Categorieën
Interview

Interview met Koenraad Tinel

Interview met
Koenraad Tinel (1934), Pajottenland, zomer/herfst 2017 

Interview naar aanleiding van de expo CRUX,
in het Abtenhuis van Geraardsbergen, nog tot 26 nov 17. De expo gaat vergezeld
van een nieuw boek over het werk van Koenraad Tinel, CRUX, uitgegeven bij MER.
Paper Kunsthalle, met een essay van auteur Stefan Hertmans.

De uitgeschreven
stukken
komen uit ‘Het atelier’ van het tijdschrift Beeldenmagazine.
Foto’s atelierzichten/expo CRUX: Veerle De Smet 
Foto’s kunstwerken: Joke Floreal 




De
Belgische kunstenaar Koenraad Tinel is van geen kleintje vervaard. Zijn
belevenissen als kind tijdens WO II, die zijn familie meesleurde in chaos en
destructie, doen hem in zijn werk herhaaldelijk teruggrijpen naar de gruwel van
de oorlog, toen en nu. Zijn sculpturen zijn een constante tweestrijd tussen het
vernederen en verheffen van het met angels bezette mensdom, af en toe
omzwachteld met een vleugje mythisch bewustzijn. Het zijn beelden van verval en
schoonheid, die tijd nodig hebben om ze te leren kennen en waar ambacht en
expressiviteit hand in hand gaan.

Koenraad
Tinel verwelkomt ons hartelijk met zijn open gezicht en pientere ogen. Hij
brengt ons naar zijn ‘open atelier’, dat zich in de vroegere stallingen
bevindt.
We
treffen een min of meer opgeruimd atelier aan, waar het daglicht via grote
dakramen naar binnen valt met langsheen alle muren klein en groot
werkmateriaal, alsook lange werkbanken, zaag-, schuur- en boormachines,  schroefbanken en machines om te lassen en
ijzer te bewerken. Aan het plafond hangen verschillende takels.Er is ook een
zware heftruck, zodat de kunstenaar – toch op leeftijd, lijfelijk, niet geestelijk
– zijn werken zonder hulp van derden kan tillen en hanteren.
Er
is ook een slurfachtige machine om schadelijk stof af te zuigen, en een echte
smidse, waar wel vijftig grijptangen aanhangen. In het midden van het atelier
staan enkele nieuwe sculpturen, (bijna) vertrekkensklaar voor de expo CRUX. Eén
sculptuur in gips en ijzer heeft wel zeven borsten, alsook een mega fallus. Het
tweeslachtige wezen heeft een slangenkop en steunt op twee bokkenpoten en een
lenige staart. Het beeld is intrigerend en angstaanjagend tegelijk. Het draagt
de naam Aartsengel.










Hilde Van Canneyt:  Beste
Koenraad, via kleine veldwegen, langs een glooiende vallei aan de rand van het
Stiltegebied Dender-Mark, komen we langs een vijver en koeien  via een inrijpoort terecht bij het fraaie
voorplein van een 18e eeuwse hoeve met prachtige binnentuin, Hof te
Leysbroek genaamd, al 20 jaar uw woon-en werkplek.

Koenraad Tinel: ‘De hoeve was vroeger een
verdedigingsmotte, een houten burchtje met een wal  rond, wat diende als verdediging van
Henegouwen tegen Brabant en Vlaanderen. We zitten op een grensgebied. De
ingangsweg hier is de grens tussen Brabant en Oost-Vlaanderen.
De ‘heerlijkheid –
een hoeve met rechtspraak – van Leysbroek’ noemde dat hier vroeger.’

HVC: En u hebt aan de binnentuin als het ware een oude stal
ingepalmd als zijnde uw atelier.

KT: ‘Ik ben smid.
Ik werk veel met ijzer, gips en plaaster. Vroeger goot ik ook brons, maar die
gieterij heb ik nu niet meer. Ik doe het graag allemaal zelf. Ik kan niet
verdragen als er iemand met me werkt. Ik ruim ook eigenhandig alles op. Hier
komt niemand binnen, dit is mijn kot. En ik weet tot het kleinste boutje alles
liggen. Mijn grote Europastierdie op
de Congoberg in Galmaarden staat, heb ik helemaal alleen gemaakt; alleen in
staalplaten geslagen. Hij is acht meter hoog en negen meter lang. Ik was toen
al 73 jaar.
Alles staat op
wielen in mijn atelier, zodat ik gemakkelijk alles kan verzetten. Alles wat je
hier ziet aan tafels en helpmateriaal, is zelf gemaakt. Ik ben een stielman.
Een beeldhouwer is een vakman. Ik heb hier ook een grote katrol staan om mijn
beelden recht te kunnen zetten. Ik creëer ze heel dikwijls hangend en dan weet
ik dikwijls niet hoe ze te ‘zetten’.’

Koenraad demonstreert even hoe hij ijzer zaagt met zijn meer dan
honderd jaar oude machine.
Of het hier niet te koud is in de winter? “Ik kan goed tegen de
kou. Vroeger had ik zelfs geen verwarming in mijn atelier.”















Atelierimpressies Veerle De Smet







Hebt u een bepaald werkritme?


‘Vroeger stond ik
om 6u op. Dat doe ik nu niet meer. Wel trek ik onmiddelijk na het ontbijt naar
hier en werk ik de hele dag door. Ik doe nooit een middagdutje. ’s Middags zit
ik zelfs niet om te eten. Ik neem een boterham en eet hem op terwijl ik verder
werk. Tussendoor drink ik alleen maar water. Ik blijf graag in mijn werk. ‘

U tekent ook heel veel.

Ja, er zijn
periodes dat ik heel veel tijd doorbreng In mijn tekenkamer. Dat is heel
intensief. Ik kan even moe zijn van te tekenen dan van te beeldhouwen. Ik kan
ook niet zitten om te tekenen. Ik ben nogal een actieve mens. Soms verplicht ik
me te zitten, maar voor ik het weet sta ik weer rechtstaand te tekenen.’

Gebruik je muziek als achtergrond?

‘Neen. Aan de basis
ben ik muzikant, ik heb tot mijn 21 een opleiding als pianist gehad. Muziek is
zó belangrijk voor mij dat ik ernaar wil luisteren als het er is. Als je dan
muziek opzet die je mooi vindt, dan bedrieg je jezelf door de muziek; dan ben
je niet lucide naar je werk toe, ben je met de muziek bezig. Ik verdraag dat
dus niet.’









U bent van plaaster naar brons overgestapt …

‘In mijn studietijd
– ik studeerde op La Cambre in Brussel – heb ik alleen met plaaster gewerkt.
Maar op den duur kon ik geen plaaster meer zien en werd ik verliefd op metaal.
En zo heb ik me het werken met metaal proberen toe te eigenen. In het begin
kende ik daar niks van, maar op den duur had ik dat in de hand en heb ik ook
tien jaar een smederij gehad, om mijn brood te verdienen. Ik had drie
werkmannen, maar ik maakte natuurlijk ook eigen sculpturen. Later ben ik dan
weer in plaaster begonnen, gecombineerd met ijzer. ‘

Het is hier gezond rommelig.

‘Alles om mee te
werken, maak ik zelf, zelfs de bijlen. Het zijn typische bijlen van de
houthakkers van het Zoniënwoud. Ik heb dat van hen geleerd. Geslepen uit een
veer van een vrachtwagen, héél goed staal dus.’

Ik las dat uw atelier uw hart is. Voor u is dit dus de leukste plek
op aarde?

‘Zelfs al zit ik in
mijn tekenatelier, dan voel ik nog dat ik even naar hier moet komen, gewoon om
hier eventjes te zijn. Dit atelier is mijn hart en ziel.’

Wat doet het met u als een werk het atelier verlaat voor een expo
of het wordt verkocht?

‘Als een werk wat
ik graag zie wordt verkocht, heb ik zin om dergelijk werk opnieuw te maken.’


Koenraad
Tinel had vroeger een eigen bronsgieterij, om zijn eigen in was vervaardigde
beelden in brons te gieten. Nu smeedt hij met ijzer en vuur imposante beelden.
Hij combineert ijzer met gips, soms omzwachteld met verweerde jute en doeken.
De materialen verlenen de werken de doorleefde gratie van vergane glorie.

Met
een onnavolgbare mentale en lichamelijke kracht slaat hij met een hamer op zijn
staalplaten en smeedt en last hij de stukken aan elkaar. Met als canvas de
stilte, zonder muziek, in pure focus met alleen het geluid van de samenwerkende
materialen, luisterend naar het smeden, schuren, lassen en boren, beschouwt hij
het maken van zijn sculpturen als het materialiseren van gedichten, omdat ze
even gebald zijn, vertelt hij. Hij is jaloers op schrijvers, maar met staal
schept hij zelf poëzie.
In
zijn recente sculpturen gaat hij aan de (hamer)slag met de Europese
geschiedenis, oud-Griekse mythen en het christendom, voor hem een kruis- en
keerpunt, wat hij noemt ‘een crux’.
Of
zijn beelden op het eerste zicht mooi zijn? Don’t think so! Maar de kunstenaar
wil dat je met traag en geduldig kijken de schoonheid ontdekt die onder het
verval; het onderhuidse, verscholen ligt.


Geeft die gecreëerde materie u troost?

‘Het is een
proberen mededelen. Een verhaal vertellen. Waarom wil iemand een verhaal
vertellen? Ik ben beginnen tekenen toen ik drie jaar was. Ik had dat nodig.
Mijn moeder vertelde altijd over die aardbeving in ’39. Ik was toen vijf jaar.
We woonden in een groot herenhuis en iedereen stond buiten. Wij woonden niet
ver van de kerk en het leek alsof de ribbenkast van de kerk was opengescheurd.
In de drukte waren ze mij kwijtgeraakt, maar ik was naar binnen gegaan, die
ineengezakte kerk aan het tekenen. Het ging me toen en nog altijd, om wat
indruk op me maakt; om mijn gemoedsgesteldheden, en dit te communiceren aan een
ander. Maar het moet écht zijn, het moet des levens zijn.
Mensen denken soms
dat ik met gevonden materiaal werk, maar neen, ik heb dat zo doen roesten, zo
geslagen.’

Sculpturen maken is echt een drang voor u …

‘Absoluut. Ik heb
dat echt nodig.’

Natuurlijk gaat het derde oog uw sculpturen anders lezen dan u het
hebt bedoeld …

‘Je wilt dat er
iets overkomt, dat de ander er iets aan heeft … ‘

Hoewel, in uw sculpturen is het aspect schoonheid een moeilijk iets

‘Schoonheid. Wat is
dat? Dat is een raar iets. De natuur is schoon, maar is ook verschrikkelijk.
Het leven is ook verschrikkelijk. Dat is het net met schoonheid: het is het
allemaal.’











Voelt u dat uw vormentaal met de jaren is geëvolueerd?

‘Zonder dat je het
wilt, is er sowieso een evolutie in het werk. Dat gaat van links naar rechts,
door levensomstandigheden en invloeden gaat ge meer zo of zo werken en richtingen nemen die je nooit kunt voorzien.’

Werkt u naar schetsen?

‘Ik maak
voorbereidende tekeningen in boekjes. Vooraf een sculptuur uittekenen, gaat
niet. Eens je met dat materiaal begint, wordt dat iets anders, omdat het
materiaal je dwingt, en anderzijds je inspireert om te vertellen wat je wilt
vertellen.’

Weet u altijd op voorhand wat?

‘Ik heb een idee en
een doel als ik iets maak. Je hebt artiesten die zeggen: ‘Ik begin zomaar en er
komt wel iets uit.’ Bij mij is dat niet zo. Er is een gemoedsgesteldheid, er is
iets wat ik wil zeggen.’

Maar er is een verschil tussen schetsen en ‘tekeningen’ maken. Dat
zijn twee verschillende dingen.

‘Schetsen gaat heel
vlug. Maar soms teken ik ook om te tekenen.’

U bent gekend om uw turbulent verleden … ‘Moeten’ mensen voelen dat
de oorlog ‘nog’ in uw werk zit?

‘Het gaat om wat ik
nú te vertellen heb, hoe dat overkomt. Niet over het verleden.’

Mensen/kijkers
hoeven op zich niet te voelen dat u een oorlogsverleden heeft?

‘Sommigen zeggen: je voelt dat gij
ne mens zijt die een achtergrond heeft, die heeft afgezien. En dat zal wel waar
zijn. Maar ie-de-reen ziet af in het leven. Iedereen heeft zijn trauma’s. Het
gelukkig zijn van de ene mens tegenover de andere: dat scheelt niet zo veel
hoor. Want je past je aan. Ik heb de oorlog meegemaakt in Duitsland, de
zwaarste bombardementen, de Russen, vluchten door de bossen, de zonegrens
overgetrokken … dat is niet erger dan iemand die verwend is geweest, want die
heeft ook zijn zieligheden gekend. Het gaat me over de mens, het mens zijn. En
de mens, dat is soms een afschuwelijk ding. En we proberen er allemaal het beste van
te maken. Maar als er geen negativiteit is, kan er geen positiviteit zijn. De
triestigheid die in de wereld is, die moet er ook zijn, anders kan de rest niet
bestaan. Die tegenpolen maken het juist leefbaar. Als we constant zouden
gelukkig zijn, zouden we ons oervervelen.’

Zoals
in tijden dat je pijn hebt, beter ziet hoe mooi de natuur is, of je je vrienden
of familie meer waardeert …

‘Ik zie natuurlijk vaak de pijnlijke kant van het leven en dat voel
je goed in mijn werk. Ik ben geen pessimist hé, maar ik hou wel van een zekere
waarheid van de dingen.’

Bedoelt
u een bepaalde spiegel voorhouden?

‘Precies.

Toon ik jullie eens de middeleeuwse kelders? Hier stond al in de 13e
eeuw een verdedigingskasteeltje, dus die kelders moeten zeer oud zijn … ‘


Aan
de andere kant van de binnentuin belanden we in de oude kelders van de
kasteelhoeve die worden gebruikt als exporuimtes. In de wit geplamuurde
rondboogkelders met gewelfplafond, staan en hangen zijn – veelal vrouwelijke –
oerbeelden, minnende paren en sculpturen waar sex, geboorte en dood, het
primaire en het dierlijke, onomwonden aanwezig is. Soms ‘amputeert’ de
kunstenaar hoofd en armen, hij omzwachtelt en wikkelt in windsels: verwijzend
naar de pasgeboren mens, of de wonden des levens. Het zijn imaginaire wezens,
verheven tot (mythische) kunst.









Die
kleinere sculpturen, ziet u dat als een intuïtieve welkome afwisseling?


‘Ja, ik heb niet altijd zin aan grote werken te zitten timmeren hé
! (lacht) Dat is in periodes.’

Laat
u zich veel leiden door opdrachten?

‘Opdrachten? Ik ben niet voor opdrachten. (lacht) Tenzij ik
helemaal mijn goesting mag doen, zoals het beeld voor Simon Gronowski dat ik
maakte voor Kapelle-op-den-Bos en Ganshoren.’

Hoe
zit het met de titels die u uw werk geeft? U had het daar vroeger niet zo voor

‘Ik ben er een tijd tegen geweest. Ik voel wel dat mensen er graag
een titel bij hebben. En uiteindelijk heeft elk werk wel een verhaal. De
wegtrekkende mens is iets wat heel veel in mijn werk voorkomt; ik ben zelf veel
op de vlucht moeten gaan, wel twee jaar lang en dat tekent je wel. Ook in de
actualiteit zie je niks anders dan mensen die vluchten. Het is iets wat me
blijft aangrijpen.’





‘Mijn moeder is 96 jaar
geworden. Noodgedwongen moesten ze haar op haar 95e naar een home
brengen, omdat ze alles begon te vergeten. Kort voor haar dood was ik bij haar
op visite en zat ze daar helemaal klein en uitgemergeld, als een mummieke. Ze
moest naar het toilet, ik hielp haar en geloof me, dat wil je als zoon niet
meemaken. Kort nadat ze gestorven is, moest ik het op die manier vertellen
zoals in die sculptuur.’








kelder







Uw
beelden staan op zichzelf, maar de bijhorende uitleg doet er geen afbreuk aan,
terwijl dat bij veel kunstenaars wel het geval is.

Krijgt
u soms tranen in de ogen tijdens het maken van uw werk?

‘Ik krijg snel de tranen in de ogen, maar niet bij mijn eigen werk.
Dan begint ge flauw te doen en dat mag niet. Je moet als je een verhaal wil
doen, er eerst afstand van nemen. Als je iets maakt net nadat je bent ontroerd door
iets, mag je niks creëren, want dan is dat emotioneel. Je moet eerst van
buitenaf kijken. Pas dan kan je er iets mee doen. ‘

Ik
kan me voorstellen dat mensen niet staan te popelen om uw – vooral grote –
sculpturen in hun living te zetten. Zachtaardig zien de meeste er niet uit …
Er
staan hier ook een hele serie werken die rond copulatie gaan. Andere sculpturen
verbeelden veelal erotiek, het moeder zijn, geboren worden, geslachtsdelen, de
vrouw tout court…

‘Die dingen boeien me. Ik ben dan ook een man hé. (lacht)
Ik heb ook een serie gemaakt met vissen en walvissen.
Ik bezocht mijn zus in Canada waar we walvissen zijn gaan spotten.’

Er
zit ontegensprekelijk altijd iets ‘mens’-elijks in.

‘Ik ben inderdaad genen abstracten.
(lacht)’

Wat
ik fijn vind aan uw werk is dat u enerzijds wel ziet dat het van u is, maar ik
toch niet het gevoel heb dat ik constant naar dezelfde sculpturen zit te kijken,
wat bij sommige kunstenaars nogal eens het geval kan zijn.







Hier zie je mijn ‘Chat
politique’
. Ik was naar de kathedraal van Chartres geweest en was zo onder
de indruk van al die Middeleeuwse beelden dat ik zin had om een sculptuur te
maken die je daar bijna in die toren zou kunnen zetten. (lacht)

Hebt
u ooit geschilderd?

‘Ik heb dat geprobeerd, maar dat ligt me niet. Ik ben niet content
als ik schilder, ik vind dat ik dat niet goed doe. Ik werk met tinten in inkt
en bister, maar niet met verf.’

Maakt
u altijd eerst schetsen?

‘Ik ben heel direct in mijn werk. Ik trek nooit een potloodlijn. Ik
begin gewoon: ‘tjak’.’

U
bent pas op latere leeftijd opgepikt, misschien is dat een voordeel …

‘Natuurlijk zoek je respons! Dat bestaat niet, iemand die voor
zichzelf werkt. Ik geloof dat niet. Waarom doe je dat? Waarom maak je dat? Om
het voor jezelf te houden? Nee, dat is communicatie.’
Schrijven is iets wat ik niet doe, ik kan dat niet. Ge kunt
gevoelens subtieler in sculptuur dan in woorden vatten, vind ik. Een woord
stáát er, terwijl  je er in sculptuur op
zo’n manier kan ronddraaien dat het nog sterker overkomt.

Past
alcohol in een atelier?

‘Ik dronk een heel leven lang, heel regelmatig, vaak zwaar bier. Soms al voor de middag. Op mijn 75e ben ik hiermee gestopt. Nu drink ik ’s
avonds alleen nog een glaasje wijn.’







Ik
zie hier twee bustes staan, eerder a-typisch werk, lijkt me.

‘Ik heb een moeilijke relatie met mijn vader. Toen we op de vlucht
waren, ben ik eens heel ziek geweest van onrijp fruit te eten. Ik was zo
ellendig dat ik hallucinaties had. Alsof ik een bol in mijn mond had. En omdat
mijn vader ons in al die jaren zoveel miserie heeft aangedaan, heb ik hem die
bol in zijn mond gestoken.
De tweede sculptuur is een herinnering aan een blinde soldaat die
ik heb gekend: achttien jaar en gedaan. Het was winter, het was koud , we
hadden geen eten. Die mannen kwamen van Rusland, vonden hun familie soms niet
meer terug … Ik zat ernaast als twaalfjarig jongetje, zoals twee broers … ‘

RUIMTE MET PIANO

In
de zolderruimte weten onze ogen weer niet waar eerst te kijken. Er staan
tientallen  kleine sculpturen, er staat
een mooie vleugelpiano. Muziek is zijn eerste liefde, als kind was hij
voorbestemd om pianist te worden …
Aan
de wand hangen tientallen inkttekeningen, waarbij ook het verhalende aspect van
zijn werk tevoorschijn komt. Tekeningen staan opgeborgen in grote houten
kisten, maar ook in prachtige ijzeren koffers, die zijn getekende verhalen
bundelen, zoals zijn bekende graphic novels Scheisseimer, Flandria Catolica en
Verhalen van het Pajottenland.




Speelt
u nog piano?

‘Uitzonderlijk. Ik kan het niet meer, mijn vingers willen niet meer
mee. Ik heb artrose.’

Komt
‘de juiste tekening’ onmiddellijk uit uw tekenhand?

‘Ik maak soms zes à zeven tekeningen op een dag en smijt ze
allemaal weg als ik ze niet goed vind.’

Is
dat dan een mislukte dag voor u?

‘Ja. Maar alleen het goede mag blijven bestaan.’ 

Soms
neigen uw tekeningen naar illustraties.

‘Mijn boek Scheisseimer,
zíjn illustraties bij mijn eigen geschiedenis. David Van Reybrouck heeft er een
essay bij geschreven om het geheel historisch te duiden.
Hier is bijvoorbeeld een boekje bij een theatertekst
van Josse De Pauw. (Het kind van de smid). Na Scheisseimer heb ik Flandria Catholica gemaakt – over mijn
jaren tussen mijn 12e en 18e – , meer recent kwam Verhalen van het Pajottenland uit, een
samenwerking met Stefan Brijs. In het nieuwe boek CRUX staat een essay van Stefan
Hertmans. Ik treed vaak op met bevriende schrijvers en muzikanten, daarbij
teken ik live op de scène. Momenteel loopt er een voorstelling rond het werk
van de Russische schrijver Isaac Babel met Oleg Lysenko en in het voorjaar van
2018 komt er een nieuwe muziektheatervoorstelling met muziek LOD, met een
bewerking van de metamorphosen van Ovidius, over Echo en narcissus.

Ook met het saxkwartet Blindman hebt u al performances achter de
rug …
Voor Blindman heb ik ooit een grote athanor gemaakt, dat is een
alchemistisch woord voor de oven waarin goud gemaakt werd. De voorstelling was
opgebouwd rond prachtige polyfone muziek, een smeltkroes van klanken en
meerstemmigheid.

‘Ik teken graag voor een publiek en mensen vinden dat
ongelooflijk.‘

Het
moet ook fijn zijn onmiddellijke feedback te krijgen, want schrijvers en
beeldende kunstenaars krijgen weinig direct applaus.

Scheisseimerheb ik wel
dertig keer verteld voor een publiek. Mensen zaten soms echt te janken in de
zaal. Dat was naar aanleiding van het boek Eindelijk
bevrijd
, waar ik met Simon Gronowski mijn verhaal deed.‘

We
zien hier overal kleine bronsjes staan …

Zo’n kleine werkjes zie ik als Fingerspitzenspiel,
het directe van de handeling is voor mij écht wel belangrijk. Ook in het
tekenen. Soms teken ik landschappen geïnspireerd op de streek. Uit mijn hoofd.
Ik háát aftekenen. Op school moesten we dat doen en ik wilde dat niet. Ik ben
nogal een kijker. Ook op straat. Mijn beroep is dan ook kijken.

U
hebt ook les gegeven.

Ik heb 27 jaar de afdeling beeldhouwen geleid in Sint-Lucas in
Brussel.

Wat
wilde u uw leerlingen bijbrengen?

‘Het vak leren! Ze moesten een kop boetseren, een hele figuur
boetseren. Ik had een bronsgieterij gemaakt, een smidse, álles moesten ze leren
! Steenkappen, houtbewerking, ik wilde dat ze dat allemaal onder de knie
kregen. Ik liet ze zelfs beitels smeden, slijpen en temperen. Tegenwoordig
hebben ze “zo’n nek” als ze buitenkomen, en ze kennen helemaal niks. Ik wilde
op den duur niet meer in de jury’s zitten. Ik heb nog op tafel staan stampen
omdat ze teveel punten gaven, Attrappé le
cue contre le plafond
, zeggen ze.’








tekenatelier 






Koenraad
Tineltekent al vanaf zijn vierde levensjaar en is daar sindsdien nooit mee
opgehouden. Over alle intense momenten van zijn leven – en dat zijn er nogal
wat – heeft hij getekend. Het is zijn manier van vertellen, zijn ‘redding als
mens’ zoals schrijver David Van Reybrouck ergens over hem schreef.
Het
tekenatelier bevindt zich in het hart van de grote hoeve, naast de woonruimtes.
De kunstenaar heeft twee werktafels. Een typische schrijftafel met boekjes,
brochures, paperassen en een agenda, met op ooghoogte een hele wand memorabilia
met (oude) foto’s van mensen die hem nauw aan het hart liggen. Daarnaast staat
een muurlange uitpuilende boekenkast met kunstboeken, teken– en archiefmappen,
alsook sierstukken.

Op
de andere werktafel mag voluit worden gewerkt en gespat. Een glazen wand rondom
beschermt de rest van de gezellige werkruimte. In een kartonnen doos staan
bokalen met zuivere Chinese inkt en zuivere bister – het pigment uit walnoten.
Daarrond staan de potten die hij zelf het ‘water van verschillende
vuiligheidsgraad’ noemt. De kunstenaar werkt voornamelijk met een palet van
zwart en bruin, oker en aardetinten. De kleur rood gebruikt hij slechts een
zeldzame keer. En zoals het bij een tekenaar past, zien we een hele resem
potloden, penselen en pennen liggen en hangen. Kleine sculpturen van eigen hand
staan her en der verspreid in de ruimte. En er staat een extra tafel om zijn
tekenmappen open te leggen.

Koenraad
Tinel heeft zoals hierboven vermeld al enkele bekende graphicnovels gemaakt.
Eerst kwam het boek – zelf noemt hij het de ‘bevrijdende’ tekeningencyclus
–  Scheisseimer, met 240
inktschilderingen over de oorlog: van bombardementen over schuilkelders tot het
idyllische Duitse platteland. Daarna kwam Flandria Catholica uit, een reeks van
200 tekeningen, die thematisch geordend zijn jeugdjaren in het Katholieke Vlaanderen
van de jaren 50 oproepen. De jongste jaren graaft hij met zijn tekenwerk
inhoudelijk in de mythen, sproken en oerverhalen van de mensheid.
                                                                                                    

tekeningenimpressies CRUX Veerle De Smet

    
Tekenen  en schilderen is voor hem al levenslang een
wijze van wegzuiveren, een fysieke en psychische loutering voor de ziel.
Volgens Koenraad Tinel bevrijdt hij zichzelf van taferelen waar hij vanaf wil.
Elk werk heeft volgens hem wellicht iets met bezwering te maken. Al wil zijn
werk in geen geval een therapie zijn: het gaat de kunstenaar in eerste instantie
om de nood van het maken en vervolgens te delen.

Koenraad
Tinel tekent ook live op scène. Jaren geleden schilderde hij avond na avond de
machtige openingsscène bij de theaterproductie Larf van Josse De Pauw en Peter
Vermeersch. Sindsdien treedt hij regelmatig op met bevriende schrijvers en
muzikanten. Momenteel werkt hij aan een nieuwe muziektheaterproductie rond een
verhaal van Ovidius, Echo en Narcissus.












tekenatelier


Wanneer
zit uw werkdag erop?

‘Ik ben nooit een nachtwerker geweest. Rond 18 á 19u stop ik
ermee.’

Wat
ontspant er u na een lange werkdag?

‘Een glas wijn drinken. Neen, een paar glazen wijn drinken. (lacht)
En wat zitten mijmeren. Ik ben zo’n actieve mens dat ik eigenlijk te weinig
lees, ik geef me de tijd niet om te lezen.

Hebt
u muzes?

‘Ik heb één keer een hele serie tekeningen gemaakt ter herinnering
aan een liefje dat ik heb gehad … ‘

Veel
kunstenaars leunen op een vrouw …

‘Ik zie de mensen graag, maar ik heb op mijn ouderdom geen vrouw
nodig om te functioneren. Ik ben dertig jaar getrouwd geweest en ik ben al
dertig jaar gescheiden. Zolang ze nog allemaal vriendelijk zijn tegen mij …
(lacht)’

Volgt
u de hedendaagse kunst?

‘Niet echt. Ik ben bezig met mijn eigen ding. Waarom moet ik kijken
hoe anderen het doen? Ik heb ook niet bepaald veel beeldende kunstenaars als
vrienden. Al mijn vrienden komen uit de muziek, literatuur of theaterwereld. Je
hebt ook veel kunstenaars die op café samenkomen. Ik kan mij daar niks bij
voorstellen. Al dat drinken en zeveren over kunst is niet aan mij besteed.’





inmpressies Veerle De Smet op CRUX





Hebt
u veel met galeries gewerkt?

‘Vroeger, maar ik ben daarmee gestopt.’

Dit
is een sterk werk.

‘Ik liep in Antwerpen op het Sint-Guidoplein en ik zag daar een
koppel blinden die me maar niet loslieten. Een paar dagen later teken ik dat
dan.’

Het
is wel mooi hoe u zegt dat uw beelden een soort gedichten zijn.

‘Een beeld is een beetje als een gedicht, in die zin dat het gebald
moet zijn. En met hoe minder je het moet doen, hoe sterker het overkomt. En met
een tekening is dat ook zo.’

Paardrijden
was uw hele leven lang uw lang leven. Wat trok u daar zo in aan?

‘Dat was al zo van kindsaf. Ik kon urenlang naar paarden kijken.
Gent, dat was in mijne tijd stil hé. In onze straat stond in mijn
kindertijd zelfs geen enkele auto. Meer dan een kar met twee paarden die
den beer uit de putten zoog, zag je
niet. Of je hoorde de
mosselmarchand
met een ratel. (zingt) En de voddenmarchand die reed op een kar met vier
velowielen en zeven honden voor. Ik
herinner me zelfs nog dat de boerentram een stoomtram was:
Tjoektjoektjoek … Of de karrekes
die de paardenstronten opraapten op straat om de groentetuintjes te voeden. En
de melkboer kwam met een kar met grote kruiken op en een grote dikke hond. Ik
weet nog de eerste keer dat ik in een auto zat, wat maakte dat een indruk op
mij !’ Ik herinner me ook nog dat mijn vader thuis de gaslamp aanstak. Dat moet
het jaar ’39 zijn geweest, in ons huis vlakbij de kerk van Ekkergem.




CRUXimpressies Veerle De Smet






Ik
las: ‘Ik maak grote beelden omdat ik klein ben van gestalte.’

‘(lacht) En ik had grote paarden ook! Ik had een paard van 1.75m.’

Je
werkt vooral vanuit impulsen.

‘Een werk krijgt soms pas kracht als je het begint af te breken.
Dat is voor mij heel belangrijk: kapotmaken wat ik niet goed vind.’

Ik
las dat je net als ikzelf, ook een ram bent. (lacht)

Die lopen met hun kop tegen de muur hé.

En
toen iemand u vroeg waarom u niet in steen werkt, antwoordde u: “Steenhouwers
zijn introvert.”

Ik kan niet naar binnen werken. Ik moet kunnen opbouwen, bijvoegen.

Een
paar jaar geleden zei u dat u uw beste werk nog moet maken …

Dat is altijd een gevoel dat je hebt.





CUX-expressies van Veerle De Smet







We
moeten het nog hebben over uw expo CRUX waar u ook veel nieuw werk zal tonen.


Er komen inderdaad veel dingen samen daar, oud en nieuw, niet
eerder getoond werk. Het is een 
zoektocht naar de “onvatbare relatie tussen aarde en mythe, tussen
denken en seksuele energie, tussen eros en eris – de twee antipoden waarover de
Siciliaanse wijsgeer Empedokles sprak: liefde en geweld” zoals Stefan Hertmans
het zo treffend verwoordde in het boek CRUX. (citaat uit Tinel’s
Methamoprphoses in CRUX van Stefan Hertmans)




‘Stap in de auto’, beveelt Koenraad ons na
zijn rondleiding. En hij brengt ons een paar minuten later naar een uitgestrekt
veld op een heuvel, waar we zijn schitterende sculptuur Ontvoering van Europa
op de Congoberg in Galmaarden ontwaren. Met de prachtige wolkenvelden achter
het monumentale beeld dat de zwemmende, als stier vermomde Zeus voorstelt en
met de ontvoerde prinses Europa op de rug, wanen we ons eventjes in de
bovenwereld.





Hilde Van Canneyt

CRUX,
Abtenhuis,
Geraardsbergen, 9 sept – 26 nov 2017.
De expo gaat vergezeld van een nieuw boek
over het werk van Koenraad Tinel, CRUX, uitgegeven bij MER. Paper Kunsthalle,
Gent, 2017, met een essay van bestsellerauteur Stefan Hertmans.



























Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *