Categorieën
Interview Uncategorised

Interview met Ante Timmermans

vorig interview: Koen Broucke (Zwart Huis, Knokke)
volgende interviews: Hermine De Buck (40 jaar galerie De Buck te Gent)

Interview met Ante Timmermans
(1976), Gent,  januari 2013

Hilde
Van Canneyt : Ik heb hier net de eer gehad je laatste boek uit jouw handen
te mogen ontvangen, dus ik stel voor dat we het even doorbladeren.

Wat
zie ik? Vooral tekeningen, al dan niet met woordfragmenten erin verwerkt,
alsook foto’s van je installaties. Daarin ook een tekst van Julie Enckell
Julliard en een interview met Konrad Bitterli. Voel je nooit een soort gêne als
iemand anders in je bijzijn jouw werken ‘keurt’?
Ante Timmermans: Neen. 

HVC:
Omdat je zo zelfverzekerd bent? Omdat je iets hebt van: “This is me”?
AT: Neen, zeker niet zelfverzekerd,
integendeel. En ja, dit ben ik… Het ‘keuren’ is gewoon niet relevant.
Tekeningen kunnen op zich niet slecht zijn, tenzij ze misschien niet aanzetten
tot denken ofzo …

HVC:
Is een tekening nog anders dan een afgewerkt schilderij of sculptuur omdat het
nog meer vanuit ‘dat eerste gevoel’ komt? Want veel schilders of beeldhouwers
maken eerst tekeningen alvorens ze het dan ‘voor echt ’ in een schilderij of
een sculptuur omzetten. Dan moet dat werk
er stààn,
bijna vergelijkbaar met op een podium staan.
AT: Ikzelf zie niet zoveel verschil
tussen een tekening of schilderij: ik kijk gewoon naar dingen die me boeien.
Mijn tekeningen zijn een denkproces. Dat is voor mij dan ook belangrijker dan
wat je echt te zien krijgt: de esthetiek of de schoonheid van dat beeld. Al ben
ik natuurlijk met een zekere schoonheid bezig, omdat dat een middel is om het
over te brengen of de kijker aan te spreken. Ik merk ook dat de meest
afschuwelijke beelden mij kunnen aanspreken. Lelijkheid kan ook schoon zijn.

HVC:
Heb je liever dat ik hier al zoekend kijk naar de schoonheid of naar de inhoud
van je tekeningen?
Neem
nu tekening ‘nummer 337’ uit 2006: als ik dat op een bierkaartje zou getekend
zien staan, zou ik er misschien niet aan denken dat dat door een kunstenaar met
enige faam getekend is.
AT: Ik zit nu echt in een periode
met veel vragen en twijfels: een tekening of notitie op een bierkaartje of jouw
kladje hier dat  jij als voorbereiding
voor dit interview hebt gemaakt, is interessanter dan vele dingen die op dit
moment in de beeldende kunst gebeuren. Mij interesseert het zoekend, bevragend,
twijfelend kijken an sich.
HVC:
Ik vind ook dat bijna alles wat er vóór die laatste spreekwoordelijke
penseelstreek gebeurt het eigenlijke kunstwerk is. Het tastbare eindresultaat
is een soort resumé waar veelal een
groot deel – veelal het interessantste deel – weer van weggespoeld is.
AT: Je zit hier met je derde vraag
al op het punt waar we wilden uitkomen én nu komen we op het punt waar ik mee
zit. Maar misschien moeten we hier in de lounge van dit hotel op de piano
beginnen tokkelen of één of andere guerrilla actie uitvoeren en het interview
laten voor wat het is, want oh my God,
dit is niet gemakkelijk.
HVC:
We kunnen ook terug op de rewind-knop drukken: je zat ooit thuis of in je
atelier en je begon die tekeningen van in dat boek te maken …
AT: Neen, ik vind niet dat we een
rewind-beweging moeten maken. Ik vind het net een goed uitgangspunt om van te
vertrekken, want op dit moment vind ik het een heel noodzakelijke

en
relevante vraag. Ik geloof in kunst die vragen stelt, twijfel zaait, dingen
openlaat en niet altijd vragen beantwoordt: een vrijplaats waar dingen
gebeuren.


HVC:
Zoals een vrij podium waarop mag geëxperimenteerd worden?
Houd
je zoals ik ook veelal meer van de try-out dan van het afgewerkte product?
Ik
vermoed dat je jouw boek ook eerder ziet als een tussenfase dan als een eindfase
?
AT: Er zijn geen eindfases, het is
een voortdurende wandeling met tussenstops. Nu loopt mijn tentoonstelling in
het Kunstmuseum St.Gallen in Zwitserland. De titel ‘Ante Post Ante’ is heel
bewust gekozen, enerzijds vertaald vanuit het Latijn ‘Voor Na Voor’; de periode
na een tussenstop is tegelijk ook de periode voor een volgende tussenstop.
Anderzijds als een soort absurde naamspielerei, stel ik dat er een Ante is Na
Ante. Zo gaf deze titel mij ook nog de mogelijkheid om mezelf te posten, te plaatsen.
Omdat dit mijn eerste museale tentoonstelling is, vond ik het de ideale
gelegenheid om mijn woordenschat samen te brengen: ruimtelijk werk, ruimtelijke
tekeningen, kleine en grote tekeningen, performatief werk, installatief werk,
videowerk… Veelal wordt dat dan omschreven als een retrospectieve, maar dat is
het echt niet. Ik vond het nu net interessant dat ik de mogelijkheid had om
mijn werken in een museale, ruimere context 
samen te brengen, misschien zelfs noodzakelijk om terug verder te
geraken Daar heb ik gemerkt dat mijn ‘woorden’ op zich wel interessant zijn,
maar dat mijn verhaal, mijn boek nog niet scherp genoeg zit. Ik zit nu in die
ambetante post-fase: ik besef dat ik verder zal moeten gaan, en als me dat niet
lukt,  kan ik er beter mee stoppen. Er
zijn kunstenaars die ‘iets’ gevonden hebben en die zolang het commercieel loopt
en verkoopt, dat tot in den treurnis gaan herhalen. Dat is net iets wat mij
écht niet interesseert. Daar ligt volgens mij niet de zin van kunst.

HVC:
Ik zei het in mijn vorige interview ook, maar helaas valt het me op dat
kunstenaars meer en meer kleine zelfstandigen zijn en begin ik me daar meer en
meer aan te ergeren. Je doet toch ook dingen omdat je gewoon goésting hebt?

AT: Noodzakelijke goesting of
goesting in noodzaak.
HVC:
De marktwaarde van kunstenaars: nog zo’n moeilijk item waar ik niet altijd wijs
uit geraak …
AT: Je wilt natuurlijk groeien als
kunstenaar. Maar tegelijk kan je ook nog steeds op de lokale dorpsmarkt gaan
staan. Wat is waarde en wie bepaalt dat? Ik zoek zelf een soort ‘meerwaarde’.
Als wij hier nu drie uur praten en ik ga straks naar buiten, wil ik er iets aan
gehad hebben. Op zich interesseert me dat dan niet of jij mijn werk nu ‘mooi’
vindt of niet, te duur of niet, of je het wil
t of kan
kopen of niet. Waar het op neerkomt is dat ik voor dit moment al via honderden
tekeningen ‘gesproken’ heb, en nu zijn wij daar een dialoog aan het uithalen.
Een dialoog en geen uitleg of verklaring. Ik vind trouwens dat er soms teveel
gevraagd wordt. Omdat men meestal geïnteresseerd is in 2 dingen: ‘hoeveel kost
het?’ en ‘uitleg’: “Waarom dit?“ “Waarom dat?” Dat neemt ook een stuk mysterie
weg. Pas op, ik zondig daar ook tegen: we willen dingen verstààn en begrijpen.
Het is zo jammer dat dingen niet meer gewoon kunnen gebeuren. Ik was gisteren
naar de film ‘Amour’ van Michael Haneke – mijn lievelingsegisseur – gaan kijken
en toch was het weer een heel ander soort film dan wat ik van hem gewoon ben,
wat me toch wat in de war bracht. Ik las erna nog een interview met hem over de
film: het ging erover dat er een paar keer een duif in die film komt. De

interviewer
stelde hem natuurlijk de vraag over het metaforische van die duif. Ik vond het
zo fijn dat Haneke daarop antwoordde: “Laat die duif toch gewoon een duif zijn.”
Hij wilde het gewoon open laten. Ik vond dat heel mooi. Ik heb het gevoel dat
alles in mysterie laten in andere disciplines meer aanvaard wordt. Ik denk dat
een muziekband nooit de vraag zal krijgen van: “Waarom heb je in die song die
zin of dat woord gezongen?” Al wil ik hier ook niet pleiten voor “een
schoonheid die aan de muur hangt en praat er verder niet over”.

HVC:
Oké, dan gaan we dat hier even doorbreken: naar aanleiding van de Expo
‘Omgevingstekenen’ die je in het Caermersklooster samen met Steven Baelen en
Johan Gelper had, schreef Edith Doove een tekst:
(Die
expo was naar aanleiding naar de Provinciale prijs voor Beeldende kunst in
2007.)
Een
samenvatting: “Tekenen is voor Ante
Timmermans een manier om met de omgeving om te gaan. Het is een kritische, maar
ook een poëtische reactie of reflectie op zijn omgeving. Hij is gefascineerd
door de routine van de (verborgen) systemen en de banaliteit en het absurde van
de maatschappij. Het zijn kleine tekeningen als notities in een schetsboek,
naast monumentale landschapstekeningen: een soort ‘getekende denkbeelden’ met
concentratie op landschap, de stad en architectuur. Dit alles in een soort
‘loop’, omdat bij Ante alles dan ook ‘on the move’ moet zijn.
Het concept ‘New-Babylon’ van Constant
Nieuwenhuis heeft een grote invloed gehad op zijn werk
.“
Verder
was er nog ergens te lezen:
Hij is een accurate ooggetuige van onze
moderne tijden. Enerzijds heb je de onderwerpen rond het natuur- en
cultuurdebat en zie je in zijn werk wolkenkrabbers, ghost cities en  niemandslanden en anderzijds is er veelal een
link met een woord/taal.
AT: Dat klopt allemaal. Maar
uiteindelijk zijn 7 op 10 jonge kunstenaars op dit moment ook wel bezig met de
alledaagsheid rondom hen of de stedelijkheid. Dus wat zegt dat op den duur nog?
Op een bepaald moment werd ik zelfs
omschreven als ‘landschapstekenaar’. Iets waar ik totaal niet mee bezig was.
Maar mensen plaatsen je graag in een vakje, ze hebben een houvast nodig, een
duidelijke omkadering. Ik wil meer en meer uit die vakjes geraken. Uiteindelijk
gaat het over het alles en het niets.

HVC:
Wil je met een werk een soort ‘wauw’-gevoel teweegbrengen zoals je na een
concert of dansvoorstelling of film wel eens kan hebben?

AT: Spektakel interesseert me niet.
Bij mijn werk zal het nooit: “Dat is het!” zijn. Ik geloof niet in een
definitief product dat af is. Dat voel je ook in mijn werk: er is altijd een
bepaald proces aanwezig omdat mijn beelden zich ontwikkelen. Ik heb bij mijn
beelden ook nooit zoiets van: “Nu heb ik het eens gezegd.” Het blijft een
zoektocht. Nu hoe langer ik bezig ben, hoe moeilijker het wordt om de tijd en
de ruimte te vinden om werk te laten groeien, om te twijfelen en te zoeken …
Dat komt ook grotendeels omdat ik
vorig jaar vrij veel gedaan heb: Manifesta 9, een eigen boek, de
Canvasconnectie, architectuurbiënnale, expo’s … 
Het lijkt alsof ik in een rush heel veel heb gewerkt, samengewerkt en
veel nieuwe mensen heb ontmoet met nog meer gesprekken, enz. Vandaar dat ik nu
ook wat kritisch was naar ons interview, omdat ik iets had van: “Laat me nu
toch eens allemaal gerust!” Maar jou kon ik niet weigeren natuurlijk.
(knipoogt)
Nee serieus, ik heb nu wel terug
enorme behoefte aan rust en stilte in het atelier …



HVC:
Het is natuurlijk ook een mes dat aan twee kanten snijdt, want als er geen puit
in je werk is geïnteresseerd, kom je natuurlijk ook geen stap verder. Word je
misschien zelfs ongelukkig …
AT: Natuurlijk.
HVC:
Niemand verplicht je ook tussen twee expo’s te spreken met ‘de buitenwereld’.
AT: Inderdaad … Ondanks de behoefte
is het
ook een oefening om mezelf terug te
leren opsluiten, de eenzame confrontatie.
HVC:
Al is er dan ook het gevaar dat je eens die expo uit is, wel 18 keer hetzelfde
mag lezen in al die verschillende media. Een gesprek met iemand tijdens een
tussenproces is misschien net interessanter.
AT: Zeker en vast … Maar in een
periode van twijfel en wachten en zoeken en werken, is praten vaak te moeilijk
… zoals nu …

 

HVC:
Voel je soms enige druk? Je hebt twee galerieën: galerie Zink in Berlijn en
Barbara Seiler in Zürich.

AT: Galerieën zijn het broodnodige,
noodzakelijke kwaad of zoiets zeker? (lacht) En in het beste geval heb je er
ook nog een zeer boeiend, inhoudelijk gesprek mee, of een vriendschappelijke
band … wat zeker niet altijd voor de hand liggend is.
Ik mag eigenlijk best tevreden zijn.
Uiteindelijk ben ik nu toch al zoveel jaren enkel met mijn beeldende kunst
bezig.
HVC:
Heb je al ooit een échte (kut)job gehad trouwens?
AT: Een échte job? Dit is verdorie
een échte job waar ik mee bezig ben!

HVC:
Je vrouw Tatjana Gerhard is ook kunstenares en zit onder de vleugels van
galerie Deweer Gallery in Otegem en Rotwand in Zürich. Fijn dat jullie beiden
van de kunst kunnen leven …

AT: Overleven Hilde. (lacht) Dus met
de nodige toegevingen, maar inderdaad fijn om op die manier te kunnen leven.
HVC:
Schilderen jullie samen in één atelier?
AT: Op zich wel, al staan er wel
twee muren tussen … Maar vroeg of laat zal toch één van ons een atelier ergens
anders moeten huren. Een investering om terug verder te geraken. Ik voel nu bij
mezelf dat ik ergens het alleen-zijn nodig heb om nieuwe dingen te gaan
ontwikkelen, en dan verdraag je niet altijd iemand in jouw buurt in het
atelier. We hebben beide dat gevoel. Als je écht fundamenteel bezig bent in het
atelier, dan wordt dat werk meer en meer jezelf en heb je die eenzaamheid nodig
in het atelier.

HVC:
Ze noemen dat: “van binnenuit werken”… dat siert je Ante.
AT: Vergeet niet: als ik diepgang
wil, is dat echt in mezelf wroeten, wat confronterend is. Ik heb het gevoel dat
ik nog meer in mezelf moet gaan en nog minder rekening moet houden met wat er
rondom mij gebeurt of wat er verwacht wordt. Maar dat vraagt tijd. En
zelfvertrouwen. Al besef ik ook dat ik nooit tevreden zal zijn.
Als ik zeg dat Philippe Vandenberg
mij boeit, dan is dat daarom. Ik ben daardoor nu ook weer naar oudere kunst aan
het kijken en teruggrijpen: het voedt me veel meer dan wat er nu in de
hedendaagse kunst gebeurt.
HVC:
Als jouw vrucht leeggegeten is, kan je evengoed iets anders gaan doen.
AT: Inderdaad. Het moeilijke is ook
dat de beeldende kunst helemaal veranderd is. Misschien is wat ik nu doe
helemaal niet meer relevant. Maar voor mij dus nog wel. En eigenlijk zou ik
mezelf die vraag helemaal niet moeten stellen.
HVC:
Toch heb je ook kunstenaars die weten wat ze de volgende 25 jaar gaan tekenen.
Geen idee of dat dan ‘beter is of niet beter’?
AT: Voor mij is dat niet
interessant.
HVC:
Je zou toch bijvoorbeeld kunnen een maand eens niets tekenen, zodanig dat je
vingers zooo kriebelen dat je dan op
een gegeven moment zo’n blad aanvalt met wat je er écht op wilt?
AT: Bedoel je dan dat diegene die
duidelijk weten wat ze gaan tekenen meer echt zijn?
Trouwens ik ben nu al een paar weken
niet aan het tekenen, door de twijfels … Maar ik merkte ook wel dat ik
bijvoorbeeld zelf niet veel gezien heb het laatste jaar, net omdat het zo druk
was. Ik ben nu mijn schade aan het inhalen op gebied van films, muziek en
boeken.
Ik noem het mijn dwalende periode.
Misschien ben ik ook gewoon op zoek naar soulmates als mens en als kunstenaar,
al is het niet dat ik behoefte heb bijvoorbeeld om naar openingen te gaan om
dan zo mensen te ontmoeten. Maar ik ben dus niet echt in het atelier
productief, omdat de twijfel ook kan verlammen. Maar die verlamming is
natuurlijk ook angst om de twijfel te tonen. Terwijl dat net ook heel
interessant is en ik nog meer moet leren mijn twijfel en kwetsbaarheid te
tonen. Het werkt eigenlijk altijd dubbel.
HVC:
Dus als mensen je vragen: “Goe bezig?”…
AT: Ach, al die smalltalk hoeft voor
mij niet. Ik vind dat vermoeiend.
HVC:
Ben je het type

dat achter de pc bommetjes uitsmijt
om expo’s te ronselen? Of ben je daar niet mee bezig?
AT: Samenwerkingen ineenfoefelen?
No, this is not my cup of tea. Ik ben nog nooit met een portfolio naar een
curator getrokken.
HVC:
Iemand die je werk afwijst, wijst die ook jou af?
AT: Natuurlijk, hoe dichter je werk
bij jezelf komt, hoe persoonlijker het wordt. Iets dat ik ook hoe langer hoe meer
moet leren aanvaarden. Het is niet altijd makkelijk, maar ik probeer er naar
andere kunstenaars toe ook steeds eerlijk in te zijn … Je kan onmogelijk alles
interessant vinden, dat lijkt me logisch.
HVC:
Laten we het even hebben over de woorden die veelal te lezen zijn op jouw
tekeningen. Waarom voldoet het beeld alleen niet?
AT: Kijk, ik ben eigenlijk beginnen
te tekenen als een manier om te communiceren, bedenk ik me achteraf bekeken. Ik
merkte dat dat iets was wat ik kon. Had ik gemerkt dat ik teksten kon
schrijven, had ik misschien wel een goed boek geschreven.
Toen ik waarnemingstekenen volgde,
zei een leerkracht me op een gegeven moment: “Ante, ik weet nu ondertussen wel
dat je kan tekenen, maar vertél me nu ook eens iets.” Vanuit die woorden ben ik
dan op een wit blad papier beginnen ‘denken’: “Wie ben ik? Waar ben ik mee
bezig?”
Tien jaar geleden kwamen er haast
geen woorden in mijn tekeningen voor, omdat ik er wat angst voor had: het kwam
me te dwingend over. Ik ben dan met die heel open, speelse, poëtische – als ik
dat zelf mag zeggen – tekeningen begonnen als een soort verhaaltjes,
associatieve gedachten op papier. En zo is dat dan in het stedelijke opgegaan:
ik zat op dat moment in het HISK in Antwerpen en erna ben ik naar Berlijn
getrokken en daarna zat ik nog eens een paar maanden in New York om dan
uiteindelijk in Zürich te gaan wonen. Ergens was het ook logisch dat die
stedelijkheid erin kwam. Voor mij was dat een beeld om de leegheid van steden
en de absurditeit van al die constructies weer te geven. Door het rondtrekken
op verschillende plaatsen en in verschillende landen, communiceerde ik ook
steeds meer en meer in verschillende talen. Van daaruit zag ik een mogelijkheid
met tekst, ik mixte talen en speelde met woorden en zo ontstonden er nieuwe
associaties en een nieuwe opening. Wat overeenkwam met de associatieve
beeldende manier van denken dat reeds in mijn werk zat. De woorden op de
tekeningen geven een bepaalde denk-richting aan, maar ze verklaren niet, ze
leggen niet uit, integendeel … vaak verwarren ze.

HVC:
Ik zie hier op een tekening in je boek ‘een zwarte hoop’ – om het onrespectvol
te zeggen – met eronder de woorden geschreven: ‘Make a mountain out of a
Molehill’. Ik vermoed dat jij wilt dat ik over die woorden nadenk. Of ik zou
kunnen vermoeden dat je vindt dat we van iets kleins iets groots moeten maken.
AT: Maar Hilde, ik maak geen
boodschappen hé …

HVC:
Twee andere tekeningen als voorbeeld dan: ik zie hier twee tekeningen naast
elkaar gedrukt met electriciteitspalen. Op de ene pagina staat ‘Wanderung’
(wandeling) en op de rechtse pagina staat ‘Descendant’ (dalend). Je kan totaal
niet naast de opvallende witte tekst in het groot zwart vlak kijken.
AT: Ik heb er jaren geen woorden
onder gezet en toen zeiden mensen: “Dat is een landschapstekenaar.” Door die
‘Wandering’ eronder te zetten, trek ik mijn tekening open en neem ik de kijker
mee op mijn zoekende wandeling. Ik zou dat kunnen uitleggen, maar ik ga dat
niet doen, omdat het niet relevant is. Het zit voor mij veel meer in de liefde
voor “het onbegrijpen van”, het fascineren, het dubbele … Uiteindelijk is het
niet te verstaan. Het is bijna een soort ‘gedegouteerdheid van’: “Waarom moet
ik hier eigenlijk zijn?”
HVC:
Jij zit in je atelier maatschappelijke zielenroerselen op papier te zetten.
Word je nooit gek in je hoofd als je daar zo voor dat wit papier zit? Of ben je
net altijd gelukkig als je aan het tekenen bent?
AT: Maar neen gij. Dat heeft niks met geluk te maken. Dat wil ik net zeggen: “Ik
doe dit.” Heb je er iets aan, dan heb je er iets aan, maar laat het gewoon
zijn. Bekijk het gewoon, en heb je zin om weg te kijken, dan doe je dat maar.
HVC:
Krijg je met de jaren meer en meer een
je-m’en-foutisme?
AT: Eigenlijk wel, meer en meer.
Maar vergeet niet dat het een strijd
is en meer en meer ploeteren is. Als jonge kunstenaar ben je met je werk bezig,
vol energie en blind geloof en je zoekt en je denkt dat je vindt. Tot je op een
bepaald moment constateren moet dat je helemaal niet vindt. En dan kom je in
een andere fase, waarin je zal moeten leren aanvaarden dat er geen antwoorden
zullen komen, want er zijn geen antwoorden. Er zal geen begrip komen, want er
valt niks te begrijpen. Ik heb daar de laatste tijd boeiende gesprekken over:
“Is dat nu de lichtheid of is dat nu de zwaarte?” Voor mij is het tot vandaag
altijd zwaarte geweest. Vandaar dat ik dan een tijdje ben bezig geweest met dat
project van New Babylon. Daar zaten utopische ideeën in en ik wilde daar op
verder gaan, maar ik geraakte niet verder. Constant Nieuwenhuis is er zelf ook
mee gestopt en terug beginnen schilderen. Ik merkte bij mezelf dat ik me
eigenlijk niet met nieuwe, utopische ideeën wil bezighouden, want daarvoor zou
ik eerst het verleden en het nu moeten verstaan, wat duidelijk niet het geval
is.
Ik zit nu in die tussenfase waarin
ik moet leren aanvaarden dat er niks te begrijpen valt en dat er gewoon niks
is, waardoor de zwaarte misschien kan licht worden. Er zullen beelden ontstaan
die me daarbij helpen en begeleiden …
HVC:
Die er dan ‘op’ zitten.
AT: Maar neen, het zál er nooit
opzitten. Het beeld zal er wel zijn, het zal troosten, het zal me op één of
andere manier helpen.
Misschien is het ook meer en meer
een leren loslaten. Dat is misschien het ultieme: ik hoef niks te tonen, het is
gewoon dat. Ik hoef het ook geen zin of invulling te geven, want er is gewoon
niks.

HVC:
Natuurlijk zit je al in een luxepositie als kunstenaar, waardoor je je meer kan
permitteren, of zie ik dat fout? Kan je het nog goed verknallen?
AT: Wat kan ik verknallen? Als je er
op die manier als mij mee bezig bent, kan je alleen maar verder zoeken. Of dat
dan aanvaard wordt of niet, dat weet je niet, dat zal de toekomst wel bepalen.
Maar op dit moment is dat voor mij niet belangrijk. Wie zegt dat je er naast of
op zit? Meestal de commerce, de klant , de koper. Maar ik wil niet blijven
hangen bij een beeld, of een product omdat het toevallig goed verkoopt. Kijk,
ik kon van bepaalde werken, bijvoorbeeld mijn overheadprojecties, nog
tientallen stuks meer maken omdat die commercieel interessant waren. Maar ik
had er op dat moment niets meer aan toe te voegen, dus besloot ik dat niet te
doen. Het gaat niet over luxepositie en permitteren. Ik heb geen andere keuze.
Ik moet verder en dieper graven. Het enige wat ik nu op dit moment heb, is
mezelf en daarmee moet ik verder. Het is zelfs een noodzaak als ik het
interessant wil houden. Ik ben dat aan mezelf schuldig, omdat ik het in de eerste
plaats ook nog altijd voor mezelf doe. Wat niet wil zeggen dat het niet goed
doet als iemand door mijn werk is gefascineerd en ik daardoor boeiende
gesprekken kan hebben. Wat me dan terug zal verder brengen.

HVC: Thibaut Verhoeven schrijft over
je werk: “Ante Timmermans exploreert al tekenend vanuit de noodzaak van de
routine. Metaforisch bekeken geeft Timmermans vanuit zijn tekendrang het
cirkelmotief een dubbele symbolische waard mee: de verlammende eindeloos
ronddraaiende verveling, die onvermijdelijk leidt tot stilstand tegenover de
eeuwig evoluerende nomadische exploratie.
Hij is allesbehalve een nine-to-five
onderzoeker, maar een onderzoeker van nine-to-five.”
AT: Thibaut is een visionair, wist
je dat al? (lacht) Het is een heel mooi tekstje en ik vind het fijn dat je het
eruitgehaald hebt voor dit interview. Thibaut had gelijk met wat hij schreef:
Alles blijft draaien, maar onvermijdelijk leidt het tot stilstand. We staan
stil. Ik sta stil. In mijn tentoonstelling ‘ANTE POST ANTE’ en nu in het
atelier. Dat is geen fijne periode. En toch is het goed om nu vanuit  deze stilstand naar mezelf, mijn werk te
kijken. 

HVC:
Streef je ernaar dat je werk nog binnen dertig jaar relevant is?

AT: Ik denk dat als je met een heel
persoonlijk, eigen verhaal bezig bent, het werk sowieso relevant is. Consistent
is relevant. Een zeer mooi voorbeeld hiervan is het ‘Zelfportret als een
gebouw’ van Mark Manders. Ik zie mijn eigen werk ook als één groot
‘levensproject’ of ‘zelfportret’. En elk deel, elk fragment: tentoonstelling,
boek, lezing, gesprek, whatever is een onderdeel daarvan. Ik ben zelf constant
met dat volledige verhaal bezig. Naar het publiek toe geloof ik in de
traagheid. De geïnteresseerde kijker zal moeten stap voor stap meegaan, in mijn
proces. Ik zie vaak andere tentoonstellingen, beelden, waarbij de kunstenaar
meteen probeert te overtuigen, te imponeren. Ik word bijna meteen murm geslagen door de mooie beeldjes,
die ik al even snel vergeet … het raakt me niet en ik leg dat achteraf weer opzij
and that was it.
HVC:
Wat doe je als je niet tekent?
AT: Teveel denken … Tja, vroeger
deed ik aan volleybal en mijn voornemen voor 2013 is ook terug sporten. Het was
ook een uitlaatklep voor me omdat ik er met mensen samenzat waar we het niet
over kunst hadden.
HVC:
Streef je naar een grote naambekendheid? We kennen je naam wel in de kunst,
maar buiten de kunst …
AT: Ik denk dat elke kunstenaar wel
graag een publiek heeft. In de eerste plaats doe ik het nog altijd voor mezelf,
maar ik wil natuurlijk ook wel dat mijn werk zo veel mogelijk gezien wordt.
Zonder toeschouwer bestaat het werk niet.
HVC:
Als je alles zou mogen herdoen …
AT: Ik denk altijd: als ik een
tweede kans zou krijgen, dan zou ik liever danser zijn. Maar misschien zie ik
daar ook weer een soort van ideaal in. Ik kan enorm jaloers zijn op muzikanten
of dansers. Ik heb zo het gevoel dat ze een meer directe emotionele vrijheid
hebben, waar ik als beeldend kunstenaar nog steeds naar op zoek ben. Maar ik
was eens op een feestje met voornamelijk professionele dansers en toen ik die
allemaal ‘hun ingestudeerde dans’ zag doen op de ‘vrije dansvloer’, was ik toch
blij dat ik geen professionele danser was. 
Het leek wel of die allemaal in een soort (dans)patroon zaten waar ze
precies niet meer uitgeraken. En ergens was het ook wel een combinatie van een
danswedstrijd met een paringsdans, zeer concurrentieel.
Ik ben de voorbije periode met een
aantal samenwerksprojecten bezig geweest omdat ik vond dat ik nogal ‘solitude’
bezig was en ik wilde dat opentrekken. Toch ben ik er van teruggekomen omdat ik
er blijkbaar niet helemaal mijn weg in vind. Hoe fantastisch de samenwerking
ook is, en de drive en het optimisme die ik vind en van andere mensen krijg …
toch ben ik nu terug zeer blij en opgelucht 
dat ik weer alleen mag en kan en moet werken. Dus als ik incarneer, zou
ik toch een ander mens moeten zijn om iets anders te willen doen …
En als ik alleen op het atelier zit
en goed aan het werken ben, ben ik ondanks het wroeten toch ook vaak aan het
dansen. (lacht)

http://youtu.be/kOnde5c7OG8 

HVC:
Dan ben je een drinker-tijdens-de-werkuren en een nachtwerker misschien?
AT: Dat tweede klopt, dat eerste
niet. Tijdens de dag is er teveel onrust en ’s nachts kom je tot jezelf. Alsof
alles samenkomt. Ik probeer het wel altijd te veranderen en nu ik meer bij
mezelf kom, zou ik meer moeten leren ’s morgens of overdag te werken. Tot nu
toe ben ik overdag meer aan het denken, aan het rommelen, afgeleid en ’s nachts
komt dat dan allemaal samen in één of meerdere beelden. Na mijn laatste tentoonstelling
(ANTE POST ANTE) ben ik meteen de dagen nadien beginnen verder tekenen, vanuit
de twijfel, vanuit de val, vanuit het verval, vanuit de onzekerheid. Ik merkte
dat er nog betere dingen uitkwamen, omdat ze nog een stuk directer waren. Ik
liet tekeningen ontstaan die ik vroeger misschien meer zou gecontroleerd
hebben, of afgeremd. Ik liet meer los …

HVC:
Oh ja, wat heb je met ezels?
Die komen vaak in je tekeningen voor.

AT: Die lastdieren zitten er al
vanaf mijn eerste tekeningen in. Maar de ezel is nu een masker geworden. Het
wordt bijna letterlijk afgenomen en ik betrek het alleen nog op mezelf. Dju, nu
ben ik het toch aan het uitleggen.
HVC:
‘t Is goe, ik ben al weg.

http://youtu.be/_vS_By_ZZ0g


Hilde
Van Canneyt, copyright 2013, met dank aan croxhapox.
Ante Timmermans stelt tentoon:
Van 10 november 2012 tot 17 maart
2013 loopt in Kunstmuseum St.Gallen in Zwitserland de tentoonstelling ‘Ante
post Ante’ van Ante Timmermans.
www.kunstmuseumsg.ch


Er is een publicatie uit:
Ante Timmermans, jrp/ringier

Het interview is ook te lezen in het tijdschrift KUNSTLETTERS (www.kunstwerkt.be)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *