Categorieën
Interview

Interview met Michèle Matyn

Interview met Michèle
Matyn (1978), M HKA, Antwerpen, winter 2016.


(Korte en verschoonde
versie in het tijdschrift100%EXPO (prospecta.be)

Foto’s kunstwerken en zaalzichten: Artur Erosian

Ademgaten
en Orakelsoep bedampen het M HKA
‘Een zoete suikerspin, een Dulce, die voor mij
een zalig gevoel van melancholie – of zoals de Spanjaarden zouden zeggen
‘Duende’ – in zich draagt. De schoonheid van het verdriet, waardoor je voelt
dat je leeft en heel dankbaar wordt. Het trompetgeschal met dat hele zoete van
die suikerspinnen, evoceert voor mij de deunde.’













Hilde Van
Canneyt: Michèle, welke plastische herinneringen heb je aan je kindertijd?
 Michèle Matyn: ‘Ik weet dat sommigen
denken dat ik wel een wild en moeilijk kind zal zijn geweest, maar mijn mama zegt
altijd: “Nee, jij kon net al tekenend en knutselend heel mooi op je eentje
bezig zijn.”
Ik ging ook naar de
knutselschool.
Hoewel mijn papa het jammer
vond dat ik ging ‘knippen en plakken’, terwijl ik “zo verstandig” was, mocht ik
toch mijn twee laatste jaren van het middelbaar op Sint-Lucas startten.’
Waarom koos je op
je achttiende voor illustratieve vormgeving en niet voor de ‘vrije kunsten’?
 ‘Dat was een verderzetten van de
Toegepaste Beeldende Kunst. Vormgeving was iets concreets. Je kreeg een
opdracht die je zo vrij mogelijk invulde. Het was een opleiding met veel
tekenen en druktechnieken, maar ook computerprogramma’s zoals Flash en
photoshop werden aangereikt. Ik twijfelde om na deze opleiding nog een
toneelopleiding te volgen, omdat het me fijn leek om affiches voor toneelvoorstellingen
te ontwerpen. Als je nu naar mijn werk kijkt, zie je dat er nog wat sporen van
dat illustratieve inzitten. Ook het verhalende is nog altijd heel eigen aan hoe
ik werk.’
Je bent er
afgestudeerd met twee fotoboeken …
 ‘Ik kon goed tekenen, maar in mijn vrij
werk kon ik daar geen verschil in maken. Daarom maakte ik al snel foto’s van
collages van stukjes tekeningen, tot ik bijna bij een horror vacui compositie
uitkwam. Ik wilde zoveel mogelijk in dat fotografische beeld persen.
In 1999 schafte ik een Olympus
Camedia
aan. Zo ben ik op Sint-Lucas begonnen met mijn eerste digitale
cameraatje. Alles leek zich fotografisch op één plan af te spelen: er was geen
diepte, alles was gelijk en de kleuren overstuur.
Ik ging op reportage door
België met een kaartje van één megabyte waar je amper zes foto’s mee kon nemen.
Tegenovergesteld van het digitale fotograferen nu.
Maar wel heel dicht bij de werkwijze die ik
nu nog steeds hanteer; het fotograferen met een polaroid landcamera SX 70, met acht beelden per pakje.’


Op je 22e
ging je kunstencarrière al vlotjes van de grond. Je werkte even in de Free
Record Shop, daarna besloot op je eentje naar Texas te trekken en voor je het
wist had je een opdracht op zak om muzieksteden te gaan fotograferen.

 ‘Ik ben met applaus afgestudeerd, maar
eens uit de schoolpoort, besef je dat niemand op je zit te wachten, dus hebben
we onszelf georganiseerd onder het collectief Rotkop. Dit met Janus Prutpuss, Dennis Tyfus, Kevin Apetown en
later ook met Jelle Crama, Kati Heck en vele anderen. Maandelijks brachten we
een gekopieerd magazine uit rond een bepaald thema.
Maar op een gegeven
moment dacht ik: als dit het leven is, geef ik dan geld uit aan een psycholoog
of geef ik het geld aan een reis? (lacht) Zo heb ik het onderzoek van mijn
eindejaarsopdracht van Sint-Lucas – Weekendcowboys – verdergezet in het
échte Wilde Westen. Christoph Ruys, voormalig directeur van het Fotomuseum in Antwerpen,
steunde mijn projectvoorstel rond ‘idolatrie’, de schrijnen en altaren die
mensen maken voor hun held of heldin. Dat onderzoek wou ik voeren in de
muzieksteden in de zuidelijke staten van de Verenigde Staten, want alles, ook
de marge, is daar uitvergroot.
Daarvoor had ik hier eerst
een project rond Superfans gedaan, een reeks over de fans van Paul
Severs. Dat ben ik als het ware extra
large
gaan uitwerken in Amerika.
Ik fotografeerde
schrijnen voor geadoreerde vrouwen, Elvis Presley en paradijselijke tuinen. Op
deze reis ben ik ook naar het huis van mijn eigen held muzikant Daniel Johnston
in Waller, Texas gereden. De foto’s die ik daar nam, leken nog niet af, dus heb
ik ze in het groot laten afdrukken en in de Mercedes Sprinter van kunstenaar Lieven
Segers ben ik hem gevolgd en ben ik zelfs mee op tournee gegaan door Nederland.
Voor en na de optredens heeft Daniel Johnston een laag toegevoegd op mijn
foto’s. Ik vond een portret van iemand maken pas oké, als de persoon in kwestie
ook kon ‘antwoorden’. Hij was vrij om op de foto’s te tekenen, ze te
verknippen, eender wat. Daniel en ik hebben er met Posca’s – verfstiften – op
getekend.
Zo is dat project dat
eigenlijk het opzet had om fascinaties van anderen te fotograferen, dichter en
dichter bij mezelf gekomen, tot beelden van mensen en dingen die me zelf
intrigeren en fascineren.’

Laten we aan de
hand van je solo-expo’s, je kunstencarrière overlopen …
2006-2007: Love
is the answer, and you know it for sure
was een expo in de Brakke Grond
in Amsterdam dat later naar het Fotomuseum in Antwerpen verhuisde.
 ‘Dit was een selectie van fotografische
beelden die ik maakte tijdens de reis door de zuidelijke staten van Amerika.’
Bivak Gloria, een expo in
2007
in
het Hessenhuis in Antwerpen, was voor 
jou een ‘sleutelexpo’.
 ‘De expo Bivak Gloria en vooral het werk
Gloria, is essentieel. Zoals ik dat
kantelpunt maakte naar mijn eigen idool, is dat een ander sleutelwerk geweest.
Na die opdracht rond idolatrie
van het Fotomuseum, heb ik een zwaar verkeersongeluk gehad. Ik werd aangereden
als fietser. Gevolg: negen operaties, leren lopen, heupprothese, enz … Er
volgd een heftige revalidatieperiode van bijna twee jaar. Ik kon niet meer
reizen en was fysiek zwaar gelimiteerd. Daarom heb ik gezocht naar speciale
momenten dicht bij huis. Ik ging met de auto fotograferen bij zonsopgang en
zonsondergang, op een afstand tot waar ik het kon uithouden van de pijn.
Zo kwam ik op een
braakliggend terrein achter het justitiepaleis van Antwerpen terecht. Ik stapte
uit de auto en wandelde voorbij een hoop afval, maar bij het terugkeren, vanuit
een andere hoek, was de geplooide matras, de stukken hout en het andere afval
samen, voor mij een menselijk gelaat.
Ik dacht: Waw, ik heb hem
gevonden! De storthoop ‘Gloria’ van de Freggels!” (een animatiereeks van Jim
Henson, red
).
Gloria was de afvalberg
in de tuin van de reuzen, die antwoord gaf op de levensvragen van de twee
ratten Filo en Soof, die hem om raad kwamen vragen. Deze ontmoeting is hét
begin geweest van mijn interesse in een geanimeerde natuurbeleving, zoals ook terugkomt
in de werken The green man, Wild man in
the woods, enz
… ‘
De expotekst van Boterknieën
in 2009, in de ruimte 1646 in Den Haag, spreekt tot de verbeelding:
Er zijn nog restanten van
die performance te zien en te ruiken. Zo zien we gaten in de kelder die
kaasgaten voorstellen en waar we nog de resten kaas en verfspatten kunnen
ontwaren.’ Je was er gepasseerd met je collectief Bissy Bunder …
 ‘Ik had er een solotentoonstelling Boterknieën, waarvoor ik in de winter op
reis was geweest naar Ijsland. Ik liet die kelder uit 1646 leegmaken, een
plaats waar een ondergrondse kaasmakerij bleek te zijn geweest.
Op de openingsavond heb
ik ons collectief Bissy Bunder uitgenodigd en maakten we de performance When
the moon is in the second house
.
Vermomd met een zeehond masker, haalden we bollen kaas in
Gouda, hapten we elkaars gezicht uit gigantische kaasschijven, terwijl er vla –
gekleurd met pigment – uit gaten gutste die uit nepstenen rotsen kwamen die we
naar elkaar gooiden. Orphan fairytale
maakte het geluidsfragment, en steeg op als vulkaan uit het keldergat.
Het was een verwerking
van allerlei Ijslandse verhalen,
Er is een mythe dat
zeehonden eigenlijk verdronken mensen zijn en dat ze één keer per jaar hun
zeehondenhuid afdoen, dit wanneer ze als prachtige vrouwen dansen op het strand.
Bissy Bunder was
fantastisch: hoe we met zes vrouwen een idee kregen en een week later het al
was uitgewerkt. Je kan met zes zoveel gedaan krijgen! Maar op den duur gaat
iedereen natuurlijk terug zijn eigen weg.’
In de tweede
ruimte van de expo Boterknieën zagen we op het eerste zicht gewone foto’s
hangen, maar bij een tweede aanblik konden we menselijke gezichten ontwaren in
de desolate landschappen.
Je hebt een
fascinatie voor verhalen van ronddolende geesten en versteende mensen. In je
werk heb je het ook graag over de synthese van mens en natuur, zoals die
voorkomen in sprookjes en legendes.
Maar je foto’s hingen
er niet zomaar for granded. We zagen
er ook een stapel linnen boodschappentasjes waarin een geboetseerde vogel zich
had genesteld, een bezem met een hertengewei, een foto met een marsepeinen
omlijsting en een tweede foto waar de blauwe verf van de foto droop.
In 2010 stelde je
tentoon in de Beursschouwburg in Brussel, onder de noemer 

I wasn’t born yesterday, deary. Voor die expo maakte je een trip
naar het koude Winnipeg, een stadje in Canada omringt door uitgestrekte
prairies. Je kwam ervan terug met een rugzak vol poëtische en dromerige
beelden, je ontmoette cultregisseur Guy Maddin, slaapwandelaars, occulte sferen
in de natuur én net geen beer … En je droeg een masker van berkenschors, om
je te camoufleren voor de
beren …
In 2010 toonde je
de tentoonstelling slash performance Samanta
in Secondroom in Antwerpen.

‘In deze expo voerde ik de performance De
processie van Lucien Desert
op. Met mijn laatste honderd polaroids ondernam
ik met de Peugeot partner, omgebouwd
tot mobiel atelier, via enkel kleine baantjes een reis naar de Semana Santa, wat uitbundig wordt
gevierd in het Spaanse Andalucia.
Onderweg kwam ik Lucien
tegen, één van drie broers boomstronken. Hij keek me smekend aan en ik nam hem
mee op wereldreis. Als zoenoffer liet ik tomaatjes achter.
Ik gaf hem de naam van de wereldkampioen Barbapapa
maken: ‘Lucien Desert’, een man die ik tegenkwam in een bar in de stad Pau.
Ik heb Lucien mee op toer
genomen en hij is uiteindelijk mijn heilige
geworden: ik heb hem rondgedragen op mijn krukje tijdens de Semana Santa in
Sevilla.
Eén keer per jaar, de
heilige week voor Pasen, gaan confradias
broederschappen – op
de tonen van trompetgeschal, heel traag rond door de steegjes van de stad.
De bezwerende cadans van
die bevreemdende koekoeksclanfiguren en hoe zij met die heiligenbeelden traag
in die pas door de straten lopen, heeft me geïnspireerd.
Lucien – een boomstronkje
met zeven ogen – staat als poortwachter bij het binnenkomen van mijn huidige tentoonstelling
Ademgaten in het M HKA.’
In 2011 zagen we
je expo Zwarte voeten in de Base Alpha Gallery in Antwerpen.
Na een brand in
de Kalmthoutse weide, verzamelde je verkoolde stukken. Terwijl je ze
bijeenraapte, werden je handen en voeten zwart. Dit was de basis voor deze
expo. De titel refereert naar de Black Feet prairie Indians van Canada.
Sinds wanneer heb
je onderdak bij Base Alpha in Antwerpen? En waarom die galerie en geen andere?
 ‘Ze hebben me al veel kansen gegeven –
of ik heb ze genomen (knipoogt) – en we zijn gewoon samen blijven groeien.’
In 2013 won je de
Prijs Beeldende Kunst van de provincie
Antwerpen. (PBKPA)
Je stelde er drie
performatieve installaties voor:
De installatie
Carried by sticks, more out of belief then out of danger
(2012):
Deze performance
gaat over hoe je omgaat met je omgeving, beter verwoord als participative observation. Dit is jouw
brug tussen fotografie en performance. Inspiratie haalde je hiervoor bij een
Aziatisch ritueel: aanwezigheid markeren door stokjes tegen een steen te
zetten.
De foto’s die je
op je reizen neemt, zijn sowieso de basis of katalysator voor je objecten,
kostuum(s) of acties.
Ook alles wat je in deze
performance gebruikte, was handgemaakt of zelf verzameld.
En we zagen je zelfs
lopen in schoenen gevuld met … boter!
 ‘Wat overbleef waren de props van de performance en een
fotografisch beeld waarin je de verwerking zag van een jaar reizen: beelden en
verhalen die ik had verzameld ver en dichtbij huis. Uit het land van melk en
honing – ‘boterschoenen’ – en een imaginair aards paradijs waar wensen worden
vervuld – de verbrande stokjes die tegen de papieren rots geplaatst werden door
een gekostumeerde figuur.’
Een tweede installatie ten tonele was All
I know is where I started

(2013):
Bij de motivering van de performance All I know is where I started,
schreef je: ‘I like the word epiphany’.
Daarbij
verwijs je ook naar een lied van Laurie Andersen (Walking and falling) uit ’82.
De basis van die performatieve
installatie was een trip die je met de ‘Peugot Partner’ naar Griekenland
ondernam.
En dan zijn er
nog: trappen, Tropfsteinhöhle en warme lucht van wortelsoep!
Er kwam zelfs een soundscape
van ‘Oracle Soup’ tot stand.
 Het idee van een trap, als een overgang
van het ene in het andere, was de trigger om naar de trappen van Mykene in
Griekenland te rijden.

Onderweg
passeerde ik onderwatergrotten in Macedonië, het orakel van Delphi enz …
Het personage Dropstein – afkomstig van het woord Tropfsteinhöhledraagt
voor mij het idee in zich dat je wordt wat je meemaakt: laag over laag over laag:
you become what you’ve experienced, net zoals een druipsteengrot zich
vormt.
De rammenassen die je in
mijn show ziet, worden uitgehold en doen dienst als drinkbeker om wortelsoep
uit te drinken, zodanig dat je kan zien in het donker.
Een orakel kwam vroeger uit
bij een bron, een breuk in de ondergrond waar geluiden uit opborrelen. Een
hogepriester kwam die geluiden toen interpreteren en mensen kwamen naar die
toekomstvoorspellingen luisteren.

Dropstein
leest met ingeademde lucht een passage voor over Tabooed persons uit The
Golden Bough, een mythologisch naslagwerk.’
Een derde installatie die je er toonde was Arrows of thought (2014):
Vertrekpunt:
polaroids die je maakte tijdens een verblijf in het bos van Verzy in Frankrijk.
Het zijn
mysterieuze, droomachtige polaroids van bomen, knieën en stenen, ontstaan
tijdens een ritueel proces.
Ik las dat “de
velden er ogen hebben en de bossen oren”. Het werk van de Middeleeuwse
kunstenaar Hieronymus Bosh is niet ver weg.
Je maakte er een poster op A4
van.
Er zit ook een
gedicht van Saskia De Coster in. Het gedicht werd op de performance als een
soort bezwering gelezen. De poster werd ingezet als schietroos. Er is een
papieren sculptuur te zien, alsook een print op de kostuums van de performer.
 ‘Voor Posture Edition nr 7, getiteld Arrows
of Thought
,
had
ik
het
idee van een pijl als een symbool voor een gedachte en heb ik inderdaad een
kimono van beelden gemaakt, een selectie van het verblijf in het bos van Verzy.
Saskia de Coster kwam in die tijd op mijn atelier en schreef een gedicht als
een mantra over mijn verblijf in het bos; over hoe ik het bos als mijn atelier
gebruikte. Ik schoot pijlen gedipt in honing met pigment op de affiches van
waaruit mijn pak was opgebouwd.’
Moraal van het
verhaal: je tast letterlijk en figuurlijk de grenzen van de fotografie af:
soms teken je op
foto’s, soms verknip je ze tot collages, soms worden ze sculpturen: het is één
groot onderzoek naar medium en verhaal.
Je hebt altijd je
digitale camera bij, maar toch prefereer je polaroid.
‘Polaroid is overkop
gegaan, Impossible Projects hebben het overgenomen. Het format is
hetzelfde, maar de fotografische emulsie die erin zit, is veranderd. Het stond
helemaal niet meer op punt, maar daardoor heb ik er net mee gewerkt. In het werk
Schmerzhaufchen (2010) dat hier in de expo hangt, zie je de gevolgen van
het inwerken van daglicht op de virussen in de emulsie heel erg.
Hoewel ik ook analoog en
digitaal fotografeer, weerhoud ik mijn polaroids als expomateriaal, omdat je er
‘het moment’ kan insteken. Als het heel erg koud is, ontwikkelen ze niet. Ik
laat ze daarom  bijvoorbeeld
ontwikkelen op verschillende plekken op mijn lijf, of ik kan ze net als in de
donkere kamer, ‘doordrukken’ met mijn hand. Of evengoed belandt een foto in
mijn achterzak, val ik bijvoorbeeld in het water en reageert die emulsie op het
vocht. Die foto’s maken die tactiele reis mee. Inge Henneman heeft dat eens
mooi omschreven: zij vindt dat ik het objectieve fotografische proces omkeer en
dat ik het onbekende uitnodig om zichzelf kenbaar te maken in een beeld.’
Wat ik nog las: ‘Matyns
omgang met foto’s is ingebed in een experimentele praktijk van quasi rituele
acties.’ Verder doe je ook research naar eeuwenoude volksverhalen en gebruiken,
antropologische mythen en sagen, maar evengoed naar de populaire strips en
films over de grens tussen mens en dier, tussen mens en demon. Dat voedt
je ontvankelijkheid voor krachten in de natuur.
Wat meer moois
las ik over je werk?
‘Haar werk
refereert aan de bron van het occulte in artistieke tradities van het
surrealisme tot de geheimzinnige polaroids van de regisseur Andrej Tarkovski,
de
deunde van GarciaLorca, enz … ‘
Al die bizarre dinges
om aan de soms “secce” werkelijkheid te ontsnappen?
 ‘Zoiets.’
Zijn al die
fotografieprojecten gewoon geen vrijgeleide om avontuurlijke reizen te maken?
 ‘Mijn basis is reizen. Die indrukken en
beelden neem ik mee naar mijn studio en verwerk ik tot jullie ze zien.’
Wil ons ook een
deel wereld laten zien waar wij normaliter niet komen?
 ‘Ik toon dingen waar heel onze
maatschappij te snel voor is geworden. Ik denk dat mijn expo Ademgaten wel kan appelleren aan hoe je
je voelt als je je in je eentje goed voelt op een plek waar je graag bent. Het
is een plaats waar je kan beginnen fantaseren en dromen.
Ik hoop dat mijn expo een
intensiteit en puurheid heeft, mede door de materialen die ik gebruik.’


Hoe heb je je
expo hier in het M HKA te Antwerpen aangepakt?
 ‘Eerst heb ik de maquette van de ruimte opgevraagd.
Ik merkte meteen op dat mijn grootste werk maar een postzegel groot leek in
deze grote ruimte. Daarom heb ik hard gezocht naar een museale vertaling van
mijn atelier- en galeriewerk.’
Hoe probeerde je
je ouder werk met je nog specifiek te creëren werk te combineren voor je expo
in het M HKA?
 ‘Curator Nav Haq heeft me in de zomer
van 2015 uitgenodigd om mee te doen aan het symposium van Vladikavkaz in
Noord-Ossetië. Daar is een paganistische maatschappij waar volksgeloof nog
sterk wordt beleefd. Zo wordt Uastyrdzhi, een
bebaarde man op een driebenig paard, vereerd.
De performance Breadhead, die ik op mijn opening toonde, is daar ontstaan: een
brood in de vorm van een vierkant, als metafoor voor ontmoetingen.
Ook Made Mayrem,
het vereren van een bepaalde plek door gekleurde linten te knopen in het woud,
alsook de titel Ademgaten, is geboren in Vladikavkaz. De titel refereert
aan de foto Breathing Mountain, een
polaroid van een bergwand met gaten waar ijselijke wind uitkwam als een soort
van natuurlijke airconditioning.
Het is een berg in het
bezit van mannelijke energie. Vrouwen mochten er niet komen, ze zouden de
mannelijke energie verstoren. ‘Le trou qui soufle’, het gat dat ademt, is een fenomeen van
ondergrondse winden
in kalksteengebied.
Voor deze expo ben ik met
mijn zoontjes van toen respectievelijk één en twee jaar, met een gigantische
kampeerwagen naar Le dent des Crolles in Frankrijk gereisd. Het was tricky, maar er is toch werk uitgekomen.
Daarna ben ik naar Guilin
in China getrokken. Deze streek is bezaaid met snoepbergen zoals je die
tegenkomt in oude Chinese pentekeningen. Het lijkt wel een verzonnen
sprookjeswereld!
De twee uitvergrote
polaroids Gatekeeper en Gathering toon ik achteraan in de
puntzaal van het M HKA. Het zijn twee flappen van 3,20 meter breed en 4 meter
hoog, die omhooggehouden worden door zes stammen van de esdoorn en berk. Deze
boomstammen bieden genoeg tegengewicht om de foto’s tegen de muur te drukken.’


Hoe kwam je erbij
naar China te trekken ter inspiratie voor de expo?
 ‘Wat me opviel is dat ik de laatste
jaren blijkbaar veel had gereisd naar kalksteengebied.
Ik heb dan wat rondgegoogeld en ik kwam
uit bij Guilin in China.’


Jouw presentatie
is ook niet alledaags … Geen mooi naast elkaar hangende prentjes voor jou …
 ‘Ik tracht weer te geven wat ik
overweldigend heb meegemaakt of heb gevoeld. Ik probeer dat te doen in een
installatie, in een kostuum, in hoe ik mijn foto’s toon … Sommige foto’s heb
ik proberen in 3D te zetten, anderen heb ik zodanig vergroot dat je je erdoor
kan laten opslorpen.’
Je hebt wel geluk
dat je het laatste stuk van de benedenverdieping in het M HKA hebt gekregen,
waardoor je als het ware in een Matyn-cocon terechtkomt. Ik denk ook niet dat
het als bezoeker van belang is of je weet waar je welke foto hebt genomen of
hoe een object tot stand kwam. Of wel?
 ‘Sommigen vinden het fijn de exacte
verhalen en locaties te kennen, alsook mijn verwerkingen ervan, zoals bij Oracle Soup. Het al dan niet ‘waar’
of niet waar zijn van gebruiken, zoals mijn werk met de bilpannen, intrigeert
de mensen. Voor die prijs beeldende kunst had ik terug zes vriendinnen
uitgenodigd – ‘de veertien billekens’, naar dat legendarisch danscafé in Ranst
– en die performance terug levend gemaakt. Vroeger werden de billen van de
vrouw namelijk gebruikt om dakpannen te maken.
Het is een spel om bij
mensen hun verbeelding los te weken, zelf verhalen te laten verzinnen en
samenhang te zoeken.’

Ik vind het interessant
dat je hier kan binnenstappen ‘zonder achtergrond’ over je reeds eerder gemaakt
werk. Je komt je kleine universum binnen, en iedereen heeft sowieso iets
aangenaam om zien. Het is ook geen cleane kunst, het straalt eerder een
soort warmte uit. (Mag dat van de champetters
in de hedendaagse kunst?) Het is een fijne gedegen expo om naar te kijken, niet
zuiver conceptueel waar je je visueel in de haren van krapt.

 ‘Dat is het fijne aan een solo: je kan
mensen uitnodigen in je eigen belevingswereld.’ 



Hoe ver ga je als
kunstenaar om je ‘ding’ te tonen en te zorgen dat het niet te decoratief wordt?
Dat is toch een wankel evenwicht?

 ‘Ik vind het een belangrijk element dat
de tentoonstelling op een of andere manier levendig wordt gehouden, dit door
organische elementen toe te voegen zoals de rammenassen, boter, brood of
bijenwas. In deze tentoonstelling zijn allerlei spelers aanwezig om terug
actief te worden: Lucien Desert, Dropstein de Bilkoekmachien, Breadhead, … Deze
kunnen allemaal geactiveerd worden van zodra ik het nodig acht of er zin in
heb.’
In welke zin voel
je je gedifferentieerd of net verwant met andere kunstenaars? In Antwerpen voel
ik een grotere samenhang en onderlinge steun dan in Gent …
 ‘Ik voel me verwant aan andere
kunstenaars door de intensiteit waarmee ze ook heel graag met hun werk bezig
zijn. Veel vrienden van mij zijn ook goede kunstenaars. Je steunt elkaar in de
drive en de overtuiging dat het zinvol is wat je doet, in die zin dat je het
blijft volhouden.
Wat de Antwerpse scene
samenhoudt: iedereen is er met een enorme bezieling en authenticiteit mee
bezig. Er is een heel grote toewijding. En niet te vergeten: humor!’
Natuurlijk, hoe
meer mensen in je geloven, hoe meer je jezelf kunt zijn.
 ‘Mja, maar ik heb ook gemerkt dat ik
gewoon enorm gelukkig wordt door daarmee bezig te zijn. En ik merk natuurlijk
dat het veel losmaakt bij mensen.’
Wat is je
grootste artistieke droom?
 ‘Dit is gewoon mijn artistieke droom! Ik
zou gewoon heel blij zijn mocht ik dit blijven verder doen. Ik ben momenteel
heel gelukkig. Laat mij maar deze manier van leven – reizen en expo’s maken –blijven
verderzetten … ‘
Hilde Van Canneyt
Michèle Matyn stelt
tentoon:
Leuvenstraat 32
2000 Antwerpen
14 oktober 2016 TOT 5 februari 2017
Open op:
       Dinsdag – woensdag VAN 11:00 TOT 18:00
       Donderdag VAN 11:00 TOT 21:00
       Vrijdag – zondag VAN 11:00 TOT 18:00




Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *