Categorieën
Interview

Interview met Laura van

Interview met LAURA VAN (1957), Gent,
winter ’19 naar aanleiding van het boek SEX MET VERF.
Interview
over het ontstaan van croxhapox:  
Hilde
Van Canneyt: Beste Laura, in de
kunstwereld kenden we je al jarenlang als artistiek directeur van het
hedendaags kunstencentrum croxhapox in Gent. Van 1990 tot 2017 liep er al dan
niet kunst(enaars)talent in en uit. Jij was er de rots, maar de artistieke
leiding wisselde wel eens van wacht.
Laura
van
:
        In 1999 is er zo’n moment geweest.
Ik nam de benen naar Andalusië, waar ik eerder gewoond had, en het team, of de
werkgroep, of hoe je het noemen wil, heeft toen afgewerkt wat op het programma
stond. Het was het eind van een periode, er was geen duidelijk perspectief, en
ik had er bovendien heel even genoeg van. In 2001 is het weer op gang
getrokken; de fabriek aan de Dampoort in 2003, structurele subsidie in 2006.
Ook in het team was er een groot verloop. Vanaf 2012 was de artistieke leiding
teamwork: Dries Douibi, Lore Smolders, Jelle Clarisse, ik . . . Sinds eind 2017
is er een nieuw team met Stijn Van Dorpe, Ann De Keersmaecker, Maarten Van
Luchene, en een nieuwe artistieke leiding, Anyuta Wiazemsky en Samira El Khadraoui.
Ze werken aan een module waarbij het hebben van een vaste locatie niet langer
het uitgangspunt is.



HVC:
         Waar stond croxhapox voor?
Laura
van
:         Een open blik op wat er gebeurt; een
platform bieden zonder commercieel, theoretisch of academisch georiënteerde
premissen; premissen die sowieso allemaal heel erg dwingend zijn. croxhapox
begon toen Jan Hoet het in Gent voor het zeggen had; niet alleen in Gent; de
debatten hadden allemaal eenzelfde teneur, er was weinig ruimte voor wat niet
aan de ideologische ficties van het moment beantwoordde. Er is weinig veranderd
hoor, die ideologische ficties waren er toen, waren er daarvoor ook al en zijn
er nu net zo goed. Op een gegeven ogenblik begonnen anderen, herinner ik me,
croxhapox een vrijplaats te noemen, en dat was inderdaad ook één van de meer
belangrijke aspecten, dat de plek niet geïnfecteerd werd door wat je
contemporain academisme zou kunnen noemen. Dat is ook maar een woord, hé.



Er is het recept en er zijn de
geheimen van het recept, finesses die je niet zomaar in één, twee, drie
uitleggen kan. Het is ook telkens weer het heikele punt met visienota’s: je
krijgt drieduizend lettertekens om je verhaal te doen, en dat is dat. Af en toe
vraagt iemand wat het woord croxhapox betekent; die vraag hebben we duizend
keer gehad. Geen idee wat het betekent. Ik herinner me een gesprek met Grégory
Decock, een Franse kunstenaar die lange tijd in Brussel woonde en een
Frans-Belgisch kunstenaarsinitiatief begonnen was, GM, wat voor Gent en
Marseille stond. Tijdens dat gesprek, ergens in een kroeg, zei ik opeens La seule vérité, c’est qu’il y a d’autres
vérités
. Doet me aan die eerste zin van Over
zekerheid
van Ludwig Wittgenstein denken: ‘Als je weet dat hier een hand is, dan is hiermee alles gezegd’.
Enfin, zoiets ongeveer, ik citeer uit het blote hoofd.



Eén van de motieven toen croxhapox in
1990 begon, herinner ik me nu, was Die
blaue Reiter
. Ik had Die blaue Reiter
Kalender
, een boek dat ik kwijt geraakt ben, met teksten van Kandinsky,
Klee, Schönberg . . . Het was één van de motieven, dat kunstenaars het woord
zouden nemen zonder tussenkomst van derden. croxhapox was geen galerie
natuurlijk. Dat was ook weer zoiets dat we de hele tijd door te horen of te
lezen kregen, Galerie croxhapox. We hebben het aanvankelijk evenmin als
kunstruimte gepromoot. Het was een geestelijk concept, een manier van kijken,
inschatten, postvatten, een stellingname.



HVC:
         Wat hebben al die jaren croxhapox
je geleerd? Duizenden kunstwerken zijn door je handen gegaan en de miljoenen
gesprekken over kunst zullen niet te tellen zijn.
Laura
van
:         Kunstpraktijk is niet onder één noemer
te plaatsen, dus moet je het vooral niet benoemen en in vakjes stoppen. Midden
jaren tachtig had ik mijn schilderpraktijk en weinig affiniteit met wat om me
heen gebeurde. Het had twee dingen: er was mijn werk en er was de rest. Een
ongedefinieerd ratatouille: video, waar ik weinig tot niets mee had,
fotografie, waar ik niets mee had, performance, installaties, waar ik niets mee
had, conceptuele kunst waar ik een bloedhekel aan had, et cetera. croxhapox
heeft het open gegooid, voor mezelf bedoel ik. Maar heel even, helemaal in het
begin, viel het samen met mijn kunstpraktijk; ik kreeg geleidelijk aan een
duidelijk beeld van wat om me heen gebeurde; dingen die me eerder maar matig
bekoord hadden, kregen betekenis, niet door erover te lezen, zo werkt het ook
helemaal niet, vermoed ik, theorie is theorie, er is enorme kloof tussen die
theorieën over kunst en de praktijk van kunstenaars, welke praktijk ook. Ik heb
vooral afgeleerd, vermoed ik. Lees Harari. Interessant wat die man over fictie
schrijft. Afgeleerd om iets als onmogelijk of iets als belangrijk of
onbelangrijk in te schatten. Alle axioma’s geseponeerd.



HVC:
         Hoe vul je je dagen in het
post-croxhapox-tijdperk?
Laura
van
:         Ik schrijf, ik schilder, er is de
mailart met Sjoerd Paridaen, er zijn the
singing painters meet carver and horn
, een free jazz unit waarbij ik de
lyrics en vocals doe en af en toe drink ik een glas wijn of een biertje. Ik
lees veel maar lees zelden dingen uit, neem tijd om te koken, ben in de zijlijn
in croxhapox actief, schoof door naar het bestuur, hoewel ik dat eerst geen
denkpiste vond. Eind vorig jaar heb ik met Samira aan de expo Food Matters gewerkt, dat plezierde me
wel. 63 kunstenaars samenbrengen in een lekker no nonsense project in de oude
bib van Gent.
Tegenwoordig geniet ik enorm van het
geroezemoes op plekken waar veel mensen samenzitten, geluidsgolven die ik
bestudeer zoals iemand mieren bestudeert. Observaties die ook tekst opleveren.
Het is haasje-over, tekst, proza poëzie, beeld, muziek, performance, de mail
art waarin het allemaal lekker samen zit, soms ook projecten die ik bedenk maar
niet uitvoer vanwege te groot of geen tijd voor. En in 2018 heb ik 400 dagen op
rij geschilderd, dat was nooit eerder gebeurd.




mail art met Sjoerd Pardidaen ’18


HVC:
         Ben je trouwens in een kunstbad
opgegroeid?
Laura
van
:         Jawel. En er bijna in verdronken. De
bron zat aan moederskant. Haar schilderijen hingen overal in huis. Ze had
nochtans geen schilderkunst maar wel keramiek gestudeerd. In het achterhuis
stond een piano en boven die piano hing een poster met een portret van Picasso.
De huisbibliotheek was piepklein, maar had bijvoorbeeld wel Thomas Mann, Camus,
De verwondering van Hugo Claus. Dat
boek, de gedichten van Paul van Ostaijen en het Boliviaanse dagboek van Che
Guevara, wat ze midden jaren zeventig in de plaatselijke bibliotheek hadden,
zijn zo’n beetje de eerste ijkpunten geweest. Macrobiotiek stond centraal. Eind
jaren zestig al was het huishouden zo goed als volledig op eco en bio gefocust.
Gedurende enige tijd is de huiskamer zelfs half een macrobiotisch restaurant
geweest. Een wiskundeleraar kwam bij ons tafelen en nog wat mensen. Nergens in
de regio was er macrobio of veggie; dat kwam later pas.

Als tiener kregen we enorm veel ruimte om spelend tot ontwikkeling te komen.
Mijn broer en ik tekenden aan één stuk door. Op z’n twaalfde begon hij zich op
schilderkunst toe te leggen, ik op theater. Op m’n elfde of tiende kreeg ik een
schrijfmachine cadeau, een afdankertje van het bedrijf waar m’n vader werkte.
Liep meteen lekker, die schrijfmachine. 
Mijn zus was jonger, van een andere generatie. Zij heeft homeopathie
gestudeerd. En dan was er ook nog Bobonne,
zoals we haar noemden, van moederskant. Ze had voor en na de oorlog een café in
Torhout. Ze begon op haar zeventigste te schilderen in olieverf. Wel 400
bloemstukken. Ze was enorm getalenteerd, vonden wij. Picturale finesse, of ze
nu een amateur was – en bleef – of niet. Amateur, ik zeg amateur, omdat ze
weinig tot geen aandacht had voor het compositorische facet.
En dan is vader ook nog beginnen
schilderen. Olieverf, hij ook. Onwaarschijnlijk. Had z’n hele leven als souschef
in een fabriek gewerkt en begon zich in de meest onkennelijke zin van dat woord
op art brut toe te leggen. Dat wil zeggen – want je kan je er niet op toeleggen
natuurlijk, je kan dat alleen maar zijn. En hij was het. Z’n late werk werd
niet echt gesmaakt, herinner ik me. Hij stond er alleen voor. Hij had in een
huiselijke kring waar zo ongeveer iedereen tekende en schilderde in z’n eentje
de term Entartete Kunst gerenoveerd.
Ik heb één zelfportret van hem. Hij schilderde het op de onderkant van een
schaakbord. Mijn schaakbord godverdomme.








HVC:
                  Dat je zelf kunst maakt,
komt niet uit het niks. Je studeerde Vrije Grafiek aan Sint-Lucas in Gent. Eind
jaren zeventig begon je te schilderen. Je was vooral gefascineerd door het werk
van Cézanne, El Greco, Corot, Soutine en Corinth. Klassieke namen die  – wie je kent – niet op het eerste zicht met
jou zou linken.
Laura
van
:         Wie me niet kent, Hilde, wie me niet
kent. Wie me kent, weet dat ik al wel langer door Cézanne en Corot gefascineerd
ben. Corot, Twombly, Broodthaers, Duchamp, Schwitters en Soutine ontdek je niet
op één dag. Dat is allemaal geleidelijk aan gebeurd. Aan Sint-Lucas, tijdens
m’n opleiding, was ik vooral gefascineerd door Heckel en Schmidt-Rotluff,
Nolde, Klee, Munch, de Expressionisten. En film. Ik zag toen jaarlijks
gemiddeld zo’n 100 à 150 films, Kurosawa, Buñuel, Visconti, Pasolini, Godard,
name it. Cézanne werd het Leitmotiv toen ik midden jaren tachtig opnieuw aan
Sint-Lucas belandde: la méthode Cézanne, das dansende Punkt im Chaos, zoals
Meier-Graeffe het noemt. En dat kwam o.a. door de vele gesprekken met Ivan
Adriaens. Ivan en ik hadden samen aan Sint-Lucas gestudeerd. Het was tijdens
die gesprekken, toen we op het atelier van Ivan samen naar model tekenden, dat
het werk van Corot en Cézanne voorin kwam te zitten.
Ik
heb lange tijd, tot eind jaren tachtig, expressionistisch geschilderd;
eenduidig kleurgebruik, rood is rood, geel is geel, blauw is blauw. Als je het
puur technisch bekijkt, was Corot toen voor mij volstrekt onbekend terrein. Ik
weende toen ik in Chartres het werk van Soutine zag. Ik heb eigenlijk ook pas
eind jaren tachtig, begin jaren negentig, op het moment dat croxhapox begon,
zelf het begin van een methode ontdekt: tonaal, modulatief kleurgebruik – wat
ik aan het bestuderen van Corot te danken heb, denk ik. Het jeugdwerk van Corot
is onovertroffen. De landschappen die hij rond 1825 in Italië maakte. In Parijs
ging ik altijd eerst in L’Orangerie langs, voor Soutine, en in het Louvre, naar
die zaal met Corot.

Toen ik een tijd geleden nog eens in Parijs was, ging ik weer naar het Louvre,
en ik vond die zaal met Corot niet, klampte een suppooste aan. ‘Waar is Corot?’
Le dix-neuvième siècle est fermé, monsieur, zei ze.
‘Mais
madame’, zei ik, fermé, ‘comment, le dix-neuvième fermé, il faut l’ouvrir,
vite, vite.’
‘Impossible,
monsieur’, zei ze. ‘Maar vraag het aan de directie’, zei ik. ’Open die zaal!’
‘Ca c’est vraiment impossible’, zei ze. Lachend. Wat ik die dag in Parijs liep
te doen, zonder Corot? Geen idee, een terrasje, vermoed ik.






HVC:
         Je woonde een tijdje in Spanje.
Was je daar ook aan het schilderen? Ik las dat je je er verdiepte in ‘mailart’.
Laura
van
:         Ja, Spanje. De eerste keer was jaren
tachtig. Málaga. 1987, 1988. Dat was vooral socializen, in kroegen rondhangen,
nachten met vrienden en vrouwen, biljarten, lange nachten, weinig kunst. Ik heb
er wel m’n eerste solo expo gehad. Expressionistisch werk, erotische taferelen,
verf op papier. In 1999-2000, toen ik er opnieuw neerstreek, liep het anders;
gedurende een min of meer lange periode heb ik er intens en heftig werk
gemaakt, en de mail art correspondentie met Sjoerd zat op kruissnelheid.



HVC:
         Je maakt ‘stillevens’. Je zag
duizenden hedendaagse werken passeren, en toch is dit wat je aanspreekt. Idem
met het eeuwenoude medium olieverf. Wat zegt dat over jou? Of over de
hedendaagse kunst?
Laura
van
:         Ik werk niet naar foto’s. Misschien zit
hier een sleutelgat op de vraag waarom ik stillevens schilder. Ik schilder naar
de natuur, in zekere zin à l’improviste, ik improviseer alla prima, nat in nat,
en heb die improvisaties geleidelijk aan tot één thema beperkt, wat je, ik denk
aan die titel van Edwin Morgan, ook Themes on a Variation zou kunnen noemen,
een beperking die ik op geen moment als noodzakelijk heb aangevoeld, maar die
kennelijk wel een leidraad biedt voor het picturaal-modulaire onderzoek, wat
deels een thematisch onderzoek is – om het zo te zeggen, zoeken wat het thema
aan mogelijkheden biedt –  en deels een
picturaal onderzoek: wat ik met verf, wat ik met die taal kan doen. Le savon,
La table, van Ponge, om maar een voorbeeld te geven: een jarenlang recitatief
over een stuk zeep, over een tafel. Ogenschijnlijk altijd weer hetzelfde thema
heb je bijvoorbeeld ook bij Marguerite Duras. Wat ik schilder is, als ik het zo
bekijk, eigenlijk niet zo belangrijk. Ik gebruik dat ene thema om de materiële
kern van die taal te vinden; ik schrijf evenmin stukjes om een verhaal te
vertellen, alle verhalen zijn verteld, maar om mijn taal op papier te hebben.






HVC:
        
Is
de schilder van stillevens dezelfde persoon als de brutaal schreeuwende en
‘boze’ singing painter? Toch een paradox?
Laura van:         Nu
ja, tja, misschien is er ook alleen die paradox. Naar de natuur en stilleven,
en alleen stilleven, is eigenlijk ook best brutaal. Het is maar hoe je het ziet.
Stilleven & variaties begon ook, herinner ik me, als een verzetsdaad tegen
de fictie dat het opeens alleen nog om inhoud ging. Anekdotiek was uit den
boze. Dat was het discours van Hoet. Als het geen conceptuele insteek had,
stelde het niets voor. Het gaf in elk geval een terrein waar niemand me met wat
voor theorie ook lastig vallen zou, hoogstens, inderdaad, dat wat ik deed
weinig tot niets voorstelde; wat een gezonde uitgangspositie is.
HVC:
         Die stillevens construeer je
niet, je ziet de voorwerpen gewoon voor je neus liggen, denk ik.
Laura
van
:         Wel, zoals ik zei, het is taal, een
trekharmonica met verf. Het begint met iets dat voor m’n neus ligt en het
eindigt, na een soms slopend proces, met het vereenvoudigen en uitpuren van een
ingewikkelde constructie; ingrepen –wat ook altijd met momenten samenhangt– die
de constructie troebel of juist eenvoudiger, transparanter maken. Als de
hersens zich er mee bezighouden, als ik tijdens het werk pieker over het werk,
gaat het gemakkelijk een foute kant op.

















HVC:
Maak je eerst potloodschetsen?
Laura
van
:         Soms. Vroeger deed ik het helemaal
nooit. Het gekke is dat ik wel altijd naar de natuur bleef tekenen. De hele
tijd door, overal waar ik kwam. Ik had altijd een schetsboek bij, zoals ik nu
altijd een notitieboekje bij heb. Kleine boekjes. Iets wat gemakkelijk in een
vestzak kon. En het is ook in die schetsboeken, herinner ik me, dat het
stilleven opdook, in de coulissen van het werk dat me midden jaren tachtig
bezighield. Tot me opeens opviel dat die kleine observaties frisser en
interessanter waren dan het grote werk.
Wat
ik intussen wel doe – soms, niet altijd – is een lineaire tussenstop op papier,
met linkerhand, op zo groot mogelijk formaat, potlood, vlakgom. En het gebeurt
wel dat ik na zo’n tekening een compositie, waar ik soms al weken mee bezig
ben, radicaal omgooi; wat ik trouwens ook zonder zo’n tussentijdse tekening
bijna de hele tijd door doe: nat in nat, alla prima, aanbrengen, uitwissen,
opnieuw.
De
momenten zijn heel erg belangrijk; het zijn uiteindelijk die momenten, waarbij
ik een toestand bereik die verder gaat dan de aandacht voor het thema, die het
werk maken; en het belangrijkste moment: loslaten. Het tijdens zo’n moment, op
het diepste punt van dat moment, loslaten.


HVC:
         Hoe moeten we Laura in haar
atelier voorstellen? Plan je dat zorgvuldig in? Ga je impulsief als je zin
hebt? Maak je werk per werk af of is het een kakafonie aan works in progress?
Laura
van
:         M’n atelier is altijd m’n woonplek
geweest, en omgekeerd. Ik had een kamertje of een klein appartement en dat was
dat. Alles zat samen. Ik schilderde in de woonkamer, woonde in de werkkamer.
Tegenwoordig heb ik een kleine loftzolder als atelier, maar ik kan dat natuurlijk
op elk moment omgooien en op een andere plek aan de slag gaan. Die loftzolder
is het laboratorium. De plek heeft twee tafels waarop, los van elkaar,
ensceneringen ontstaan, deels gestuurd, ik voeg dingen toe, haal dingen weg,
maar net zo goed toevallig: ik lees in Roman Poems van Pasolini, steek een
sigaret op, drink koffie, een van de oude doeken ergert me en ik schrijf een
brief, wat ik altijd aan een van die tafels doe, met een schrijfmachine; het
ritueel. Dat moment vinden waarop het kijken samenvalt met de dingen.
Je
zei iets over ‘dingen die voor de neus liggen’, maar zo werkt het niet. Ook als
ik ogenschijnlijk niets toevoeg, niets weghaal, wat maar zelden gebeurt, is het
een proces van tussenbeide komen, componeren, kijken, uitwissen, de toondiepte
aanpassen, sporen aanwezig laten, andere niet, het beeld dikker of dunner
maken, modifiëren van het inhoudelijke spoor: in scene zetten; een manier van
kijken die mijn manier van kijken is. Ik ensceneer. Het is theater. Het zijn
geen stillevens die er zomaar liggen.
Stilleven
na de feiten is een theatrale scene. Ik dirigeerde de scene tot ik de
constructie had die ik hebben wou, wat een dozijn sterk van elkaar afwijkende
doeken opgeleverd had kunnen hebben; alleen heb ik ze niet naast maar onder en
boven elkaar.
Describe
something that is used in a cermony or that relates to a ceremony
: bekeken,
herbekeken, opnieuw bekeken tot ik de compositie had die het hebben moest;
terwijl de linkerhand, ik schilder sinds een jaar linkshandig, maar half
uitvoert wat ik wil en tegelijk nog eens zoveel toevoegt; dingen die ik niet
voorzien, die ik niet bedoeld had kunnen hebben; dus, eigenlijk, door
linkshandig te werken, constructie en deconstructie: ik kijk, construeer, de
linkerhand voert uit en voert tegelijk ook af wat overtollig is, deconstrueert,
voegt toe en verwijdert; over de geplande enscenering komt het niet bedachte
patroon van die uitvoering met linkerhand.









HVC:
         Wat wil je nog toevoegen aan de
kunst, of schilderkunst  tout court
Laura? Wat hebben jouw werken méér dan andere schilderijen?
Laura
van
:         Niets, niets. Je kan jezelf toevoegen.
Een ander ijkpunt is er niet. Je kan jezelf vinden, maar ook niet vinden. Alles
is aangeleerd, alles is kwijt. Dus wellicht ook afleren, zoals ik al zei. Niet
toevoegen maar weghalen. Iets weghalen uit de kunst, zodat de kunst, waar alles
vrees ik bol staat van betekenis, opeens, toch, wat minder betekenis heeft, de
betekenis verliest die het had en, in het beste geval, volstrekt zonder
betekenis eindigt.
HVC:
         Wil – durf – je nog schoonheid
scheppen dezer dagen?
Laura
van
:         Vraag eens aan een kok of hij nog zin
heeft in die zoveel honderdduizendste pesto. Moet je toch altijd opnieuw doen,
zo’n pesto, met de beste ingrediënten en met een vijzel, want anders kom je er
niet.


HVC:
         Walter Benjamin schrijft: ‘Talent
is één ding, maar de genialiteit zit in de werkijver’. Hoe ver wil jij gaan
voor jouw schilderkunst? Hoeveel vraagt het van je?
Laura
van
:         Ik ben het niet oneens met Benjamin,
alleen: genialiteit zit niet in werkijver. Wel zit wat je bereiken kan in die
werkijver. Het woord genialiteit is opgebruikt, vrees ik. In Herostratus heeft
Pessoa het over 3 soorten genialiteit, en het onmisbare component, over welke
vorm van genialiteit je het ook had willen hebben, is, schrijft hij, het
vermogen om tot een abstractie te komen, het vermogen om de werkelijkheid te
abstraheren, wat je denk ik niet letterlijk opvatten moet.
Het
is ook iets te lang geleden dat ik Herostratus las, om me loepzuiver te
herinneren hoe Pessoa het formuleerde. In de schilderkunst is het een
interessant Leitmotiv. Corot, Manet, El Greco, ook Richter, Hockney ook,
Tuymans, zeker in z’n vroege werk, en natuurlijk ook Matisse, het late werk van
Soutine, Giotto, Cézanne, Morandi, Turner, Brusselmans. Je zou denken,
figuratieve schilderkunst, maar ook, zonder uitzondering, groot net door dat
vermogen tot abstractie. Als je Corot ontdekt is het dat wat je bij Corot
ontdekken kan, de verbluffing van een volstrekt natuurlijk raffinement waarbij
ogenschijnlijk zonder inspanning alles juist komt te zitten.



HVC:
         Wat vind je het lastigste aspect
aan schilderen?
Laura
van
:         De marktwaarde.
HVC: Wat hoop je met het schilderen ‘te bereiken’?
Wat doe je met de criticasters? Degenen die je stillevens maar niks vinden?

Laura van:    Wat een tijdverlies om je daarmee bezig te
houden.



HVC:
         En je schrijftafelsessies? Hoe
verlopen die tussen alles door? Ook voor je groep The singing Painters schrijf
je teksten die je voor het publiek declameert.
Laura
van
:         Wie
m’n blog volgt, zal gemerkt hebben dat daar het voorbije jaar vooral
schilderijen opdoken. Van de herfst 2017 tot eind 2018 heb ik 400 dagen aan één
stuk door geschilderd. Schilderijen waar ik overdag en schilderijen waar ik ’s
nachts aan werkte. ’s Ochtends vroeg meteen naar het zolderatelier. Schrijven
is een ander soort werk. Cerebraler. Het is een andere dynamiek ook. Rechtop
als ik schilder, heen en weer in het atelier, alles speelt mee: het licht, het
palet, de motoriek, de geur van terpentijn, white spirit, verf, de
ingrediënten.
Ook de emotie van die dag, het up
& down; die momenten waarover ik het had, die momenten waarop het gebeurt,
hebben een dierlijk karakter; terwijl het schrijven zittende arbeid is. Stoel,
tafel, laptop, schrijfmachine. Niet minder heftig, of intens, of hoe je het ook
noemen wil, maar wel minder lichamelijk. Wat ik schrijf is geen theoretisch
gedoe. Eigenlijk verschilt het niet heel erg veel van het schilder- en
tekenwerk en de insteek is dezelfde: taal.



HVC:
Hoe heb je je boek Seks met verf
opgevat? Wat was het uitgangspunt?
Laura
van
:         Nikolaas en Katrien van Posture, kwamen met
het idee. Nikolaas heeft de publicatie gestuurd en bijgestuurd, en ik heb hem
gevolgd, maar niet op alle punten. Eerst bijvoorbeeld was er het idee om iemand
iets over m’n werk te laten schrijven, en het boek had ook ouder werk. Het
moment dat ik linkshandig begon, eerst in tekenschriftjes, daarna op doek,
bleek beslissend. Het linkshandige heeft een lichtere, minder compacte
beeldruimte dan het rechtshandige werk, merk ik.

Bij Benjamin las ik iets over linkshandig, wacht even, ik zoek het op …
Het staat in One-Way Street: All
the decisive blows are struck left-handed
.
Tijdens een bokskamp bedoelt ie, vermoed
ik. Recenter las ik iets van Barthes over het werk van Twombly, een tekst van
eind jaren zestig als ik het goed heb: L’oeil,
c’est la raison, l’évidence, l’empirisme, la vraisemblance, tout ce qui sert à
contrôler, a coordonner, à imiter, et comme art exclusif de la vision, tout
notre peinture passée s’est trouvée assujjetie à une rationalité répressive.
D’une certaine
façon, Twombly libère la peinture de la vision; car le gauche (le “gaucher”)
défait le lien de la main et de l’oeil
. Interessant.
Die tekst over Twombly viel me pas op toen
ik alle linkshandige werken die in Sex Met Verf staan al geschilderd had. Ik
herkende wat Barthes schreef, het experiment met linkshandig, uitwissen,
negeren van het controle-mechanisme.



HVC: Sex met verf’:vop het eerste
zicht/gehoor een bijna makkelijke of evidente titel maar als je er heel even
bij stil blijft staan, vraag ik me af hoe de titel bij het werk past of hoe de
titel zich tot het werk verhoudt ?

Laura van:         Sex met verf is met een x. Dat is een evidentie, die x. Het
schilderwerk is extreem lichamelijke arbeid en in de voltooiing zit ook altijd
een orgasme. In het beste geval, niet letterlijk, het werk zelf dat klaarkomt.
Trage opbouw, voorspel, de huid van het beeld aftasten, duwen, afremmen,
intoneren, moduleren, traag opbouwen naar het hoogtepunt, wat met elk
schilderij anders is en ook altijd opnieuw moet. Als je niet zelf schildert,
kan je je ongetwijfeld maar moeilijk voorstellen hoe lichamelijk het hele
proces is. Als je je er aan overgeeft tenminste, zoals een marathonloper aan
het terrein, zoals minnaars die zich ongeremd aan elkaar geven.
HVC:
Bij elk werk lezen we een beschrijving van het voor-werk: de lectuur die er bij
je ligt, de dag, de plaats. Soms krijgen we ook een flard uit dat boek te
lezen.
Laura
van
:         De opsommingen zijn een omgekeerde
receptuur, een inhoudelijk ypsiloneticum. Ik laat het A
® Z van het schilderij ongemoeid, werk
het in de tekst in omgekeerde richting af en voeg tegelijk dingen toe die je
niet zomaar uit het schilderij had kunnen afleiden: een boek bijvoorbeeld dat
niet eens zichtbaar is; een literaire, anekdotische, filosofische context, het memento mori, heel even openslaan van
het moment, meer niet. Inderdaad. Alsof ik telkens het doek opensla en er in blader.
HVC:
         Was het voor jou logisch met posture editions te werken? (Jij ‘bent’
boek N°29.)
Laura
van
:         Ik heb het niet zo met logica, dus of
het logisch was, geen idee. En eigenlijk heb je het om te keren; de vraag is of
het voor Nikolaas en Katrien van posture editions logisch was, als we dan toch
het woord logisch gebruiken, om dat project op te starten. Om binnen de
terminologie te blijven: niet als je het kostenplaatje bekijkt. Daar hebben we
een oplossing voor gevonden. Voorts kwam Nikolaas met opmerkelijk interessante
suggesties; die teksten bijvoorbeeld, waarvan hij sporen in de blog
aangetroffen had, dat was zijn idee. Ook de cover, die hebben Katrien en
Nikolaas bedacht; het verspringen van linker- naar rechterbladzijde, en nog
meer van die dingen. [ ]
HVC:
         Je boekpresentatie was in het
Raveelmusuem te Machelen-aan-de-Leie. Was dat een bewuste keuze?
Laura
van
:         Nikolaas en Katrien van Posture hebben
daarvoor gezorgd. Ze hadden er eerder al een boekpresentatie gehad met Carole
Vanderlinden en Mario De Brabandere. Ik heb de expo niet zelf opgebouwd, en dat
was wel een bewuste ingreep. Nikolaas en Michaël hebben zich ermee bezig
gehouden, ook met de selectie. In de expo in het Raveelmuseum ontbreken dus
nogal wat werken die er wel hadden gehangen als ik zelf de opbouw gedaan had.
Ik heb me er op geen moment mee bemoeid.
HVC:
        
Volgend jaar komen nog twee
publicaties van jou uit:
Laura
van
:         Misschien, misschien. Het zijn dingen waar nog ontzaglijk veel werk aan
is. In 2014 schreef ik De prijs van een
reis naar Parijs,
na twee syllabische routes door Frankrijk. Het is het
relaas van een verloren manuscript, waar ik in 1998 al eens een versie van
schreef. De tweede versie, die uit 2014, is definitiever, is af en staat op de
blog trouwens, maar is niet wat ik wil. Er is een volume met prozaïsche
gedichten die ik in het Engels schreef, wat min of meer aansluit op de lyrics
van The Singing Painters. De kakverhalen, ook weer zoiets, het kapitalissimo als kakfabrikaat: korte stukjes over cultuurcoprofagie. Daar is
allemaal best nog wat redactiewerk aan. En Het balanseer plant een uitgave. Het
heeft weinig zin om daar nu veel over te zeggen.



HVC:          Liggen
er nog expo’s in het verschiet?
Laura
van
:         In mei is er een expo in Garage Neven in
Ninove. Er zitten wat dingen in de pijplijn. Groepsexpo’s. Een residentie in
Lissabon, in Atelier Concorde; een plek waar ik al eens geweest ben toen ik
prospectie in de regio deed. In 2012 heb ik heel even vooral landschappen
geschilderd op een plek in Wallonië. Met croxhapox was er weinig tijd voor. Ik
had een kortlopende beurs aangevraagd voor een vergelijkbaar traject, maar dat
werd niets. Pas beginnende kunstenaar, stond er in het verslag van de
commissie.
 HVC:          Uit
de visie van croxhapox komen vaak twee termen terug: niet-commercieel en experiment,
in welke mate is jouw persoonlijk werk experimenteel en ben je “vies van
commercie”?
Laura van:         Het woord experiment, herinner ik me,
hebben we gebruikt om het kind een naam te geven; het betrof meer de manier van
werken van croxhapox, een experimentele manier van werken, wars van de
contemporaine axioma’s, dan het feit dat we alleen of vooral experimenteel werk
toonden. Experiment is geen eenduidig ding. Voor iedere kunstenaar loopt het
anders, ik zie niet meteen waar je een lijn zou moeten trekken tussen wat
experiment is en wat niet.
Experiment
zou met de manier waarop te maken kunnen hebben; en hoe kom je tot wat je
bereiken wil als op voorhand vaststaat wat je bereiken kan, of wil, of moet.
Het zijn net zo vaak omwegen waar je van terugkomt, denk ik. Misschien is het
mislukken van een experiment het meest interessante wat een experiment te
bieden heeft en zit het uiteindelijke resultaat in wat overblijft van het werk
na al die mislukkingen.
Dank
voor het interview Laura !
Hilde Van Canneyt

expo: Garage Neven, Ninove. Solo expo, 18-19 mei 2018.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *