Categorieën
Interview

Interview met Gideon Kiefer

Interview met Gideon Kiefer (1970),
Antwerpen, ’16 – 17.



Inschrijven op nieuwsbrief? Zie rechts: volgen via email.
Bij deze een cake van enkele gemixte interview-ingrediënten: 
Kunsttijdschrift Vlaanderen + d’Academie + blogstuff = leesleeslees … 

Beste Gideon, was wat je tekende als
kind en puber een voorbode voor wat je nu maakt?
 “Ik heb van kindsbeen af altijd getekend en ben
al snel naar de tekenles gegaan. Ik tekende van alles. Waar ik goede
herinneringen aan heb, is dat ik als kind op de achterkant van grote
architectenplannen mocht tekenen. Daar creëerde ik hele taferelen: veldslagen,
de kruisophanging van Jezus, ganse decors waar ik úúúren mee bezig was. In mijn pubertijd helde dat meer over naar
strips. Trouwens,
Hergé
is de man die mij heel mijn jeugd aan het tekenen heeft gehouden.
Op
je achttiende ging je Vrije Grafiek studeren. Jouw ouders hadden blijkbaar wel
door dat dit voor jou was weggelegd.
  “In de grafiek werkte ik – onder groepsdruk –
eerst abstract, maar ben ik figuratief geëindigd. Ik was zelfs de slechtste van
de klas. In mijn hoofd was ik heel jong, en de academie van Antwerpen was nogal
een vrije school. Als je uitleg wilde, moest je die aan je leraar vragen. En
die zat vaak op café. (lacht) De eerste twee jaren waren dan ook niets voor
mij, ik kwam tenslotte van een braaf college.
 Ik wilde in het middelbaar al naar het
kunstonderwijs, maar dat mocht niet van mijn ouders. Thuis heb ik zoals zovelen
wel drie keer gevraagd om kunstonderwijs te mogen volgen. Maar zoals zoveel
ouders reageerden ze van: “Doe maar gewoon en maak eerst je studies af.” Velen
belanden later veelal het DKO als ‘slachtoffer’ door ouders die hen
tegenhielden. En zo halen sommigen op hun 70ste nog hun schade in.
Ik vloog naar het college waar ik een
economische richting volgde. Daarna heb ik een half jaar regie aan het RITCS
gestudeerd, maar de school lag me niet. Ook nu zie je in mijn werk nog altijd
die ‘filmiciteit’. Midden in het jaar veranderde ik van school – zonder toestemming
van mijn ouders – en ging ik naar Sint-Lukas in Brussel. Daarna volgde ik les
in Sint-Lucas Antwerpen, om uiteindelijk naar de Academie in Antwerpen te
trekken.”
Je genoot een
bloeiende carrière als illustrator, maar gooide na een ziekte een tiental jaar
geleden, het roer om en koos bewust voor het pure kunstenaarschap.
Je surrealistische, mysterieuze,
ingeschilderde potloodtekeningen – veelal gemaakt op de binnenkant van
boekenkaften – werden al snel door het grote publiek gesmaakt. Je bood ons als
het ware een parallel universum aan waarin artsen en wetenschappers
experimenten uitvoeren op kleine proefpersonen. Vervolgens tekende je de
personages meer in een abstracte, surrealistische architectuuromgeving. Niet
veel later kreeg de vogel een hoofdrol, om die daarna terug te geven aan de
architectuur.
Wil
je met je ingenieuze en eigenzinnige tekeningen eerder maatschappelijke thema’s
aankaarten of ons veeleer een eigenwijze schoonheid der kunsten voorschotelen?
 
“Ik begin toch meer en meer maatschappijkritische thema’s aan te
kaarten. We zijn de wereld om zeep aan het helpen. Terwijl mensen naar mijn
werk kijken, kan ik ze misschien op een subtiele wijze wakker doen schieten. Ik
wil zéker op geen enkele manier iets in het gezicht gooien. Maar als je als
hedendaags kunstenaar een forum krijgt, moet je dat aanwenden en verder gaan
kijken dan je eigen emoties en hersenspinsels.”
Kan
je je voorstellen dat je binnen een jaar iets over onze Brusselse Black Tuesday
zal hebben gemaakt?
  “Ik
ben aan het denken hoe je dat moet aanpakken zonder dat je daar heel plat in
gaat.
Ik geloof zelfs dat naast datgene er nu
fout gaat, er daarnaast nog iets anders is dat van een nog véél grotere orde
is: dat het veel sneller slecht zal gaan dan we denken. Waardoor de rest
onbelangrijk wordt. Dat zelfs yes-mannen ook schrik krijgen. En dat hoort
eigenlijk niet. Je hebt zelfs klimaatmoeheid tegenwoordig. Ik denk echt dat er
een foute periode aan het aanbreken is. Dat we echt wel gruwelijke dingen
zullen meemaken.”
(ondergetekende weet even niet wat te
repliceren
)
Als
we Gideon Kiefer denken, komen altijd eerst flashes naar boven waar we je
tekeningen met experimenten op proefpersonen zien.
 
“Dat idee van experimenteren op proefpersonen is eigenlijk een beetje
gelinkt aan mijn operatie. Nadat ik zo ziek was en echt wel op het nippertje
tegen de dood heb aangeschurkt, heb ik besloten om kunstenaar te worden.
Sindsdien vat ik mijn herinneringen in tekeningen. Ik heb dus als het ware een
soort van survivalkit gemaakt voor mijn herinneringen.
Sommige tekeningen zijn een lichte
verwijzing naar die operatie, mede door het thema van de takken die erin
zitten.”
Het koesteren van herinneringen,
gecombineerd met een hedendaagse, sociale thematiek, is een constante in je
werk.
  “Klopt.
Maar bij herinneringen, gaat het me eerder om het verlies en de valsheid ervan.
Het karakter en de persoonlijkheid van een mens bestaat sowieso uit
herinneringen, de mijne zijn daarom niet per se interessanter. Misschien zijn
ze zelfs vals, onbestaande of gefantaseerd?
Zit
er een lijn in de herinneringen waarmee je bezig bent? Terugkomende onderwerpen
waar je blijkbaar niet aan kan ontkomen?
 
“Ja, mijn tekeningen zijn bijna allemaal gebaseerd op mijn geboortedorp.
Ik woon daar al lang niet meer, daarom is dat voor mij een mythische plaats
geworden.”

Stigmata – The Casting
Stigmata – The Incredulity




Is
je werk The Casting daar zo’n
voorbeeld van?
 
“Het idee dat achter het werk The
Casting
zit, is: een tak rot – wat een metafoor is voor mijn herinnering – en
doordat die tak door mij als het ware wordt ingegipst, krijg je een leeg
omhulsel, zoals de lijkenomhulsels die ze in Pompeii vonden. Die mensen zijn door
de gewelddadige gebeurtenis verdwenen. Zoals het besef van sterfelijkheid ook
een vorm van geweld is op jezelf, en zo ook het voorbijgaan van leven en tijd.
Hoewel ik dat helemaal niet erg vind. Door de melancholie die ik daarbij voel,
gebeurt er als het ware een gewelddadige actie: het verdwijnen van de tijd, het
verlies van jeugd, een persoon die je graag ziet die je kwijtspeelt, …”
Maar
als zo’n tak wegrot, heb je alleen het omhulsel dat overschiet en is het
vanbinnen ook weer een symbolische leegheid, een melancholie die overschiet.
 
“Ja, het is eigenlijk een idiote, zelfs een absurde poging om iets vast
te houden. Ook omdat een tak blijft groeien, in de tekening wordt het zelfs een
boom, dus die casting – het residu van de herinnering – gaat kapot. Het
vasthouden van de herinnering gaat stuk, want herinneringen zijn meestal
misvormt.”
Gaat
het je over de ongrijpbaarheid van het moment?
 “Ja, inderdaad. Maar ook over de vervorming of
de fantasie, over het verzinnen van die momenten die voorbij zijn.
Al zijn herinneringen sowieso volledig
verzonnen, vrees ik.”
Denk
je? Zo heb ik zelf al tientallen keren afscheid genomen van mijn jeugd of blijf
ik herinneringen herscheppen. Zo bezoek af en toe (terug) eethuizen of cafés
uit de jongere jaren, wandel ik langs koten en appartementen waar ik ooit
woonde, blijf ik vrienden uit de jeugdjaren koesteren … En over de muziek sinds
mijn dertiende wil ik het al helemaal niet hebben, want daar heb ik zelfs nooit
afscheid van genomen en heb ik nooit moeten verloochenen. Ik had blijkbaar toen
al een goede smaak. (knipoogt)
 
“Ik kan daar wel inkomen. Ik rijd speciaal naar Noord-Italië juist om
maar één plaats uit mijn herinnering op te zoeken.”


Memorial for the last big

Ik
zou in sommige tekeningen eerder aan dromen, zelfs aan nachtmerries denken … Is
het surrealisme een zijde dat we in je werk kunnen benadrukken?
 “Het magisch realisme en het surrealisme hebben
me altijd aangetrokken. Zo heb ik recentelijk zelfs een werk als ode en afscheid aan Dalí gemaakt. Ik ben de
kunstenaar Salvador Dalí ondertussen ontgroeid, maar ‘het beeld’ dat hij kon
oproepen, blijft tot op heden ongelooflijk sterk.”







Atavistic Traces





Je grijpt graag terug naar ‘jezelf’ in
je werk.
 
“Ik wilde mezelf daar niet persé in portretteren, maar dit is deels gebaseerd
op een droom die ik had. Vanuit die droom kreeg ik een idee voor een
toekomstige performance. Al weet ik niet of ik ze ooit ga uitvoeren. Op dit
werk ben ik eigenlijk de doodskist van mijn vader aan het insmeren. Ik wou op
de expo geen doodskist brengen. Ik vond dat té. Daarom heb ik de vorm aangepast
aan mijn “vaults” – opslagplaatsen van herinneringen. (Het thema in de eerste tentoonstelling bij Geukens en De Vil, red.)
Ik ben geen gelovige, maar mijn vader wel.
Ik vermoed dat hij in de kerk wil begraven worden. Ik wil op de één of andere
manier een afscheid aan hem geven, dus mijn idee is – wat ik misschien niet zal
durven doen – om tijdens de mis zijn doodskist zwart te verven.



Le Frottage Contemporain



The Rubbing Performance


Amai,
dat is even slikken. Eigenlijk ben je met je tekening je al een beetje je
indekken tegen het verdriet dat je dán zal hebben.
 
“Ja, misschien.”
Dat
je werken ons unheimlich voorkomen, zal je vast al wel meer ter ore zijn
gekomen.
 “De ándere mensen vinden dat. De term
unheimlich wil zeggen dat je ergens ongemakkelijk van wordt en ik vind mijn
tekeningen net een mooie wereld om in te vertoeven.”
Jij
voelt jezelf veilig in je tekeningen? Bieden ze je met andere woorden comfort
en geborgenheid?
 
“Heel zeker.”
Uiteindelijk
maak jij je eigen troostvoedsel?
  “Absoluut. Ik verzwelg helemaal in emoties als
ik mijn tekeningen aan het maken ben.”
En
verwacht je datzelfde van de kijker?
  “Is het geheel der kunsten niet een
troostbieder voor de lelijkheid van de dag waardoor kunst ook een troost is
voor de sterfelijkheid? “
We zijn allemaal sterfelijke
slachtoffers, zitten allemaal in hetzelfde bootje te dobberen …”
Gaat
het je ook om verwondering? Ik bedoel de verwondering voor het leven en de mens
die sowieso onbevattelijk en ongrijpbaar is?
  “Het
zoeken naar verwondering of het verwonderd zijn over de dingen, is niet meteen
iets waar ik mij en mijn werk mee associeer. Ik zou mezelf eerder de term ‘melancholisch’
opplakken.”
De
melancholie in jezelf die je omzet in je werk?
 “Zoiets. Ik kan me er goed in wentelen, al
hoeft dat niet negatief te zijn. Het is iets wat me in het bloed zit, een
residu uit het verleden. Hoewel ik op zich geen dramatische toestanden in mijn
jeugd heb meegemaakt.”
Guido
De Geyter schreef over je werk: ‘Zijn
tekeningen leveren niet zozeer het omhulsel van de realiteit terug, maar nemen
ons mee naar een diepere en vaak ook meer essentiële laag van de werkelijkheid
en het menselijk bewustzijn. Ze trachten één voor één een diepere laag van de
realiteit weer te geven.’
Eigenlijk
ben je onder de melancholie aan het graven. Of voorbij de melancholie.
 “Ja, letterlijk. Het is vanuit die
melancholische insteek dat ik begin te tekenen. Melancholie is de reden waarom
ik dat op ga zoeken. En het resultaat daarvan kan inderdaad een eindpunt zijn.”
Melancholie
overvalt me altijd in golven: plots is er een soort Weltschmerz wat opkomt.
Soms kan zo’n gevoel je ook verwarmen, doen wegdromen, creatief maken … heb je
plots zin te dichten, de wereld roze te schilderen … Op zich kom dan de andere,
mindere nuchtere kant naar boven, tot je plots weer met de realiteit wordt
geconfronteerd, wat soms een koude, rationele douche is.
Wat
is het einde van de melancholische trip voor jou?
 
“Eruit kruipen, op de één of andere manier.”
Zoek
je de geografische te bepalen plaatsen in je tekeningen, nog steeds op via
Google Earth? Soms vinden we die cijfercombinaties zelfs terug op je werk. Dit
om ze zo realistisch mogelijk te traceren?
 
“Ja. Ik heb dat nodig om mijn locaties te bepalen. Het is een
vergelijkingspunt, een gedachte aan herinneringen, om dan veelal vast te
stellen dat het is bijgekleurd. Misschien is het bijna een verdrietig
vastklampen aan vroeger?”
Toch
zijn het an sich voor ons nog altijd
ondefinieerbare ruimtes.
Kan
je wat er uit je hand komt, omschrijven als heimwee naar het vergane?
  “Het is meer de heimwee naar het voorbijgaan
van mijn verleden, al heb ik in mijn jeugd niet zoveel negatieve ervaringen
gehad. De sterfelijkheid, misschien is dat iets wat me boeit?”


Stigmata – The Reservation

Dat
er zoveel (boom)takken doorheen je tekeningen te ontwaren zijn, is geen toeval,
vermoed ik.
  “Er zitten inderdaad veel takken in, hé? Dat
is het thema waardoor ik mij heb laten inspireren. Dat zijn de takken van de
bossen waar ik ben opgegroeid, de takken waar ik mee speelde en waar ik zelf
installaties mee bouwde toen ik klein was.
In
de Stigmata-reeks spelen de takken sowieso mee als het vasthouden aan een
herinnering. De takken in mijn tekeningen maken wondes, en die verwijzen naar
mijn persoonlijke wondes. Je kan ze vergelijken met de stigmata van Christus.
Ik heb mij voor die reeks laten
inspireren door Caravaggio’s The
Incredulity
. De ongelovige Thomas steekt zijn vingers in Jezus’ borst, het
is een heel bekend schilderij. Dat is ontstaan uit een herinnering: dat
schilderij stond in een boek dat bij mijn grootvader lag. Als kleine gast zat
ik altijd in zijn boeken naar die schilderijen te kijken. Dat schilderij bleef ik
fascinerend vinden, waarschijnlijk omdat daar iets heel gruwelijks in zit. Daar
heb ik dan de Stigmata-reeks rond gemaakt.”
Maar
het is niet zo dat die takken een soort van traumatisch gegeven zijn wat
telkens weer terugkeert?
  “Ik
denk dat als je weggaat uit die emotionele trip die een roes wordt, het
uiteindelijk toch een soort trauma is. Dat het daardoor net een magische of
mythische plaats wordt. Toch zeker in mijn hoofd. De takken komen uit het bos
waar ik als kind woonde. Wij bouwden daarmee bruggen en constructies, speelden
daarmee, staken dat hout in de fik, enzovoort. Dat was eigenlijk ons speelgoed.
Plus dat is gelinkt aan een aantal van mijn tekeningen, net doordat die takken
ook een soort van metafoor zijn geworden voor mijn herinneringen. Wat ik
bijvoorbeeld in sommige tekeningen doe, is ze inpakken, dit door ze in plaaster
te gieten of in steriele doeken te 
wentelen. En dat is wat ik van kindsaf ook probeerde te doen: mijn
herinnering vastzetten.”


Le Magie des Boules Rouges

Laten we eens je werk: Le magie des boules rouges als voorbeeld
nemen.  Hebben die rode bollen een
betekenis?
  
“Dat zijn de kerstballen van mijn grootmoeder.”
Willen we als kijker weten dat dit
kerstballen zijn?
 
“Neen, het is niet de bedoeling dat je dat weet, maar als iemand dat
vraagt, dan zeg ik dat.”
Waarom teken ik kerstballen? Omdat ik
als kind bij de kerstboom uren in die ballen kon kijken. Ik vond dat
fantastisch. Dat waren van die glazen kerstballen die perfecte spiegels waren. Het
warm gevoel dat ik als kind bij Kerstmis had, wordt daaraan gelinkt.”
Ik
ben aan het denken wat ik erin zag voor je het me vertelde. Die benadering van
die kerstballen, is bijna conceptueel. Hoewel bij conceptuele kunst moet je er de uitleg bij krijgen, maar geldt dat ook
voor jouw werk?
 
 “Ja maar, zo simpel kan (conceptuele)
kunst volgens mij zijn: dat het kerstballen kunnen-zijn. In mijn hoofd zijn dat
geen kerstballen, maar het idee komt daarvan. Snap je?
De kerstballen gaan daarna terug in
dozen. Die blijven bestaan, terwijl de kerstboom elk jaar verdwijnt. Het is een
soort zelfde metafoor als mijn gipsen takken die een omhulsel zijn van de
herinnering.”

The Crossing


Jouw personages staan soms heel klein te pronken
in je tekeningen.
 
“Veel van mijn tekeningen zijn in mijn hoofd een soort ontwerptekeningen
van installaties. Om de grootorde aan te duiden. Bijvoorbeeld in The crossing: dat handelt over een
specifieke plaats in Neerpelt die er niet meer is. Dat was het pad waar ik over
de spoorweg moest om naar school te fietsen. Een plaats waar ik ook sigaretten
ging smoren, en pinten in blik ging drinken, een plaats van schuld en onschuld.
Ik heb daar ook wel kleine crapuleuze dingen uitgehaald. (lacht)”
Wat
met de factor ‘vastleggen van de tijd’ in je werk? Want de tijd verglijdt en is
veelal in een flits verdwenen. Iedereen lijkt daar zo gemakkelijk mee om te
gaan, weinigen praten erover, terwijl ik het daar lastig mee heb.
Er
zijn mensen die daar niet in geïnteresseerd zijn en denken: ‘Weg is weg en
voorbij is voorbij. Alleen morgen telt.’
Zo heb ik van mijn zestien tot mijn
zesentwintig jaar een dagboek bijgehouden, waar ik élke dag in schreef. Ook nu
nog schrijf ik bijna elke avond toch iets in een schrjftje om in the end niet het gevoel te hebben dat
al die datumloze dagen als een opeengehoopte of net vermorzelde brij
overblijven.
 
“In onze huidige maatschappij, waar iedereen maar lijkt door en overheen
te racen, lijkt het alsof gister niet
meer van tel is en alleen ‘de toekomst’ belangrijk is.”
‘Vooruitgaan’
is de nieuwe religie.
  “Ja, walgelijk. Ik hou van vroeger. Daarom
hou ik ook de meest bizarre voorwerpen bij: van een kiezelsteen tot wat zand of
een stukje stof, alsook een stuk behangpapier dat ik ergens stiekem meeneem. En
dat kan dan zó waardevol zijn voor mij …”
Is
dat uit schrik dat je dat ‘momentum’ en die plaats zou vergeten?
  “Ik kan er de vinger niet opleggen. Het is
het proberen vasthouden op de een of andere manier.
Noem
je je taferelen absurdistisch?
 “Soms wel, soms niet. (lacht) Ik heb altijd
een fascinatie gehad voor de Vlaamse Primitieven. Zijn zij absurdistisch? Bij
zo’n allegaartje van beelden krijg je logischerwijs toch al gauw een gekke
combinatie?”
Voel
je je comfortabel als de kijker de term ‘humor’ gebruikt om je werk te
omschrijven?
  “Ik probeer bewust humor te vermijden, laat
staan er opzettelijk in te steken. Ik wil het echt niet cartoonesk laten
overkomen. Ik wil er eerder een boodschap bijsteken. Misschien is die niet
duidelijk, maar ze is er wel én ze is serieus gemeend.”
Maak
je zo’n tekening in één (teken)trip?
 
“Als ik aan een tekening begin, is het meestal van start tot einde.”
Weet
je op voorhand wát je gaat tekenen?
  “Ja, want
het voorproces duurt veel langer. Ik ga niet meteen tekenen ‘voor echt’. Ik
leef in schetsboeken: ik noteer dingen, maak schetsen. Er is een duidelijke
afbakening tussen het pré-tekenen en het tekenen. En daarna, als ik een quasi
een reeks af heb in mijn schetsboek, begin ik gewoon die tekeningen uit te
werken. Ik doe dat allemaal zeer gefaseerd.”
Een
idee – wat op zich om het even wat kan zijn – ontspruit gewoon in gedachten
achter je schetsboek, waarna je er daarna met je potloden opvliegt?
  “Ja, dat is misschien mijn vorig leven als illustrator.
Zo heb ik een soort van themabesef dat ik kan uitbeelden in een beeld. Ik merk
dat ik dezelfde manier van denken in mijn werken gebruik als toen ik
illustrator was. Maar toen werd het onderwerp me aangereikt, en nu niet meer.
Nu reik ik het zelf aan.”
Je
tekeningen zijn niet helemaal voorgeprogrammeerd, het is deels (voor)geschetst,
deels zijn het momentane gedachten. Maar de schets die je maakt op een
donderdagochtend of een zaterdagnamiddag, zullen bijna twee totaal andere
tekeningen tot resultaat hebben. Of zie ik dat verkeerd? Want in andere
praktijken is dat niet altijd zo. Is alles voorgepland.
  “Ja natuurlijk. Het moet voor mij ook spannend
blijven, hé.”







Hindsight Bias




Wat
met de flarden tekst die we her en der op je tekeningen treffen? In het begin was
dat waarschijnlijk toeval, dat zo’n gedachte of iets praktisch op je werk
belandde. Maar loert het gevaar niet om de hoek dat je op den duur té bewust
handelt? In de trant van: ‘Dit spreekt blijkbaar aan bij de kijker, dus ik zal
er maar iets extra bijschrijven, want dat marcheert!’
  “Ik
snap wat je bedoelt: je hebt het over het gevaar dat het al snel een systeempje
wordt? Ja, bij mijn werken met de witte jassen had ik ook soms de gedachte: ‘Oei,
misschien moet ik daar eens mee stoppen, want de kijker zal denken … ‘ De reden
waarom je af en toe een flard tekst op mijn werk ontwaart, is omdat zo’n
tekening maken, erg lang duurt. Ik zit daar ettelijke uren aan te prutsen. Voor
ik eraan begin, weet ik nochtans wat ik wil tekenen. Maar áls ik dan uiteindelijk
in de startblokken zit, weet ik: ‘Nu ben ik vertrokken voor zoveel uren, nu
moét ik die tekening gewoon uitwerken.’ En om het voor mezelf wat spannend te
houden, laat ik daarom in die tekening onverwachte dingen toe.”
Ik
kan mij voorstellen als je the day after met frisse ogen naar het
gepresteerde werk kijkt, het gevaar bestaat dat je terug aan je tekening begint
te ‘prutsen’, zoals dat heet.
  “Inderdaad. Of ik moet er bijvoorbeeld nog ‘de
witten’ opzetten, wat meer technisch van aard is. Je had het daarnet over tekst
die soms op een tekening belandt: omdat ik bijvoorbeeld veel rond herinnering
werk, vind ik het wel tof om de dingen die op een gegeven moment onverwacht
binnenkomen, ook in dat werk te steken, er een herinnering an sich van te maken. Het kan zijn dat iemand mij tijdens het
tekenen telefoneert en ik bijvoorbeeld een gsm-nummer moet noteren en dat ik
dat nummer gewoon op mijn tekening zet en laat staan …”
Dan
zet je je tekening als het ware bijna om in een soort van momentopname.
  “Het is even een momentopname, die op zich
voor mij ook weer een memento is voor mij. Dan herinner ik me zelf daarmee, datgene
waarmee ik tijdens het tekenen mee bezig ben geweest. En het heeft iets
destructief om op zo’n fijn geschilderd figuur op mijn tekening, daar gewoon
even klakkeloos tekst op te gooien. Of de perspectieflijnen bewust terug strak
te zetten.”
Kan
je het als een impulsieve daad tussenin de doordachtheid van je te maken
tekening beschouwen?
 
“Ja, ik maak heel ingetogen werk en ik moet er heel rustig en lang aan
werken.”
Moet
je het in je tekenen hebben van jouw technische kunde? ‘In de hedendaagse
kunst’ – wat dat ook moge wezen – is die technische kunde iets ondergeschikt,
al ben ik het daar niet altijd mee eens …
 
 “Ik ook niet.”
Is
het niet vanzelfsprekend dat je de technische kunde die je hebt, op een of
andere manier in je werk gebruikt?
 
“Voor mij is dat zeker een belangrijk deel. Anders zou ik zulke dingen
niet maken, denk ik.”
Vind
je die technische kunde bij andere kunstenaars ook belangrijk?
  “Goh,
ik vind dat ik persoonlijk veel makkelijker blijf hangen bij mensen die ook techniciteit
kunnen tonen. Er worden natuurlijk veel slechte dingen gemaakt door mensen die
technisch goed zijn, maar ik zal op de één of andere manier wel sneller geneigd
zijn om dat te snappen. Ik heb het vaak moeilijk – en voel mij er vaak wat
‘dom’ bij – als ik op een conceptuele tentoonstelling niet zo goed snap wat er zo
fantastisch aan dat werk is. In het abstracte en het conceptuele zie je het gewoon
soms echt niet meer.
Ik vind het op zich vaak goed, als ik
die uitleg krijg, maar tegelijkertijd ook meteen erg. Eigenlijk heb je gefaald
als kunstenaar, want je hebt het niet goed overgebracht.”
Bij
sommige kunstwerken moet je eerst het manifest erbij lezen. Voor mij geen
probleem – ik hou van woord + beeld – maar dan moet de kunstenaar dat duidelijk
communiceren.
 “Toegepaste filosofie, noem ik dat vaak. Dat
kan toch niet de bedoeling zijn? Moest je zo televisie maken, dan denk ik dat
er geen kat naar je zender zou kijken. Dat wordt niet gezegd, maar eigenlijk
falen die kunstenaars op de één of andere manier.
Wat volgens mij ook een trend is, is
dat het idee achter conceptuele kunst, alleen maar of een goeie grap is, of alleen
maar een origineel idee. Verder dan dat gaat het dan ook niet, vind ik.” Dat
vind ik heel spijtig.
Dat heeft natuurlijk ook te maken met
de koelheid in de kunst.
Maar ja, veel kunst is gewoon fashion,
hé. Dat is het probleem.”


Soms
weet en zie ik het écht niet meer. En dan maak ik expres keidomme opmerkingen,
waardoor je sommigen zie fronsen: ‘Die Hilde, die kent er niks van!’ Maar de
meesten durven gewoon hun mond niet open te doen, net omdat ze bang zijn af te
gaan. Soms denk ik: ‘Oh My God, misschien moet ik gewoon met boswachters over
‘het leven’ gaan praten! Less complicated!’



Recentelijk
heb je enkele tekeningen in 3D omgezet. Omdat je voelde dat je letterlijk – in
plaats van figuurlijk – in je werk wilde stappen? Een logische, maar misschien
‘gevaarlijke’ next step?

 “Ik beschouw mezelf als een architect die een
gebouw gaat neerzetten op een braakliggend grondgebied en zo’n plakkaat  neerpoot met de woorden ‘hier komt dit huis
en daar komt dat deel’. Mijn tekeningen zijn in mijn hoofd zo’n plan. Sommige
werk ik dus uit, zoals ook architecten maquettes maken van hun ideeën. Ik
beschouw dat daarentegen als een maquette van een te realiseren beeld.
Eigenlijk zijn die proporties van zo’n
3D-werk in verhouding te groot om ze na te bouwen. Ik zou ze het liefst van al
zo groot bouwen zoals ik ze teken, maar dat gaat niet. Vooralsnog niet. Wie
weet …
Maar het blijft volgens mij een
gevaarlijke keuze: dat ruimtelijke is voor mij onontgonnen gebied. Alsof ik me
op glad ijs ga begeven. Ik ben geen beeldhouwer, maar ik vind dat ik dat moet
doen. Tekenen alleen is een soort inperking van de vrijheid, al zoek ik die
anderzijds op de een of andere manier wel op.”
Het
lijkt me moeilijk om diezelfde sfeer die net zo typisch is voor je tekeningen,
in 3D werk te evenaren.
  “Ik
probeer daar natuurlijk naar op zoek te gaan, maar het is een ander medium en
misschien moet ik die sfeer net níet opzoeken en dit zien als een andere
richting en een ander pad, waardoor ik die sfeer van de tekeningen kan
verlaten. De bezoekers komen nu als het ware in mijn tekening te staan: boven, onder, beneden … hoewel dat
technisch quasi onmogelijk is om te maken.”
Overtreft
dat de realiteit of kan het alleen maar ontgoochelen, zoals je van een goed
boek achteraf de film ziet?
  “Het is niet gemakkelijk. Ik heb hier de keuze
moeten maken om niet dezelfde kleuren te gebruiken als op de tekening. Want in
eerste instantie wilde ik dit als het ware gewoon reproduceren.
Zal
de toekomst van die installaties niet afhangen van de reactie van het publiek?
Want zo’n installatie kan ook dingen afnemen.




Hoe
wil je dat de kijker je werk benadert? Via wat we letterlijk op een individuele
tekening aanschouwen? Of is het net het sferische waar je de nadruk op wilt
leggen?
Zie
jij al jouw werken als het ware als één werk?
  “Eigenlijk
zijn mijn werken allemaal één continu werk. Telkens denk ik bij de start van
een reeks: ‘Ik ga rond dat thema werken, maar dan komt er altijd wel iets van
voorgaande thema’s bij.’ Het blijft allemaal dezelfde rode draad houden.
Terwijl ik de thema’s altijd als aparte verhalen heb beschouwd. Maar tijdens
het maken, tijdens het werkproces, komt alles altijd opnieuw samen. Dus op de
een of andere manier gaat het weer over herinneringen.”

High Force Toteninsel


Op
de beurs Work on Paper in de BOZAR in
Brussel vorige herfst, leken de figuren in je werk in de minderheid en vielen
vooral de imposante watervallen op.
 
“Ik wilde minder op persoonlijke herinneringen werken en meer op sociale
kritiek. Ik plaats de watervallen in een architecturaal gegeven. De natuur is
een menselijke constructie geworden, maar we kunnen het gewoonweg niet winnen
van de natuur. Waarom minder mensen mijn tekeningen bevolken? Misschien was ik
ze zelf beu?
Nu ben ik trouwens rond gletsjers
bezig, maar daarop moeten jullie nog even wachten … “
We
wachten met graagte Gideon en kijken uit naar je nieuwe reeks!

Hilde Van Canneyt
Gideon Kiefer stelt tentoon:

Upcoming expo ‘The Beauty of the Beast’
Kasteel d’Ursel, Bornem, Belgium
25/05/2017 -15/10/2017
Upcoming expo ‘Drawing Now Paris 11’
Le Carreau du Temple, Paris, France
23/03/2017 -26/03/2017
Upcoming expo ‘Museum to scale 1/7’ 
Fondazione Ghisla Art Collection, Locarno, Italy

18/03/2017 – 28/01/2018

—————————————————————————

Legende foto’s:


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *