. Zo heb ik heb een tijdje plastic als fenomeen onderzocht. Het is een
fascinerende stof. Je kan het smelten om verschillende vormen te bekomen, het
kan stollen, het is heel modelleerbaar. Zo heb ik maquette-achtige plastieken
‘landschapjes’ gemaakt en gefotografeerd onder verschillende lichtomstandigheden.
Bij sommige beelden leken het perfecte imitaties van geologische formaties of berggezichten. Onrechtstreeks maakte ik een link met het maakbare, manipuleerbare
landschap dat ons vandaag omringt en waar het onderscheid tussen echt of
kunstmatig heel klein is geworden. Zoals bijvoorbeeld vele zee- en luchtdieren
geen onderscheid meer kunnen maken tussen sommige glimmende (micro)plastics en
echt voedsel, in een zee die hen niet meer toebehoort of in een landschap dat
binnenkort gepatenteerd zal zijn.
 Alle pistes die hieruit voortgekomen zijn,
zijn momenteel fotografisch van aard en stel ik momenteel tentoon in croxhapox
onder de vorm van een experimentele lichtbak. En ook nog videowerk natuurlijk!
Malleabilities

Hilde Van Canneyt,
copyright 2013, met dank aan croxhapox

Alda Snopek stelt
tentoon
:
Breda: Lokaal 01, Breda: The Final Show: 20/04 – 23/06/2013 www.lokaal01.be
Gent: Kunstencentrum Croxhapox:
soloshow: 12/05 – 9/06/2013 www.croxhapox.be
Kortrijk: Kunstwandeling ’Kortrijk
Vlaandert, van provincie naar provincie’: opening do 04/07 vanaf 14u – finissage
18/08/2013
Open op do, vrij, za
en zo van 10u tot 17u.
Voorlopige website:
www.kortrijkvlaandert.org

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *