Categorieën
Interview Uncategorised

Interview met Stephan Vanfleteren



Interview van
Stephan Vanfleteren (1973), Kortrijk, maart 2013.


Fotograaf
Stephan Vanfleteren heeft er letterlijk de laatste loodjes opzitten. Na weken
te hebben doorgewerkt aan zijn loden boeken en fotoinstallatie ‘Façades en
vitrines’ in de Kortrijkse Budafabriek én na de vernissage goed te hebben
benuttigd en verwerkt, tref ik hem daar de day after, net voor hij kan bekomen
van de hele voorbereiding.


Hilde
Van Canneyt: Laten we beginnen met je laatste tentoonstelling ‘Aller Retour’,
die nu – samen met Carl De Keyser en Bieke De Poorter – loopt in de Kortrijkse
Budafabriek. Behalve dat je foto’s nu in kleur zijn in plaats van zwart-wit en
het inhoudelijk op het eerste zicht over dode materie gaat in plaats van over
mensen, gaat de reeks eigenlijk des te meer over mensen: de middenstand en de
crisis.
Het
lijkt alsof je het verleden fotografeert, maar eigenlijk gaan de foto’s over
het heden. Visueel verdwijnt dit beeld ook beetje bij beetje uit het straatbeeld.
Politiek zegt het iets over de staat die het de zelfstandigen en middenstanders
niet gemakkelijk maakt. De reeks gaat ook over de geld- en
consumptiemaatschappij waarin we leven, zoals al die shopping malls die –
ik-weet-niet-wie-dit-toelaat – allemaal gebouwd worden buiten de stad, waardoor
mensen niet meer in de stad komen en de stad niet meer draait, de horeca niet
meer volzit, enz…
In
de eerste plaats bewaar jij dit dus allemaal.
Stephan
Vanfleteren: Even inpikken op jouw uitspraak “Je fotografeert het verleden,
maar ook het heden.” Neen, ik fotografeer het heden, als fotograaf kan je nooit
het verleden fotograferen. Je fotografeert wat er nu nog is, maar het heden
verwijst soms wel naar het verleden en soms ook naar wat de toekomst zou kunnen
zijn. Er is wel inderdaad altijd een blik naar het verleden: de winkels die ik
allemaal fotografeer – de meeste toch – zijn winkels die ooit open waren en
ooit hopelijk bloeiend waren en nu leeg zijn.

HVC:
Bij mensen is het toch ook zo? Als je iemand fotografeert is dat eigenlijk ook
het verleden van die persoon dat je fotografeert.
SVF: Ik vond
het ook heel mooi wat Jan Hertoghs schreef: “Als je mensen fotografeert en
mensen worden ziek, verslijten en gaan dood, worden ze begraven en zien we ze
eigenlijk niet meer. Een winkel is iets anders: een winkel die draait een lange
periode en sluit tenslotte. Vaak blijft het pand heel lang leeg staan en wordt
het dan misschien afgebroken, want alles wordt ooit een keer afgebroken. De
winkel is eigenlijk dood, maar het lijk is nog altijd heel zichtbaar: als een soort
van rottend lichaam dat in verval gaat. Dat is ook soms zo pijnlijk wanneer je
in een stad gaat: het is bijna alsof je in een begrafenisauto zit en dat je
langs het kerkhof passeert. Dat vond ik een heel mooie gedachte.

HVC:
Dat is ook zo. Mijn vader is antiquair in Kortrijk en hij probeert in Kortrijk
het erfgoed en de oude dingen te bewaren, zodat ze daar niet alles afsmijten.
SVF: Ja, het is
verschrikkelijk wat er in Kortrijk gebeurde in een ver verleden. Ook op het
BUDA-eiland, als je bedenkt welke potentie je er hebt: er zijn veel fragmentjes
en dat is fantastisch, maar er zijn zoveel andere dingen errond die minder
geslaagd zijn. Het is verschrikkelijk wat er de laatste 40 jaar in Kortrijk is
gebeurd. Doe iets met die oude gebouwen!

HVC:
Helaas hebben aannemers blinkende oogjes als ze voelen dat ze iets kunnen
afsmijten.
SVF: Aannemers
denken volgens een korte termijnvisie, ze denken in baksteentjes en snel
geldgewin. Ik word daar ziek van.

HVC
Ja, in West-Vlaanderen is dat verschrikkelijk. Ikzelf woon in Gent en daar is
het beter, denk ik.
In Gent is er
een groter historisch waardebesef. Kortrijk heeft in mijn ogen minder de
historische traditie wat betreft conservatie. Kortrijk heeft natuurlijk zijn
bekendheid als designstad, wat een heel vooruitstrevende module is, maar dat
kan soms ook als een oogklep optreden. Die Broeltorens bijvoorbeeld: als je als
fotograaf de broeltorens zou fotograferen voor een historische, mooie,
toeristische foto, staat er altijd wel iets lelijks op de achtergrond. Hoe is
dat mogelijk dat er daar nooit over nagedacht is geweest. Die residentie ‘Ter
Leie’ is gruwelijk. Als je ‘den Broel’ op zich kritisch benadert, is het
eigenlijk gewoon een grote hoop bakstenen.Ook de school aan de overkant van de
Leie is niet bepaald een streling voor het oog.

HVC:
Hopelijk verbetert het nu met het nieuwe beleid.
SVF: Dat zal
moeten blijken. Ik hoop het alvast. Stefaan De Clercq was de eerste die een
visie had van hoe de stad er zou kunnen uitzien. Het belang van de Leie en zijn
bruggen is een gigantisch pluspunt. Maar al die gruwelijke gebouwen die ze
hebben gezet, dat is onherroepelijk. Als je het platgooit, is het gedaan en
keert het nooit meer terug. Vroeger was Kortrijk heel rijk. Je hebt winkels die
het heel goed doen en die denken dat ze om de vijftien jaar heel hun inboedel
moeten veranderen, kosten moeten doen en denken dat ze moeten moderniseren. Er
zijn echter zaken die vanwege financiële motieven zeggen: ‘We gaan wachten’.
Plotseling, 40 jaar later, beseffen ze dan: “Wat we hier hebben, dat is pas
goud waard”. Oude apothekers bijvoorbeeld, met houten kasten, die misschien wel
even een moeilijke periode hebben gehad, vinden soms ware schatten tussen
afgeschreven meubels.

HVC:
In Gent zie je een gelijkaardig fenomeen in de Veldstraat: alle oude winkels
verdwijnen daar.
SVF: Ja, dat is
allemaal weg en dat is de ziekte van de grote ketens: van de C&A’s en
H&M’s. Maar goed, dat is waarschijnlijk wel de wereld waar we naartoe gaan
of waar we al in zitten.




HVC:
Zo’n etalages fotograferen, is dat niet een ‘makkie’ – om het oneerbiedig te
zeggen – in vergelijking met het fotograferen van mensen? Als je naar een
persoon gaat, moet je eerst die persoon ontmoeten, maar je weet op voorhand
nooit of dat persoonlijk of ‘op fotografisch vlak’ gaat klikken of niet.
Misschien ben je ervoor zelfs wat zenuwachtig. Dat heb je met een gebouw
minder, denk ik.
SVF: Ik ga daar
meteen op antwoorden: fotografie heeft niets te maken met een
moeilijkheidsgraad. Ga bijvoorbeeld uit van een natuurfotograaf die het
volgende zegt: “Ik heb daar drie maanden in een boom gezeten, 50 meter hoog,
ergens in een oerwoud waar dat het heel gevaarlijk was.”
Dat interesseert me geen fluit. Het interesseert me niet wanneer mensen in
oorlogen risico’s hebben genomen. Nee, ik wil een goede oorlogsfoto. Ik wil een
foto die me dan frappeert om te zeggen: “Dit is een enorme conflictsituatie.”
Om terug te keren naar mijn reeks ‘Façade’: wat ik inderdaad heb gedaan is
gewoon recht voor een gebouw staan in neutraal licht. Wat was mijn verdienste
technisch gezien? Zorgen dat er een filmpje in de camera zat, dat de lens
scherp stond en dat mijn gebouw zo recht mogelijk stond – in de mate dat een
scheef gebouw soms recht kan staan – en dat is het. Creatief? Misschien niet,
maar creativiteit zit niet in het zweet van een fotograaf. Het zit niet in de
moeite. Sommige fotografen denken dat ze op hun buik moeten liggen om een goede
foto te maken of in een boom moeten klimmen om een interessant standpunt in te
nemen. Allemaal goed en wel en het kan ook zijn dat het een interessant
standpunt is, maar vaak niet. Het heeft allemaal te maken met welke keuze je
maakt en hoe je het aanbrengt.

HVC:
Wat is voor jou dan het verschil tussen het fotograferen van mensen en het
vastleggen van gebouwen?
SVF: Het
verschil zit hem vooral in het feit dat er menselijk contact is en dat je met
twee bent die iets moeten maken. Met een gebouw ben je het enige wezen en sta
je tegenover een gebouw dat vast staat, dat stil staat, dat zich niet kan
verdedigen, van repliek kan dienen of zich anders kan voordoen, want dat gebouw
staat daar te staan.


HVC:
Een gebouw kan achteraf ook niet oordelen over de foto… Ook iets waar jij
moet mee rekening houden…
SVF: Dat is ook
al zo. Dat idee schept wel een bepaalde rust. Ik vond het heel prettig om die
afwisseling te hebben. Dat was voor mij wel een heel belangrijk evenwicht. Ik
heb doorheen mijn loopbaan vaak extremen opgezocht. Vroeger waren dat
betogingen met massa’s volk en dergelijke zaken, maar zelfs dan was ik ook al
bezig met dingen te fotograferen waar ik heel rustig van werd. Ik trek het
rustige en het extreme gewoon verder uit elkaar. Ik vind dat middenveld of dat
middelmatige minder interessant. Als ik een mens fotografeer wil ik echt dicht
op de huid zitten. Dat bedoel ik niet alleen letterlijk. Ik wil echt het gevoel
of de illusie hebben dat ik die mens ergens probeer te vatten, wat een verloren
strijd is. Het is nooit door een foto dat je iemand leert kennen of doorziet.
Je probeert wel ergens dicht op iemands huid te zitten. Bij een gebouw is het
ook zo: dat je op een extreme manier zo weinig mogelijk doet. Ook in
lichtsituaties kies ik gewoon voor het licht zoals het nu vandaag is
bijvoorbeeld: bewolkt egaal licht, geen schaduw, zachtjes, het komt van boven.
Perfect. Het is geen strijklicht en het is geen prachtig warm avondlicht. Het
is geen nachtlicht, wat soms ook heel mooi is en wat ik fantastisch vind. In
deze reeks wilde ik ergens op een bepaalde manier de meest neutrale, misschien
zelfs oninteressantste lichtsituatie fotograferen. Het ging me er niet om om te
tonen hoe goed ik kan fotograferen of hoe bijzonder ik nu met kleur kan werken.





HVC:
Wat voeg jij toe/hebben jouw foto’s meer dan andere fotografen die ook
soortgelijke huizen of façades fotografeerden? Want je ziet het in een bepaalde
traditie, las ik. Zelf heb je ook een zwak voor aftakeling. In je reeks
‘Belgicum’ fotografeerde je ook wat op het punt stond te verdwijnen. Idem met
je reeks ‘En avant, marche’, met het thema fanfares en marjoretten.


In
het interview met Heleen Rodiers in 2009 zei je dat je eigenlijk een pessimist
en een zwartkijker bent en dat de foto’s van Belgicum eigenlijk meer over
jezelf gaan dan over België.  Ze vroeg
zich ook af hoe je erin slaagde je onderwerp niet te laten figureren in een
freakshow en daarop antwoordde je dat je respectvol probeert te fotograferen,
al zal je geen stap opzij zetten. Het is waardigheid versus verbloemen. Want
uiteindelijk blijft fotograferen van mensen een agressieve daad.

Je
vindt dat foto’s een lange adem moeten hebben, maar dat dat allemaal kan met
simpele ideeën.

Vind
je het lastig als je nu met je nieuwe reeks te moet verdedigen tegenover
‘andere mensen’? Of heb je iets van: “Dit zijn mijn façades, punt.”


SVF: Als je je
al moet bezig houden met wat ze in recensies gaan schrijven en wat je moet doen
opdat recensenten het interessant vinden, ben je als creatieve geest niet goed
bezig. Het is prettig dat recensenten je werk goed vinden, maar dat mag nooit
het vertrekpunt van je werk vormen. Het vertrekt vanuit jezelf en ik doe wat ik
denk dat ik moet doen. Ik heb dat altijd proberen te doen en ik probeer een
vrij mens te zijn, al stuit een mens daarbij steeds op grenzen. Ik probeer daar
echt geen rekening mee te houden. Ik had perfect op mijn zwart-wit-eiland
kunnen zitten en iedereen gunt mij die plaats daar – al vindt niet iedereen
mijn werk daarom goed – maar ik heb daar mijn plaats en ik heb mijn eilandje
waar ik mijn boompjes plant en op mijn akkertje zit bij manier van spreken. Als
ik daarnaast nu zin krijg om over te zwemmen en op een tweede eilandje ook een
palmboom te planten of snijbonen te planten, dan doe ik dat.





HVC:
Je hebt ook ergens gezegd dat deze kleurfoto’s voor jou ‘naar een publiek toe’
een proef zijn, dat misschien niet iedereen het gaat pikken. Want je hebt veel
opdrachten geweigerd nadat je voor jezelf beslist had: ”Vanaf nu werk ik alleen
nog in zwart-wit.” Je wilde voor jezelf deze restrictie opleggen. Je zag het
als een bescherming om te werken zonder afleiding. Je verborgen kleurenfilm die
onder je autozetel lag, was je geheime leventje, zei je laatst in De Morgen.

SVF: Ja, maar
als je de slaaf bent van je imago of van wat mensen zeggen, vind ik dat je
gewoon jezelf moet volgen en jezelf moet kunnen bevragen. Als je moet beginnen
rekening houden met het feit dat je publiek kritisch zal zijn, ben je zo
angstig ben je zó bezig met je carrière. Ik geloof wel in de kracht van wat ik
denk dat ik moet doen. Ik ben een gevoelsmens en natuurlijk denk ik wel aan wat
het zou kunnen zijn. Ik had het ook niet kunnen doen. Hier dúrf ik, ook naar
mijn collega’s toe. Ik leg mijn hoofd op de houten blok en als mensen mijn
hoofd willen afkappen, dan doen ze het maar, maar ik heb beslist om mijn hoofd
erop te leggen en we zullen zien wat het is. Ik heb daarnet nog eens alles wat
ik al gedaan heb doorlopen en het voelt gewoon juist aan. Ik ben een gelukkig
man als ik door mijn werk kan lopen en dat ik kan zien: “Dit is voor mij
waardevol en ik kan alleen maar hopen dat het voor andere mensen ook zo is.”

HVC:
Uiteindelijk heb je het waarschijnlijk vooral voor jezelf gedaan, maar voor
hetzelfde geld was het misschien nooit uit die doos – waarin die foto’s van
etalages bewaard werden – gekomen. Dat maakt het ook zo mooi. Het is bijna een
geheim dagboek waarvan je niet weet dat ooit iemand het bij leven zal lezen.
SVF: Ja, straks
rijd ik tegen een paal en beslist men plots: ‘Oké, we gaan zijn archief nemen
of we gaan een compilatie maken van zijn beste werken. Ik vind het altijd toch
wel prettiger om zelf die puzzel te maken in het boek. Daarin ben ik wel een
controlefreak. Ik kan wel veel loslaten, omdat ik vind dat de wereld zo complex
en gevarieerd is dat je daar geen controle over hebt, maar over boeken maken en
keuzes maken van welke foto die je naast welke foto wil plaatsen, dat vind ik
wel belangrijk en dat doe ik ook heel graag zelf. Een fotoboek bestaat niet
gewoon uit foto’s na elkaar plaatsen of je eigen honderd beste foto’s naast elkaar
plaatsen. Soms is een fotoboek veel interessanter. Als je dan toch maar honderd
foto’s mag plaatsen en als je tachtig zeer goede gebruikt, dan heb je die
twintig minder goede wel nodig hebt om ergens een brug of een verband te maken.

HVC:
Zoals bij een CD…
SVF: Ja, een CD
met twaalf fantastische nummers waardoor je bij de eerste keer luisteren van je
sokkel valt, dat gebeurt heel zelden, maar ieder nummer heeft zijn waarde.

HVC:
Voor jou is deze expo en dat boek iets wat afgerond is vermoed ik, omdat het
één verhaal is. Waarschijnlijk ga je nog wel façades fotograferen omdat het
sterker dan jezelf zal zijn, maar niet met de gedachte: ”Ik ga nu nog een deel
twee maken.”
SVF: Ja, het is
absoluut een verhaal. Als ik nu nog een façade tegenkom, dan ga ik wel even
halt houden, omdat ik zal denken van: “Oh, dat was wel een mooie geweest.” En
misschien gaat dat pijn doen. Het is nu eigenlijk afgesloten en als ik straks
in Kortrijk een mooie façade vind, zal ik opnieuw de kriebels voelen. Dat is
iets wat je altijd hebt als fotograaf.

HVC:
Blijft je kleurenkodak nog altijd
onderaan de zetel van je auto liggen?
SVF: Wel, nu niet meer omdat ik nu niet meer op
analoge film werk, maar met een digitale camera fotografeer.

HVC:
Veel foto’s uit deze reeks zijn toch analoog?
SVF: De foto’s
van de laatste jaren zijn digitaal, maar 90% à 95% is wel analoog. Sinds ik ben
verhuisd naar de kust, werk ik met een digitale camera. Ik heb daar wel een
donkere kamer, maar eigenlijk zit ik daar nooit meer. Daar heeft dan ook de
switch plaats gevonden. Ik zat ook ver van mijn labo en mijn labo is dan
failliet gegaan. Het klopte ook allemaal. Het was tijd om te veranderen. Ik heb
er lang naar gezocht, maar ik heb nu ook een fantastisch grootbeeld digitale
camera waar ik me goed bij voel. Ik zie geen reden meer om het analoog te doen. Het is zo duur en het is zo onhandig.


HVC:
Wat ik heel leuk vind aan je boek is dat jullie die kaft zelf ambachtelijk
hebben gemaakt. Ik denk dat zoiets ook veel zegt over jou. Ik denk niet dat je
dat gedaan hebt om op te vallen, maar omdat jij voelde: “Ik wil en voel dat ik
die metalen kaft voor dat boek wil.” Het feit dat je die boeken hebt
geïntegreerd in je tentoonstelling – en het was ongetwijfeld ongelooflijk veel
werk – is ook een fijne verrassing als je jouw tentoonstelling binnenkomt. Ik
vind dat dat jou siert, want je steekt werk in iets waar anderen het erbij
zouden laten. Je zou het ook door andere kunnen laten doen en ze daarvoor
betalen.

SVF: Ik vind
dat artisanale ongelofelijk belangrijk. Ik heb weken verloren om gewoon die
boeken te bewerken samen met mijn schoonbroer. Mijn zoon is ook eens een dag
mee geweest en mijn petekind was toen ook van de partij. Zulke projecten zijn
echt fantastisch. Men onderschat die waarde van die handenarbeid en
samenwerking.

HVC:
Het is ook iets wat je mentaal wilde doen. Want het moest niet per sé. Je had
in die tijd ook gewoon geld kunnen incasseren of aan nieuwe ideeën werken…
SVF: Ja, maar
ik zie dit als een opdracht van mezelf aan mezelf. Ook die verrassing, de muur
die ik met die boeken bouwde en het feit dat je weet dat ieder boek dat daar
staat een paar keer door je handen is geweest om te ontvetten en te plooien en
er die blindstempel in te zetten. Dat klopt gewoon. We hadden dat ook door
iemand in Nederland kunnen doen, maar dan was ik misschien niet tevreden
geweest.


HVC:
Je hebt er je hart en ziel ingelegd. Het is bijna een (echt) kunstwerk wat
mensen kopen.
SVF: Het was de
meest dwaze arbeid die ik ooit heb moeten doen, maar het was ongelooflijk dat
ik dit kon doen. Mocht je zeggen dat ik zoiets mijn hele leven zou moeten doen,
ik zou er niet voor tekenen. Het zou me ook niet gelukt zijn mocht het voor een
ander geweest zijn, maar gewoon die dwaze arbeid doen voor mezelf, vond ik fantastisch.
Dat gaf me rust. Het was zelfs grappig af en toe, want na het zo’n 660 keer te
doen – er zijn 666 boeken gemaakt, heb je eigenlijk het meest efficiënte
systeem om een boek te kaften. Dat was op den duur bijna een dans met mijn
schoonbroer. Dat was echt Ann Theresa De Keersmaecker.
Het waren een
soort gigantische rollen van 58 kilo die je op een grote tafel met een grote
schaar moest doorsnijden en dan iedere keer moest doorschuiven. Het was
fantastisch om te doen: wrijven op je boeken omdat er een vlek is en en dan
weer een andere handeling uitvoeren. Dat was zo mooi en eigenlijk zoek ik dat
meer en meer.

HVC:
Ben je al langer op zoek naar dat soort ‘echtheid’ der dingen?
SVF: Ja, maar
nu nog extremer. Mensen verklaarden me gek en sommige mensen nu nog altijd. Het
is ook leuk dat mensen daar in meegaan. Je voelt dat iedereen het een bijzonder
boek vindt en daar wil aan meewerken. Ze weten ook dat ze er niet veel aan gaan
verdienen, maar het is wel leuk om het te maken en ze willen er bij betrokken
zijn.

HVC:
In fotografie heb je mensen die – als een soort expo – enkel een boek maken.
Bij jou heb je de expo en het boek. Is er een verschil in ‘ervaring van de
kijker’ denk je, tussen een persoon die de expo nooit zal gezien hebben en
alleen maar in het boek zal gebladerd hebben?
SVF: Dat zijn
twee verschillende dingen. Dat is ook het fantastische aan het maken van een
boek. Heel die puzzel die je in elkaar moet steken van begin tot einde. Dan was
ik zo met dat boek bezig en die tentoonstelling was nog ver weg. Dat was ook
het lastigste: dat je met dat boek op één been zit en op het andere been ook
die productie van die prints moet verzorgen.




HVC:
Het lijkt me wel moeilijk om als fotograaf in te schatten welke beelden je
groot maakt, welke klein, welke belichting je gebruikt op de foto’s, welke
prints…
Was
de aanpak anders nu in de Budafabriek dan bijvoorbeeld met jouw expo met
‘Portretten’ in Circus Mahy te Gent?
SVF: Ja, het is
constant beslissingen nemen. Dat is ook juist het mooie, dat je je altijd
aanpast aan de omgeving, aan de locatie èn ook aan je werk.
Zoals nu ook in
de Budafabriek in Kortrijk: het eigenlijke huisje maken met die boeken, was
fantastisch. Thuis hang ik nooit een kader aan de muur, omdat ik geen nagel in
de muur klop, maar nu slaag ik er wel in om 300 nagels in te slaan. Ook dat gaf
ergens een soort van plezier en rust.
Het was ook
mannelijk he! Jupiler: ‘mannen weten waarom’. Maar dat klopt wel, want vergeet
ook niet: fotografen zijn ook heel eenzaam. Dat samen máken, dat is ook tof.
Dit was nu
extreem natuurlijk. Ook de uitgever, Gaultier Plateau van Uitgeverij
Kannibaal/Hannibal, zat mee te kloppen. Hij zat ook op een stelling en een
ladder, terwijl hij net vader was geworden. Hij voelde ook dat plezier. Er was
zo’n avond in de week dat we tot laat in de nacht hier zaten te kloppen en er
was niemand meer. We gingen toen naar beneden en we zeiden: ‘Kom, we gaan nog
een pintje drinken’. Dan zaten we nog even te genieten van wat gemaakt hadden.
Dat gevoel dat je hebt wanneer je dan naar huis rijdt en denkt: “Het gaat mooi
worden”, is heerlijk.


HVC:
Wat waren de eerste reacties hier gisteren op de vernisage?
SVF: Eigenlijk
heel lovend. Er waren ook een paar mensen die voor mij belangrijk zijn en die
sterk geëmotioneerd waren. Ze zeiden: “Het is er weer, het zit juist. Je hebt
een risico genomen, maar het zit goed.”
Voor mezelf was
ik er al een aantal maanden geleden al uit: “Dat is een risicootje.” Zoals ik
daarnet zei: “Ik leg mijn hoofd op het houtblok en kap het maar af.” De week
ervoor en wanneer ik de muur aan het bouwen was en het boekje in mijn handen
had, dacht ik wel: “Ik ben tevreden.” De mensen rond mij die belangrijk zijn,
zijn ook tevreden. Mijn uitgever is tevreden en mijn vrouw Natacha is tevreden.”
Gisterenavond kwamen mensen zeggen: “Stephan, het is fantastisch. Het is echt
weer in stap in uw verdere evolutie. Je hebt al ‘Belgicum’ gemaakt, dan die
portretten en nu dit. Het blijft gewoon staan.” Het gaat nog niet naar omlaag
en dat is wel heel prettig.

HVC:
Als morgen een journalist slechte kritiek geeft, zal je het dan aan je hart
laten komen?
SVF: Ik zou dat
heel jammer vinden, maar ik zou het ook jammer vinden voor die journalist die
er zo licht over gaat. Ik weet ook hoe de media werkt natuurlijk. In het begin,
als je jong bent, ziet iedereen je graag en gaat iedereen mee in jouw werk. Het
moment dat je aan de top zit, vinden ze het nog tof. Als je te lang aan de top
zit, dan wordt het al moeilijker. Ik heb lang genoeg in de media gezeten, om te
weten hoe de patronen zich voordoen. Let op, een slechte recensie doet pijn hé.
Maar het heeft niet zozeer te maken met positief zijn of niet. Wat me het
meeste stoort is als er dingen gezegd worden, waarvan ik denk: “Die persoon
heeft niet goed gekeken.” De beste recensie die over ‘Portret’ was geschreven,
was de meest kritische destijds, maar tevens die waar ik het meest gelukkig
over was. Omdat ik dacht: “Hij heeft mijn zwakke flank gezien en hij heeft
daarover geschreven en hij heeft dat heel goed in dat stuk gezet’. Die man had
goed gekeken en had zijn huiswerk goed gemaakt. Ik bewonder mensen die hun vak
ook serieus nemen.


HVC:
Tot de tijd dat je met ‘Portret’ exposeerde in het ‘Circus Mahy’ in Gent en dat
dito boek uitgaf, was je vooral gekend als portretfotograaf. Stoorde je dat?
Want uiteindelijk je portretten méér dan portretten. Ik las over je portretten:
“Karaktervol, kwetsbaar, eerlijk, doorleeft, niet bang voor een rimpel,
zielvol… “


SVF: Als ik
‘Belgicum’ uitbracht, kreeg ik wel goede kritiek, maar sommigen hadden wel iets
van “dat het jammer was dat er geen bekende portretten instaan” Maar Belgicum
gaat over landschappen, anonieme mensen, straatbeelden. Ik moet daar toch geen
Eddy Merckx in plaatsen? Hij mag dan wel een Belgisch symbool zijn, maar dat
klopt niet. Dan maak ik erna portretten van bekende mensen en dan zeggen ze: “Ja,
het is toch gemakkelijk altijd met gekende mensen.” Dan wijs ik er op dat ik
ervoor wel ‘Belgicum’ gemaakt had en dat kenden ze niet.


HVC:
Ik las dat jij een ‘BV’, een ‘begeesterde Vlaming’ noemt. Tof gevonden, ik had
het nooit zo bekeken.


SVF: Bij de
mensen van ‘Portret’ zit niet één mens bij die ik een ‘asshole’ vind, zelfs al
is die beroemd of bekend of succesvol. Niet alles was ook ‘in opdracht van’. Er
zijn ook heel veel mensen die ik gefotografeerd heb omdat ik zelf met dat idee
naar de krant kwam. Ik vroeg hen toen bijvoorbeeld of het niet interessant kon
zijn om die of die persoon te fotograferen, want soms dacht ik dat dat misschien
wel het moment zou zijn om een interview met hem te doen. Dan vonden ze dat een
goed idee. Ik draaide het ook vaak om. Er zijn natuurlijk veel opdrachten
geweest waarbij werd gezegd: ‘Die moet geïnterviewd en gefotografeerd worden,
wil jij dat doen Stephan?’ Het werkt langs beide kanten. Op het allerlaatst heb
ik een paar mensen gecontacteerd, puur vanuit mezelf, die ik bij toeval of door
omstandigheden nooit had gefotografeerd, maar die ik heel graag wou
fotograferen voor in mijn boek. Dat ging onder andere over de muzikant Daan,
omdat ik hem nog nooit had gefotografeerd. Maar ook Etienne Davignon, de
bankier-diplomaat wilde ik ook heel graag fotograferen, omdat ik dat ook iemand
bijzonder vind. Zijn ‘oude stijl’ vond ik ook wel fascinerend. Het moet niet altijd
‘rock-‘n-roll’ zijn.


Justine Henin
heb ik bijvoorbeeld nooit gefotografeerd. Ik ben daar nooit wild van geweest om
dat te doen, terwijl zij zo’n bekende figuur is. Ik vind dat een fantastische
tennisster, maar ik heb niet echt de behoefte om haar te fotograferen. Zo zijn
er nog een aantal mensen waarvan ik zeg: “Ja, ze zijn bekend, maar niet om te
fotograferen.”


HVC:
Een ‘mooi’ portret maken is ook dubbel: enerzijds voor de geportretteerde die
wil mooi op de foto staan en anderzijds wil de kijker toch persoonlijkheid
zien, zelfs bij niet interessante personen. Het moeten sterke foto’s zijn die
triggeren en waar een soort mysterie rond de persoon hangt. Is een klassieke
schoonheid, zoals een miss bijvoorbeeld, moeilijker te fotograferen? En daarbij
doel ik niet op de ‘Niet miss’-missen van Jimmy Kets, waarvan nu een expo in
het Guislain loopt. Als jij bijvoorbeeld Brigitta Callens gaat fotograferen,
verwacht zij wel dat je een mooie foto van haar aflevert. Is dat niet het
moeilijke?

SVF: Ik heb
Brigitta Callens nooit gefotografeerd.

Een jonge,
mooie vrouw vind ik fantastisch om te fotograferen en dan probeer ik ze
effectief nog veel mooier te maken.

HVC:
Jij wordt ook de fotograaf van de rimpel genoemd… en dan doel ik niet alleen
op de rimpels bij oude mensen…
SVF: Ja, dat is
voor een deel zo, omdat ik heel graag oudere mannen fotografeer omdat die
mensen mij vaak fascineren.
Daarnaast is
Els Pinot van ‘Vive la fête’ bijvoorbeeld een cadeau, want zij is echt
fantastisch om te fotograferen.
Ik vind haar
één van de mooiste vrouwen in België. Nu nog altijd. Ze heeft ook, zoals modellen
dat in zich hebben, het spel met de camera dat ze volledig beheerst. Het is
fantastisch dat ze dit onder de knie heeft en dat ze daar in meegaat én dat je
daar nog iets mee doet wat minder klassiek is dan de klassieke modellenfoto. Ik
maak mooie vrouwen tout court heel graag mooi.

HVC:
“Mooi is nietszeggend”, zei schilder Raoul De Keyzer. “Het is niet lelijk.”,
zegt meer.
Een
klassieke schoonheid, ga je ook klassiek weergeven…
SVF: Wat is een
klassieke schoonheid? Een klassieke schoonheid is voor velen totaal anders.

HVC:
Iemand als Clara Cleymans, met haar sproetjes…
SVF: Ik weet
niet of je dat gezien hebt, maar ik heb haar gefotografeerd voor de badpakken-
special. Bijna halfnaakt eigenlijk. Ik vind haar een heel bijzondere fascinerende
vrouw.
Of mensen zien
dat iemand door mij is gefotografeerd als ze een foto zien? Dat weet ik niet.
Er zijn natuurlijk nog mensen die in die stijl fotograferen. Meestal zien ze
het wel, denk ik. Maar Clara is een voorbeeld een atypische schoonheid: een
kleintje met bleke haren, beetje rost. Dat staat in contrast met mensen als
Pheadra Hoste.


HVC:
In jouw serie ‘Hollander’ haalde je Nederlanders voor de lens, maar daarvoor
had je maar één vereiste: ze moesten overtuiging hebben. Het moesten mensen met
overgave zijn in wie ze waren en wat ze deden.
SVF: Dat is
eigenlijk een definitie die we daarnet aanhaalden voor de mensen van ‘Portret’.
Ik geloof echt dat een charmezanger die dat goed doet – ook al is dat niet
helemaal mijn ding – iets moois doet. Ook zij die het doen en blijven doen,
overleven op termijn altijd.

HVC:
Laten we bijvoorbeeld Eddy Wally als voorbeeld nemen. Mocht je morgen de
opdracht krijgen om naar Gent te gaan en hem op te zoeken in het ziekenhuis…
SVF: Er is een
moment dat de fonkel soms weg is. Soms ben je te laat bij mensen. Jef Geeraerts
heb ik zo een paar keer gefotografeerd, maar bij hem was ik net te laat. Ik had
hem twee jaar eerder gezien en toen liep hij rond met een prachtige zwarte hoed
en een prachtige lange jas, zoals in ‘hier is Jef’. Daarna moest ik hem nog
eens fotograferen en was ‘het’ weg, er was een krakje gebeurd. Er zijn er een
paar die tot op het sterfbed krachtig blijven, maar het kan ook soms te laat
worden. Zelfs in het verval is er een soort van trots, vind ik. Ik vind het
bijvoorbeeld zo mooi dat ik nog Hugo Claus gefotografeerd heb, anderhalf jaar
voor hij is gestorven. Het ging al wat minder, maar toch was hij nog altijd een
hele trotse man. Toen ik vaak met hem op stap was, viel zijn zin soms stil en
dan was er een minuut van stilte. Dat was voor mij choquant: onze grootste schrijver, die heel zijn leven zo met taal
speelde en dan soms plots zo opstopt. Hoe hij zich dan soms excuseerde op een
heel mooie, charmante en kinderlijke manier, waardoor ook al die spanning weer
wegviel, was gewoon prachtig. Hij bleef een Seigneur.
Het was nog altijd de Romeinse Keizer. Ik besefte wel toen ik hem
fotografeerde: “Dit is de laatste keer.” Ik was ook heel blij dat hij er niet
uitzag als een man waarvan je weet het gaat echt goed gaat met hem. Dat zou ik
niet gewild hebben, denk ik.

HVC:
Ik denk dat jij als fotograaf ook niet altijd de zwaktes van de mens mag tonen.
Er is wel het belang van ‘echtheid’, maar dat wordt in de media om
schoonheidsredenen vaak verdoezeld.
SVF: Wat is ook
‘echtheid’? Dat is ook moeilijk te definiëren. Schoonheid heeft niets te maken
met rimpels, alsook niet met de kwaliteit van een foto. Er zijn prachtige
mannen én vrouwen die prachtige rimpels hebben. Sonja Barend bijvoorbeeld, is
nog altijd een fantastisch mooie vrouw, mét rimpels. Haar gezicht is ook nog zo
mooi, haar ogen blijven mooi… Dat is nog altijd een waardevolle, chique
madam. Ik kan ook wel begrijpen dat het voor haar lastig is dat ze niet meer
twintig is en dat haar huid niet meer zo lekker spant, maar ik vind haar
prachtig.

HVC:
Voor jou is fotograferen toch vooral die ontmoeting met de mensen. Een schilder
schildert in zijn atelier soms 10 tot 100 uur op zijn doek en toont het pas als
het af is aan de mensen. Bij jou als fotograaf is het verhaal dat je aan ons
toont eigenlijk ook jouw verhaal, maar wij als kijker zien dat verhaal ervoor
niet – je babbels, proeffoto’s… We zien alleen het eindresultaat, wat jij ons in
het gezicht smijt. Hetzelfde met de foto’s in de expo. Je doet het bijna voor
jezelf, want het is jouw verhaal.
SVF: Een foto
is altijd een fragment. Bij een schilder is dat ook zo, al duurt dat fragment
waarschijnlijk wel langer. Er wordt wel ook veel weggegooid en niet getoond.
Hij komt ook tot een punt van een doek dat verkeerd is, maar eigenlijk zat hij
wel op de goede weg en dat doek wordt opnieuw gemaakt, maar dan beter.

HVC:
Noem jij jezelf ook kunstenaar?
SVF: Ik weet
het niet.

HVC:
Veel fotografen noemen zichzelf kunstenaar. Bij jou heb ik het gevoel dat je je
eerder fotograaf en niet kunstenaar noemt.
SVF: Ik denk
dat ik een atypisch geval ben. Er zijn mensen die ontroerd of geprikkeld worden
door mijn werk dat heel laagdrempelig is. Er zijn mensen die naar de koers
Gent-Wevelgem gaan en die dan erna een foto van mij zien. Die mensen denken
dan: “Ahja, dat vind ik wel een mooie foto van de koers”. Maar je hebt ook
belangrijke collectioneurs die mijn werk kopen. Ik zit met een enorme waaier van
mensen die mijn werk oké vinden en dat vind ik prettig. Ik vind het aangenaam
om niet in die niche – niet high-brow, maar ook niet in dat platte populair –
te zitten. Ik zit niet in één vakje. Als mens klopt dat ook met wie ik ben. Ik
ben geen intellectueel, maar ik probeer wel over dingen die ik belangrijk vind
of die belangrijk zijn, na te denken. Ik kan ook wel een eindje mee met de
intellectuelen en met de moderne denkers van vandaag: met De Van Reybroucks
bijvoorbeeld, die de brains van dit land zijn, klikt het wel. Op den duur moet
ik wel afhaken omdat ik niet de bagage heb die zij hebben, als ze bijvoorbeeld
beginnen te refereren naar Heidegger. Mijn intelligentie is een zeker vorm van
emotionele intelligentie, maar ook intelligentie die ik heel veel gezien heb en
heel veel voel. Ik erger me soms dood aan professoren of politici die spreken
over dingen waar ze nog nooit van dichtbij iets mee hebben gehad. Ik denk dan
bijvoorbeeld aan de Vlaanderen- Wallonië tegenstelling. Er zijn ook veel dingen
die ik geleerd heb door rond te rijden en te fotograferen en door met mensen in
contact te komen. Of door zelfs gewoon naar gevels te kijken.

HVC:
In je boeken schrijf je soms je eigen teksten. Je kan meer dan het enkel in
beeld te vertellen. Ook voor de vernissage had je een hele verhalende reatieve
speech voorbereid.
SVF: Goede
fotografen denken heel goed na over wat ze fotograferen, zoals Carl De Keyzer
die foto’s ging maken over de klimaatsopwarming. Hij ging naar Moskou en de
muur valt in Moskou. Hij was de eerste in heel de wereld die heel intens bezig
was met geloof in Amerika. Na zijn project sprong de media plots op deze
kwestie. Hij was de eerste die dat zo heeft uitgepuurd. Dat zijn intelligente
fotografen. Hetzelfde met die façades. Je kan denken: “Dat zijn maar gevels en
kleurtjes”, maar het gaat wel over iets heel belangrijks. Dit gaat over de
teloorgang van onze maatschappij. Ik hoop dat mensen zien dat het niet slechts
prentjes zijn. Het zijn geen postkaarten zoals van mooie gevels in Frankrijk. Het
gaat over de geschiedenis van ons land, van een deel van onze maatschappij dat
heel belangrijk is en onder druk staat. Wanneer dit helemaal wegvalt, hebben we
sowieso een probleem. Ik wil dit met mijn fotografie inhoudelijk op een
interessante manier tonen en daardoor met mijn vuist op de tafel slaan en
zeggen: “Hé, jongens dit is er wel aan het gebeuren.”

Ik hoop gewoon
dat mensen begrijpen wat ik wil tonen als ze komen kijken. Dat hoeft niet
altijd via de media, die met lepeltjes de pap in onze mond steekt.

HVC:
Dat is wel een courante gedachte onder kunstenaars. Kunstenaars verwachten te
veel van de kijkers soms. Al zou je bij jou kunnen spreken van ‘figuratieve
kunst.
SVF: Ik denk
dat in mijn werk iedereen wel kan begrijpen wat er te zien is.

HVC:
Is voor jou het mooiste compliment dat iemand je expo buitenstapt en zegt:
“Waw, sterke foto’s’!”
SVF: Ja, maar
wat is dat een sterke foto?



HVC:
Wat is een sterk kunstwerk?
SVF: Een
kunstwerk is sterk als je naar buiten stapt, naar huis rijdt en dat er iets in
je huid blijft zitten en je er de dag nadien nog steeds over nadenkt. Hetzelfde
geldt voor een goede film: er zijn films die je soms niet kan pakken, maar die
toch blijven hangen. Soms is dat heel low-budget of een rare film die je niet
helemaal begrijpt, maar wel blijft hangen.




HVC:
Met je boeken heb je eigenlijk een soort cocon gemaakt rond je foto’s. Wat de
sfeer van de foto’s extra in de verf lijkt te zetten.
SVF: Ik heb
getracht om de stilte in mijn tentoonstelling te steken. Achter die façades is
het vaak stil, niet altijd, want sommige façades worden voor iets anders
gebruikt. Het is leeg, het is dood. Terwijl vroeger die winkelduur open ging en
er vanalles gebeurde.

HVC:
Het zijn eigenlijk hele levens die je vertelt.
SVF: Iedere
gevel heeft zijn verhaal en die verhalen zijn zo prachtig. Zo zat ik onlangs
bij de kapper. Ik weet niet hoe het kwam, maar we waren bezig over Molenbeek.
Ik zei: “Ken je die ‘Boucherie’?” En hij antwoordde: ‘Ja, mijn moeder had daar
een relatie mee, met die slager.’ Dan denk jij dat je een klassieke gevel hebt
gefotografeerd, en dan blijkt toch dat daar iets gebeurd is met iemand die je
kent.

HVC:
Hoe komt het dat je er zo van houdt je teksten zelf te schrijven? Ook bij de
opening van ‘Aller Retour’ had je een eigen geschreven mooi verhaal van de
verschillende fotografen gebracht.
SVF: Ik vind
het wel leuk om sommige dingen te vertellen. Schrijven is je neerzetten en
nadenken over wat je wil doen, gedaan hebt of wat je wil vertellen en dat is
heel nuttig, vind ik. Ook gisteren weer: 
toen ik voor de tentoonstelling een speech gaf, moest ik daarvoor denken
welke de eerste herinnering was die ik had van Kortrijk. Dan ben je verplicht
om daarover na te denken. Dan ga je terug naar jezelf en denk je: “Ik herinner
me nog s ’nachts het geluid van die moto.” Ik weet niet waarom ik zoiets banaal
zo goed onthouden heb, maar het was wel zo. Dan probeer je daarin iets te
zoeken. Zoals Bieke Depoorter die me vertelde dat ze iedere dag met haar
fietsje naar het station van Vichte fietste en dan acht minuten op de trein van
Vichte naar Kortrijk zat. Als je dan weet dat ze nu op die Transsiberische
express zit die acht dagen duurt… Dan maak ik ook meteen de link: ‘Ah ja, zou
daar misschien al een element van dat reizen hebben ingezeten?’ Dat vind ik een
mooi beeld: een klein meisje dat een boemeltrein neemt en dan tien jaar later
een fantastisch project doet en ook op een trein zit. Ik vind dat wel
interessant om daarover na te denken en daar linken in te zien, soms is dat met
humor, soms met erotiek, soms met filosofische overdenkingen.

HVC:
Jullie fotografen gaan in tegenstelling tot schilders die vaak tussen vier
muren zitten, op trektocht. De schilder gaat zit vaak alleen, maar ook voor
jullie is dat een eenzaam beroep. Jullie gaan ook alleen op trektocht en ook in
de donkere kamer zitten was vroeger een solitude bezigheid.
SVF: Dat is een
zeer eenzaam beroep. Ik woon nu aan de zee en ik ga veel met mijn hond
wandelen. Als ik uit Nederland kom, zit ik soms vier uur in de auto. Dan
luister ik veelal naar muziek, maar soms ook niet…

HVC:
Zie je tekst als de toevoeging bij een beeld? Er zijn fotografen die geen tekst
willen in hun fotoboek. Nochtans zie je bij kunstenaars heel veel teksten van
schrijvers. Terwijl op jouw website…
SVF: Ja, maar
wie gaat dat lezen? Ik denk zeer weinig mensen. Ik vind dat het wel relevant
is, maar slechts voor een heel kleine niche. Daarvoor is het wel goed dat het
gebeurt, ook al is dat misschien maar voor één procent die dat leest.

HVC:
Je houdt ervan samenwerkingsverbanden aan te gaan. Is dat als tegenwicht voor
het meer intimistische deel van je werk?
SVF: Sommige
dingen doe je liever alleen. Soms is het ook leuk of praktisch om met een
journalist mee te gaan, zoals in Congo, maar vaak ben ik alleen. Bij dit
project was ik blij dat ik alleen was. Ik heb daar ook niemand voor nodig. Het
zou me ook generen als iemand moet wachten op mij als hij een foto trekt. Wat
heeft die ander eraan? Het is heel dubbel.

HVC:
Toch is het ook dat wat jou aantrekt: alleen op pad met je toestel.
Wat
zit er verder in jouw hoofd, nu deze expo op punt staat? Zijn er zaken waar je
op aan het broeden bent?
VF: Er  zijn meerdere zaken. Er is een heel lang
project waar ik nog een jaar aan zal werken en er zijn projecten waar ik nog
een paar jaar zal aan werken. En nu is er iets ter vervanging van dit. Het is
wel iets anders, maar het heeft mentaal dezelfde redenen: een atypisch
nevenproject dat ik al lang in mijn hoofd heb. Ik ben nu uit die trein gestapt
en daardoor kan ik op die andere trein stappen. Ik heb wel verschillende sporen
lopen, maar sommige sporen kan ik enkel nemen als ik uit andere treinen ben
gestapt. Het is vaak heel prettig dat je kunt rekening houden met hoe je je
voelt en dat je daar heel flexibel in kan zijn. Ik vind het prettig om mijn
agenda zo veel mogelijk aan te passen aan hoe ik me voel in die periode van
mijn leven dat ik zit. Ik neem ook niet alle opdrachten aan die mij worden
voorgesteld. Dit heeft meer dan eens met mijn gevoel op dat moment te maken.

HVC:
Wat doe jij als je klonen van jezelf ziet?
SVF: Ik zie
soms copycats, maar ik vind dat vooral jammer voor hen. Bij studenten vind ik
zoiets normaal, dat is een soort van proces. Er komt echter een moment dat je
in je eigen stijl moet komen: na twee jaar opleiding moet je eigen stem komen.

HVC:
Er komt ook steeds nieuw talent bovendrijven. Voel je je daar soms door
bedreigd? Ik denk toch dat je er staat en niet omver geblazen kan worden. Er
komen er wel die gehyped worden, maar dat is geen concurrentie voor jou, denk
ik?
SVF: De wereld
is groot genoeg. Er zijn ook mensen die wegvallen en alles schuift op. Jij
wordt ouder. In die zin ben ik een onafhankelijke denker en doener. Iemand
zoals Bieke Depoorter, dat is geen bedreiging, maar een verrijking.Ik vind dat
ook een fijne madam, ze ontroert mij. Bieke is een witte merel: iemand die niet
pretentieus is,  maar toch zeer goed weet
wat ze wil, een eigen stijl en enorm veel talent heeft.

HVC:
Zie je jezelf als een goede docent?
SVF: Ik werk
sinds drie jaar als gastdocent in het KASK. Ieder jaar ga ik met de studenten
een week naar Wallonië en dan gaan we iedere dag fotograferen. s’ Avonds
bespreken we wat ze gefotografeerd hebben. De eerste dag is ontmoeten: over hun
werk praten en bespreken wat ze al gemaakt hebben. Ik zie daar ongelofelijke
jonge talenten. Wat heel tof is, is dat er s’avonds een deadline is, want ze
moeten iets tonen voor de groep. Ze willen dan niet afgaan voor de groep of
voor mij. De studenten stijgen boven zichzelf uit en dan zie je prachtige
dingen. We beginnen om 21 uur te praten en dat duurt soms tot 02 uur ‘s nachts.
Ik vind dat fantastisch omdat het ook mezelf verrijkt om die jonge gasten bezig
te zien. Net als wat ik bij Bieke Depoorter zie: een soort van prille goesting.

HVC:
Is er iets veranderd in de gedrevenheid waarmee je tewerk gaat tegenover
vroeger?
SVF: Nee, ik
ben nog altijd even gek. Ik steek gewoon mijn gedrevenheid in interessantere
zaken. Vroeger was de tevredenheid van de krant mijn grootste drijfveer. Dat
was nuttig voor de krant en dat was nuttig voor mij. Die jonge gasten van nu
hebben vaak al een plan.
Ik heb hard
gewerkt en ik heb ook ongelofelijk veel geluk gehad, maar ik heb gelukkig de
juiste beslissingen genomen: ik heb gedurfd en risico’s genomen.

HVC:
Voel je je kwetsbaar als iemand een foto van zichzelf beoordeelt?
Luc
Tuymans zegt dat je nooit weet of een schilderij zal lukken, ook niet na 30
jaar schilderen. Herkenbaar?
SVF: Ja, die
twijfel herken ik. Ik heb daarnet door mijn tentoonstelling gelopen alsof ik
een vreemde was en nog eens heel goed gekeken naar mijn foto’s. Ik was heel
gelukkig. Ook als ik in mijn boek kijk. Sommige mensen zeggen: “Ik kijk nooit
naar mijn eigen films of lees nooit mijn eigen boeken.” In mijn vakantiehuisje
ligt mijn boek ‘Belgicum’. Ieder jaar bekijk ik dat boek en lees ik de tekst
van David van Reybroeck opnieuw. Als ik het boek dichtsla, denk ik nog altijd:
dit is en blijft een goed boek.
Je weet
natuurlijk dat je iets kan. Al is het maken van een nieuw boek is wel iedere
keer opnieuw beginnen. Dat maakt het boeiend, maar ook heel lastig. De druk en
de verwachtingen worden groter. Mensen staan te wachten om je op te volgen of
om je neer te sabelen. Dat is wel zwaar om te dragen.

HVC:
Aanvankelijk studeerde je fotografie als excuus om te kunnen reizen…
SVF: Vroeger
was dit mijn romantische manier van denken dat dit de ideale manier was om de
wereld te zien. Met de tijd is dat veranderd: de fotografie heeft het gewonnen
van het reisgevoel. Ik vind reizen soms heel vervelend. De avond voor ik op
reis ga, ben ik diep ongelukkig. Dat is een mengeling van de twijfel dat je
weer naar het onbekende gaat en je niet weet of het zal lukken. Daarnaast moet
ik mijn kinderen verlaten én heb ik een hekel aan de luchthavens. Ik durf het
thuisfront wel eens vergeten als ik plots die ene goede foto te pakken krijg.
Dan raak je in een flow en kan het soms snel gaan. Erna is het ook heel prettig
naar huis komen: ik heb hard gewerkt en ik denk dat ik iets mooi heb gemaakt.

HVC:
Ben jij het type dat zich altijd en overal met de camera rond de nek
verplaatst? Carl De Keyzer zei in ons interview dat hij dat vroeger deed, maar
daarmee is gestopt. Hij gaat doelgericht fotograferen: het is bijna alsof hij
op strooptocht gaat. Hij doet zijn kodak
aan en gaat in ‘fotografeermodus’.
SVF: Bij mij is
dat ook zo, ik herken dat gevoel. Carl is daar veel rationeler in en heeft nog
meer een plan. Hij kan zeggen: “Tien dagen Slovakije en dan doe ik nog zeven
dagen Oostenrijk.” Ik laat de dingen meer op hun beloop. Als ik het heb op vijf
dagen, tof! Maar als ik het niet heb op tien dagen, moet ik maar langer
blijven. Dat is anders bij Carl. Het is ook iets wat ik bewonder aan hem. Carl
kan zeggen: “Eén foto per dag en dat is voldoende. Ik kan me voorstellen dat
hij ‘s avonds zegt: “Ik heb nu één goede foto, ik ga wat vroeger naar huis. Ik
heb dat niet. Als het goed gaat, dan doe ik door.

Ook de factor
geluk is iets wat heel vervelend is. Je bent afhankelijk van situaties. Hier in
deze reeks speelt dat minder. Hier is het geluk de hemel vinden. Hopen dat je
voorbij rijdt en dat je het hebt gezien. Geluk zit hem vaak in het feit dat er
niets in je weg staat. Er zijn ook façades waar ik vijf keer opnieuw ben
geweest . Bijvoorbeeld de façade van Philips: daar heb ik uren gewacht totdat
die plaats vrij was. Toen de plaats dan eindelijk vrij kwam, stond er nog een
stuk van een andere auto in het beeld. Ik heb dan mijn auto in de vrije plaats
geparkeerd. Daarna ben ik beginnen rondvragen of niemand de eigenaar van de
auto in kwestie kende. Ik heb toen iemand gevonden die me vertelde van wie die
auto was. Hij bleek van een Turkse familie te zijn, maar de man was op dat
moment naar de moskee. Zijn vrouw kon niet rijden, dus toen heeft ze die sleutels
aan mij gegeven en heb ik die auto zelf mogen verplaatsen.


Ondertussen
wandelen we nog eens langs zijn foto’s…





HVC:
Achter elke façade zit sowieso een verhaal, maar achter elke foto van zo’n
façade heb jij dan ook nog eens een verhaal…

SVF: Er staat
geen mens op, maar eigenlijk heeft het misschien nog nooit over zoveel mensen
gegaan.

HVC:
Die façades hebben iets troosteloos noch iets romantisch.
SVF: Ik had
even schrik dat het zou lijken op die typische Franse postkaarten van het
Zuiden, met de bloembakken en het ventje met het stokbrood. Dat mocht het niet
echt worden. Als het daar op lijkt, dan heb ik gefaald. Ik denk dat dat niet is
gebeurd. Af en toe zou het wel in die richting kunnen gaan, omdat het zo mooi
is. Dat vind ik wel mooi: we zoeken nu eigenlijk wat het dan wel is, maar we
vinden het niet. Met mijn project ‘Belgicum’ was dat ook zo.. Iedereen vroeg
zich af: “Wat is dit nu eigenlijk? Ik wist het niet. Ik wist dat het een land
was en ik wist dat er een melancholische ziel in zat, maar wat wou ik nu
eigenlijk zeggen?

HVC:
Dat vind ik wel mooi. Ik ben benieuwd wat recensenten erover zullen schrijven,
want ik kan het niet beschrijven.
SVF: Dat is
toch mooi: dingen waar je geen vat op hebt en niet in een hokje kan steken. Er
zitten ook verschillende lagen in, vind ik: die vormen en die verhoudingen. Hoe
een verticaal vlak tegenover een horizontaal vlak staat. Soms gaat het over hoe
kleuren zich ten opzichte van elkaar verhouden. Soms gaat het over de prachtige
letters die erop staan. Soms gaat het over het grafische van een rolluik. Soms
gaat het over kleine details die er in zitten, die iets zeggen.

HVC:
Ik had niet op die kleine details gelet, waarschijnlijk omdat ik de neiging heb
om naar het grotere geheel te kijken.
SVF: Ja, ook
dat zit daar weer in. Je kan met je ogen halfdicht kijken en alleen maar
vlakken zien. Als je dan dichterbij kijkt, kan je heel mooie details zien. Het
zijn ook dingen die ik zelf telkens ontdek door er nog eens naar te kijken.

HVC:
Heb je bewust gekozen voor die witte passe-partouts rond je foto’s?
SVF: Dat doe ik
eigenlijk altijd. Mijn werk is heel traditioneel. Ik wil niet hip of modern
zijn. Ik werk in de traditie van de klassieke fotografie en daar probeer ik
iets mee te doen. Bijna altijd hebben mijn foto’s kaders, dat geeft me op de
één of andere manier rust. Het heeft zijn reden waarom dat ook al zolang
gebeurt. Dat toont aan dat die witte rand rond een foto ook ergens een logica
heeft, één die werkt. Daar wil ik niet modern in zijn. Fotografie is gewoon traditioneel,
maar het het gaat erom om wát ik fotografeer. Wat is mijn verdienste? Mijn
verdienste is om te beslissen: ik ga daar een hele reeks van maken en ik ga op
zoek gaan naar die façades.

HVC:
Wat ga je doen met het boek dat uitverkocht is?
SVF: Niets, er
komt niets meer. De mensen die snel beslist hebben, zullen blij zijn met de
waarde van het boek. Ik had nooit gedacht dat het zo snel ging verkopen.

HVC:
Waarom 666 exemplaren?
SVF: Omdat ik
er zoveel nodig had voor om de muren te bedekken. Het is ook een mooi getal.

HVC:
Zit hier voor mij een gelukkig mens?
SVF: Ja, maar
één met ook wel af en toe zorgen. Als ik echt zou uitrekenen wat alles mij
gekost heeft: al die filmpjes, al het vervoer en al die tijd… Ik kom heel
vaak s ’nachts thuis. Ik kijk weinig televisie.

HVC:
Welk voorwerp zou je meenemen naar een onbewoond eiland?
SVF: Mijn vrouw
en kinderen.

HVC:
Iedere kunstenaar aan wie ik vroeg: “Wil jij eeuwig doorgaan?”, antwoordde me
volmondig: “Ja!”. Zie jij je ook nog op je 85ste met dat toestel
rondom jouw nek?
SVF: Nee, ik ga
op pre-pensioen als ik 56 ben. Dan ga ik naar Benidorm om daar dan uit te
rusten. Was dat geloofwaardig? (lacht) Nee, ik weet dat niet. Ik werk nu op een
tempo dat heel hoog is, maar ik heb een enorme drang. Op het moment dat die
drang of de goesting weg zal zijn, dan is het gedaan.


Hilde Van
Canneyt, copyright 2013



Stephan
Vanfleteren stelt tentoon:

De
openingstentoonstelling in de Budafabriek presenteert totaal nieuw werk van
Carl De Keyzer, Stephan Vanfleteren en Bieke Depoorter.

Alle actuele info
over Aller Retour lees je op www.kortrijk.be/allerretour.



Expo ‘En avant, marche!’ nog tot en met 15 september 2013 in het Huis van Alijn, Kraanlei 65, Gent. 

Openingsuren: dinsdag tot zaterdag van 11 uur tot 17 uur, zondag van 10 uur tot 17 uur, maandag gesloten.
Tickets: 5 euro / 3,75 euro / 1 euro / gratis
Info: info@huisvanalijn.be, www.huisvanalijn.be of 09 269 23 50
Boek ‘En avant, marche!’ (45 euro):  www.uitgeverijkannibaal.be








Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *