Categorieën
Interview Spots

Interview met George De Decker

INTERVIEW MET GEORGE DE DECKER (°1951)

Ik tref George in zijn atelier, waar de schilderijen in een eindfase zijn voor de aankomende solo show in Husk Gallery, maar nog niet à point. Vooraleer ze effectief in de galerie zullen hangen, kunnen het weer helemaal andere werken worden. Een voorsmaakje. 

Hilde Van Canneyt (HVC)  Beste George, we zijn hier in uw atelier in Sint-Katelijne-Waver. Ik ben hier net in een soort “l’heure bleue” aangeland, want aan de drie wanden van uw atelier hangen momenteel blauwtintige schilderijen. Hebt u helemaal naar de tentoonstelling ‘Contrapunctus’ in Husk Gallery toe geschilderd?

George De Decker (GDD)  Inderdaad. Aan deze nieuwe reeks heb ik bijna een jaar lang intens geschilderd.

HVC  U bent zowel muziekcomponist als beeldend kunstenaar. In februari werd uw compositie Wit in wit. Goldberg Variations revisited opgevoerd in de Bozar te Brussel. Muziek is verweven met uw schilderkunst. De geluidsinstallatie en het cd-rek hier in uw atelier verraden dat naar muziek wordt geluisterd. Muziek beïnvloedt uw schilderpraktijk en andersom componeert u ook muziekstukken geïnspireerd door een eigen reeks schilderijen. Op uw cd Wit in wit staat trouwens een detail van een van uw Pli selon pli schilderijen op de cover.  Deze reeks ‘witte’ werken, als ik ze zo mag noemen, was ook op uw vorige expo Pli selon pli in Husk Gallery te zien.

GDD  Tijdens het werken aan de ‘witte’ schilderijen, beluisterde ik constant het muziekstuk Pli selon pli van de Franse componist Pierre Boulez, voor mij een van de hoogtepunten in de muziek van de twintigste eeuw. De titel van zijn compositie verwijst naar een gedicht van Stéphane Mallarmé. Die muziek is vrij abstract en ritmisch, hetgeen je niet terugvindt in mijn schilderijen, het zijn net heel sobere werken geworden. Mijn gelijknamige reeks met witte werken werd boven in de galerie – waar de sfeer intiemer is – opgesteld en begeleid door Wit in Wit, mijn muzikale interpretatie van de Goldbergvariaties van Bach. Beneden hing een tweede reeks Denn das Schöne ist nichts als des Schrecklichen Anfang, die onder meer geïnspireerd was door een tekst van Rainer Maria Rilke. Daar werkte ik opnieuw veel met wit, maar ook met blauw, immer in mijn palet aanwezig. 

HVC Hoe bedenkt u reeksen? Hebt u dan een bepaalde sound, sfeer of tekst in gedachten? 

GDD  Zo zijn er bijvoorbeeld voor de reeks Denn das Schöne ist nichts als des Schrecklichen Anfang, diverse invloeden geweest. De schilderijen zijn gecreëerd op de tonen van Thomas Adès, gevoed door de poëzie van Rainer Maria Rilke De Elegieën van Duino. Maar eveneens ontstaan door de lectuur van Amélie Nothombs Ni d’Ève ni d’Adam en het script van Marguerite Duras voor de film Hiroshima, mon amour, die op hun beurt mij confronteerden met de esthetiek van de schaduwen van Hiroshima, fotografische beelden. De inspiratie voor een reeks komt meestal door muziek, poëzie en/of literatuur. Ik denk daar lang over na, ik lees veel, kijk rond, beluister veel, steeds op zoek naar datgene dat mij treft en waar ik meer over wil weten en ook kan ‘vertalen’ naar mijn kunst. Ik zorg dat ik een verhaal in mijn hoofd heb, waarvan de  grote lijnen voor mij duidelijk zijn. Ik bepaal meestal op voorhand, of toch heel snel, hoeveel werken het worden: de afmetingen, het kleurenpalet, als ook de muziek die ik wil draaien in mijn atelier. Die muziek wordt heel precies uitgekozen, alsof ik mijn eigen werk sonoriseer, zoals de klankband in een goede kunstdocumentaire, het bepaalt de sfeer. Deze muziek wordt telkens opnieuw opgezet, dat kan maanden duren; steeds dezelfde muziek als in een trance. Voor mij werkt dat perfect. 

HVC  Wat was de aanleiding om de nieuwe reeks te schilderen?

GDD  Bij Contrapunctus was het Bachs laatste onvoltooide muziekcompositie Die Kunst der Fuge die mij triggerde. Aanvankelijk wilde ik een pianocompositie schrijven gebaseerd op Die Kunst der Fuge, maar ik voelde dat ik een vervolg aan het componeren was op Wit in wit. In die periode wilde ik beginnen aan een nieuwe reeks en vreemd genoeg, vanaf het moment dat ik aan mijn eerste doek begon, schilderde ik Die Kunst der Fuge. Wat ik wou vertellen in muziek, lukte mij beter in schilderen. Dus was dat het moment om uit te zoeken hoe ik deze reeks ging opbouwen. Ik bouw mijn schilderijreeksen op zoals ik zou componeren: een soort thema, dan beginnen de variaties, een opbouw naar een climax en een einde, of zoals vaak bij mij een ‘vals einde’, want ik vat dit eerder op als een ‘scharniermoment’.

HVC  Stond de cd van Bach hier op endless repeat in uw atelier?

GDD  Het is niet omdat ik een reeks gebaseerd op de muziek van Bach schilder, dat ik naar Bach luister terwijl ik schilder, integendeel. De muziek zou mij remmen. Ik zoek net totaal andere muziek op. Deze keer was het muziek van Bruno Mantovani: Time Stretch. De muziek moet mij stuwen en verrassen, ook na de honderdste keer dat ik de muziek ‘hoor’. De grote uitdaging is om zoals bij Die Kunst der Fuge er een groot geheel van te maken, maar individueel toch boeiend. Ook moet er steeds een onderlinge link zijn. 

HVC  Hoe is de reeks opgebouwd? Zoals het muziekstuk van Bach?

De eerste zeven werken zijn strikt afgebakend, dat zijn ze bij Bach ook. Die structuur was helder, daarna liep ik wat verloren. Het was me niet duidelijk hoe de volgorde was, want Bach heeft zelf ook veel veranderd in zijn composities. En zijn laatste werk zou niet af zijn. Men weet ook niet goed of zijn laatste werk erbij is, want zijn zoon Carl Philipp Emanuel heeft ook veel aangepast. Bij aanvang wist ik dat ik in principe negentien schilderijen ging maken. Zoals alles bij Bach, is de indeling ook ‘wiskunde’. De reeks bestaat nu uit een groep van zeven en een groep van twaalf, onderverdeeld in 3 x 4 werken.

Wat in deze reeks voor mij belangrijk is, zijn de scharniermomenten. Deze leiden een nieuwe (sub)reeks in. Dat zijn voor mij werken waar ik met een voet in de ‘vroegere’ sfeer zit en met de andere al in de volgende. 

Wat ook belangrijk is in deze werken, zijn de thema’s. Bij de eerste zeven is dat duidelijk afgebakend: een kort thema van een paar noten en wat Bach vaak doet, ook het spiegelbeeld hiervan. Ik had vrij snel het thema in mijn werk: een X waar de V en de omgekeerde V boven elkaar staan. Waar deze V’s mekaar raken, krijg je een hoogtepunt, wat in mijn werk zich vertaalt in een wit ‘momentum’. Een veertiental dagen geleden, zat ik echt vast met dat thema met het ‘kruis’. Ik zat op mijn tandvlees. Na de eerste zeven thema’s van Bach, verandert hij ook zijn thematiek, laat hij het los. Dus ik dacht: dat mag ik me ook permitteren. 

HVC  Schetst u eerst uw werken op voorhand ‘uit’? Hoe moet ik dat zien?

GDD  In gedachten is het verhaal dat ik wil vertellen, duidelijk. Maar het is telkens boeiend om te zien hoe een werk zichzelf schildert. Vaak wordt het heel anders dan dat ik het mij eerder had voorgesteld.  Zo componeer ik ook. Het belangrijkste is dat de boodschap die je wilt brengen juist zit. Daar waak ik erg over.

HVC  Hoe bepaalt u in deze reeks de kleuren van uw werk? 

GDD  In het begin was dat lichtgroen en blauwachtig – ‘Scandinavisch groen’, noemde mijn galerist het. Maar ik vond het nogal mager, waardoor ik de doeken almaar donkerder maakte, en met groen en blauw begon te werken. Ook het roze zat daar wat in. 

HVC  Wat met de vormentaal? Op zich is het niet zo simpel vanuit muziek iets te verbeelden. 

GDD  Vreemd dat je dit zo stelt. Ik vind dat net het tegenovergestelde. Muziek is beeld, kleur, sfeer… Muziek is de meest abstracte kunst en toch zo duidelijk. Ik wandel soms door de klanken, alsof ik de klanken kan aanraken. Klank is kleur en omgekeerd. 

HVC  Er hangen hier ook drie grote werken. Kan u daar meer over zeggen?

GDD  Het zullen er uiteindelijk vier worden. Ik werk zeer graag op groot formaat. Deze formaten passen beter bij mijn bewegingen wanneer ik schilder. Ik hoef mij niet in te houden. Het is alsof ik voor groot orkest componeer. Ik merk dat ik vaak praat over componeren, dat is wat ik eigenlijk doe. Ik componeer mijn schilderijen. vandaar ook die reeksen. In deze Contrapunctus-reeks zijn het twee maal twee grote schilderijen. Telkens draai ik een van de twee werken om, net zoals bij Bach het thema wordt omgedraaid: Rectus en Irectus. Het geeft een spanning, wanneer de werken naast elkaar hangen.

HVC  Wanneer stopt u? Wanneer voelt u dat het genoeg is? 

GDD  Ik voel dat aan. Ik wil altijd versoberen. Net zoals bij muziek voel je aan wanneer je melodie eindigt, wanneer je hebt gezegd wat je moet zeggen én steeds hopen dat je niet te veel zegt. Eerder net genoeg, of te weinig, zodat er iets wordt getriggerd bij de kijker/luisteraar. Je moet ruimte laten voor interpretatie, voor zuurstof, voor introspectie, voor fantasie.

HVC  U streeft naar simplificatie. 

GDD  Dat klopt. 

HVC  Maar een reeks moet kloppen, dat lijkt me niet simpel. U begon bij een werk, ging telkens verder op een volgend doek, maar uiteindelijk is het resultaat één werk. 

GDD  Het ene werk beïnvloedt het andere, natuurlijk. Op een gegeven moment heb je een paar werken die je inspireren, bij mij waren dat de nummers I en IV, en een van die grote. Dat zijn plots ijkpunten die je duwen en inspireren om met je andere werken daar naartoe te groeien. Ik probeer me de vraag te stellen: wat is de link met wat ik zie? Er mag in mijn geest wel versobering zijn, en ik vind dat je dat in mijn werk mag zien. 

HVC  Als muzikant ziet u deze reeks als een compositie. Ik merk op dat het voor u moeilijk is naar één op zichzelf staand werk te kijken. 

GDD  Ik kan ze niet los zien van elkaar. Het is inderdaad moeilijk voor mezelf om er een werk uit te halen en het afzonderlijk te zien.

HVC  Hoe bepaalt u uw titels?

GDD  De schilderijen krijgen de titel van de reeks. Elk werk van deze nieuwe reeks heet Contrapunctus, met telkens een nummer erbij. Zoals bij Bach.

HVC  Natuurlijk, de kijker zal het werk kopen dat hem het meeste aanspreekt. De reeks blijft geen geheel en zal verspreid worden. Mensen luisteren uiteraard in de muziek soms maar naar één of enkele songs van een album. Zeker ‘de jeugd van tegenwoordig’, die niet meer naar albums luisteren, maar naar individuele songs.

GDD  Dat is mijn grootste frustratie. (lacht) Ik heb daardoor een paar reeksen die ik niet verkoop, zoals Coro, dat zijn 31 schilderijen en ik wil dat ze samen blijven. 

HVC  Kan u wat meer vertellen over uw schilderijenreeks Coro die u in 2017 creëerde, naar een compositie van Luciano Berio, een werk voor veertig zangers en evenveel muzikanten?

GDD  Ik hoorde het muziekstuk op de radio op weg naar het atelier. Het was nog niet ten einde toen ik hier aankwam, dus ik bleef in de auto blijven zitten. Toen bedacht ik me dat ik de cd in mijn atelier heb liggen. Ik zette het op en begon in het rood te schilderen, terwijl ik die kleur nog nooit had gebruikt. Ik begon aan het tweede schilderij en ook dit schilderde ik rood. 

Ik wilde meer weten over deze compositie en pas toen las ik dat de tekst gebaseerd was op een tekstfragment van Pablo Neruda, Kom en zie het bloed in de straten. Dat was een week voor de aanslagen in Zaventem… Plots was er rood genoeg. Coro bestaat uit 31 verschillende liederen, en ik besliste 31 schilderijen te schilderen. ‘Coro’ betekent koor, in dit geval, een koor met vijf verschillende stemmen. Ik maakte van elk een reeks van zes, dus ik heb er dertig, plus één (solist), dus 31. Wat dan weer verwijst naar de Goldberg variaties. Alles loopt vaak parallel: mijn beeldend werk, muziek,… Alles hangt samen.

HVC  Uw reeksen staan in relatie met muziek en omgekeerd. Soms maakt u zelfs installaties met uw eigen soundscapes.

GDD  Beeld en muziek is voor mij ‘één’. Het is één adem. Muziek bezielt mijn schilderkunst en omgekeerd. Mijn schilderijen inspireren mij dan weer om iets nieuws te componeren. Zo ontstond de vreemde kronkel van Pli selon pli (Boulez) naar de Pli selon pli-schilderijen en naar de muziek Wit in wit. De witte reeks Pli selon pli gaat naar de essentie, naar het zuivere, al het overtollige moet weg en de titel werd naar de witte werken genoemd: Wit in wit.

Ik zoek vaak de essentie op, het skelet. Dit is ook weer te vinden is in mijn installatie Ørnen 1897, ‘een skelet van een droom’, een zeppelin van 35 meter op 5, gemaakt uit wilgentakken, zeven videoschermen en dertien luidsprekers. De essentie van een zeppelin is het geraamte. De rest wordt ingevuld door fantasie en dromen. Ook Contrapunctus heeft een heel proces achter de rug, van Die Kunst der Fuge (Bach) naar Bruno Mantovani naar mijn eigen muzikale versie op mijn schilderijen, die op de solo-expo te horen zal zijn. Het werd weer een werk met vele lagen.

HVC  Het is ook niet uw bedoeling om uw mentale staat om te zetten in poëzie. 

GDD  Ik vind emoties een slechte leidraad. Ik zie dat puur abstract. Of toch: als ik donkere werken maak, voel ik me meestal goed. Als ik lichte werken maak, voel ik me meestal slecht. 

HVC  Hoe moet ik uw atelierwerking zien? Komt u elke dag, een paar keer per week, op exacte vooropgestelde tijdstippen? Want u combineert uw schilderspraktijk nog altijd met uw werk als componist.

GDD  Momenteel heb ik onregelmatige atelierdagen. Ik moet weldra een werk voor een orkest klaar krijgen, nu is dat even schipperen. Maar ik heb eigenlijk geen vast stramien voor het schilderen of het componeren. Het liefst componeer ik in de voormiddag en kom ik in de namiddag schilderen in mijn atelier. 

HVC  Het is pas op uw vijftigste dat u naar ‘de schilderklas’ trok. 

GDD  Ik was altijd bezig met beeldende kunst. Mijn vader was muzikant, de muziek kwam via hem binnen, met mijn moeder ging ik vaak naar musea en kerken. Ik heb ook kunstgeschiedenis gestudeerd, heb vele musea in West-Europa bezocht. Later heb ik heel veel muziek gecomponeerd bij kunstfilms van bijv. Jef Cornelis en Stefaan Decostere. 

Alleen: ik had zelf nog nooit geschilderd, achter een schildersezel gestaan. Ik was altijd aan het componeren. Ik ben zelfstandige, op een gegeven moment had ik geen werk meer bij de VRT, ook de subsidies voor de ensembles vielen weg, ik had geen inkomen meer. Op dat moment besliste ik naar de Academie te gaan. Ik ging er elke dag schilderen, al ging dat wat te traag voor mij. Ik pas ook niet zo goed in een schoolsysteem. Iemand raadde me toch aan ook eens naar de Academie van Anderlecht te gaan, zo kwam ik bij kunstenaar Guy Leclercq terecht. Ik mocht naar de specialisatie, terwijl ik er nog maar twee jaar had opzitten. Hij zei altijd: ‘Je schilderkunst en muziek moeten dezelfde taal hebben.’ Toen hij mijn muziek beluisterde, zei hij mij dat dit zo was. We spreken over 2006. Toen hij op pensioen ging, ben ik daar gestopt en ben ik er voluit voor gegaan. Ik ben een groot atelier gaan huren, waar ik nu nog altijd ben en schilderde heel veel. Dan moet het toeval een handje helpen: in 2008 had ik mijn eerste solo-expo in Galerie Van Campen en Rochtus in Antwerpen.

HVC  Mijn mama volgde als kunstenaar ook schilderkunst bij Guy Leclercq in Anderlecht! En speelde intussen viool. Voelt u zich meer schilder of componist? 

GDD  In het begin heb ik daar vaak over nagedacht. Ik wilde dat gescheiden houden, maar dat was onmogelijk. Het is dezelfde persoon die beide zaken doet. Voor mij is dat gewoon een andere taal, maar de spreker is dezelfde. 

HVC  Creëren is sowieso jezelf ‘vacuüm’ trekken uit de wereld. 

GDD  Als pianist is dat ook zo. Ik doe dat al sinds mijn jeugd, vanaf ik op mijn zevende piano speelde en daarna piano aan het Koninklijk Muziekconservatorium in Antwerpen studeerde. Wanneer je componeert, ben je alleen. Dat is een levenswijze voor mij. Ik werk wel heel graag met mensen, ik heb jaren les gegeven; piano en sound design. Ik heb ook een eigen ensemble Sp!tsbergen, met jonge schitterende muzikanten. Maar in essentie werk en ben ik veel alleen.

HVC  Die eerste stappen in de kunstwereld, lijken me niet gemakkelijk. Letterlijk uw werk (gaan) tonen voor de eerste keer. Dat is toch gelijk aan u kwetsbaar opstellen. 

GDD  Dat is inderdaad heel moeilijk. Ik herinner mij de reactie van mijn eerste lerares schilderen die het absoluut ‘not done’ vond dat ik na een paar jaar schilderen al exposeerde. Ik vond dat heel vreemd, als componist was ik al jaren gewoon om mijn werk voor te stellen aan een publiek. Zonder publiek bestaat je kunst niet. Je moet je laten horen, laten zien. In de eerste plaats voor jezelf. Het is telkens een confrontatie om je werk zien hangen op een andere plek dan in je atelier. Je kijkt met andere ogen als het ware mee door de ogen van de toeschouwer. Idem voor de muziek. Ik ben opgegroeid in de muziekwereld, daar heb ik mijn vrienden en relaties. De kunstwereld is een totaal nieuwe wereld, waar ik op mijn vijftigste van scratch moest beginnen. Want hoe begin je daar in godsnaam aan? Kunstenaar Guy Leclercq heeft me geholpen om me te leren ‘plaatsen’. 

Ik heb gelukkig ook andere vrienden die in mij geloven en bijvoorbeeld mee mijn monografie hielpen maken. Een van deze vrienden bracht me in contact met de mensen van Galerie Van Campen en Rochtus, waar ik tien jaar mee samenwerkte. 

Per toeval ontmoette ik Ingrid Van Hecke van Husk Gallery in Brussel, op een beurs in Nederland – ik stond er toen met CAPS – het klikte en kijk, ik krijg er nu mijn tweede solotentoonstelling.

HVC  Beoordeelt u uw schilderijen op dezelfde manier als uw muziek? 

GDD  Absoluut.

HVC  U hebt als componist ook zelftwijfel, vermoed ik. 

GDD  Uiteraard, zoals elke kunstenaar. 

HVC  Wie is uw inspiratiebron in de beeldende kunst? 

GDD  Mijn grootste voorbeeld is Cy Twombly, maar ook Anselm Kiefer, Sean Scully en uiteraard Pablo Picasso, al ligt hun werk ver van het mijne. 

HVC  Hoe toetst u uw werk af? Enerzijds naar een (oud) muziekstuk of een meesterwerk in de literatuur op inhoudelijk vlak, maar wanneer is het werk ‘goed’, is het ‘af’? Wat zijn uw maatstaven daarvoor? 

GDD  Ik vind esthetiek het belangrijkste, ook in mijn muziek. Ik ben bijvoorbeeld niet bezig met actualiteit – toch niet in mijn kunst. Die issues zijn er, maar het is niet mijn taak dit aan te brengen, ik wil dit niet aandikken. 
Ik zoek ook verstilling in mezelf op, ik vind het niet nodig die maatschappelijke problemen ook in mijn kunst te brengen. Met alle respect voor kunstenaars die het wel doen. Zoals Bach nog altijd muziek brengt als een moment van stilte, als een ‘thuiskomen’. Dat vind ik de taak van de kunstenaar: schoonheid brengen met vorm. 

Ik wil vooral de toelating geven en de mogelijkheid bieden om te kunnen kijken en luisteren. Dat esthetische kan ook tegenwerken, en schoonheid brengen is niet het eenvoudigste, je moet een heleboel dingen wegdenken en wegcijferen, omdat het ook een soort gelaagdheid heeft. Eenvoud is geen synoniem voor weinig of schraal, integendeel. Het is net die gelaagdheid die niet zichtbaar mag zijn, zoals bij de werken van Cy Twombly. Muziek helpt mij, ik leg constant in repeat dezelfde cd op. Alles verdwijnt daarin. Ik verlies mezelf erin, ik heb geen honger en dorst en voor ik het weet, besef ik dat ik vier uur bezig ben.

HVC  Is uw leven rijker geworden door het schilderen? 

GDD  Ik denk dat ik veel te danken heb aan het schilderen. Al denk ik dat muziek maken nog intenser is dan schilderen. Als ik componeer, heb ik meer troostvoedsel nodig. (lacht) Dat heb ik niet in het atelier. 

HVC  Hebt u het gevoel dat u in een bepaalde kunstscene zit? 

GDD  Laat ons stellen dat beeldende kunstenaars meer een muur rond zich hebben dan muzikanten. (lacht)

HVC  Wie geeft u gedegen feedback? 

GDD  Ik heb een paar zeer betrouwbare vrienden, die eerlijk hun mening zeggen, bijvoorbeeld Guido De Bruyn, een goede vriend, regisseur, dichter, tekenaar, die ik al veertig jaar ken, hij durft heel hard te zijn, dat komt soms aan. Die feedback zet mij soms aan het twijfelen. En dat is goed. Op het moment dat je die twijfel hebt weggewerkt, weet je waarom je iets hebt gedaan, dan ben je klaar. En uiteraard mijn galerist Ingrid Van Hecke is een goede feedbackbron. 

HVC  Nog even rewind. Naast schilderkunst bent u ook bezig met andere disciplines. We haalden het al eerder aan. In 2013 maakte u Ørnen 1897, een houten zeppelin. Een installatie waar kunst, muziek en film samenkomen.

GDD  Ik ga die dit jaar terug opbouwen voor een nieuwe expo in het Cultureel Centrum van Diest. Ørnen wordt dan het immense decor voor het optreden met mijn muziekensemble. Het is een hommage aan de gedrevenheid van de ontdekkingsreizigers die in 1897 op expeditie gingen. Een ode aan de fantasie en durf. De drie ontdekkingsreizigers probeerden met een luchtballon de Noordpool over te steken, maar na een paar dagen moesten ze landen en zijn ze van uitputting gestorven. Dertig jaar later heeft men de lichamen – of wat er overbleef -, een dagboek en een paar filmrollen gevonden.  Een ‘dankbaar’ verhaal.

HVC  In 2014 maakte u Le bruit de la pensée, een permanente site-specific installatie voor de gevangenis van Leuze-en-Hainaut, en naast twee grote schilderijen, ontwierp u ook vier sculpturen en glasramen.

GDD  In 2014 werd ik door architect Dirk Bigaré betrokken bij een bijzonder project: de integratie van kunst in het nieuwe gevangeniscomplex van Leuze-en-Hainaut (BE). De vier sculpturen van menselijke figuren verwijzen naar het woord ‘mens’ dat oorspronkelijk ‘geest’ betekent. De bronzen sculptuur van een mens die op zijn kop staat aan de ingang is bijvoorbeeld een metafoor voor de kracht van het dwarse denken of de verbeelding. Gedetineerden worden tegelijk fysiek geïsoleerd én mentaal op zichzelf teruggeworpen. Maar de geest kan niet op slot, die laatste sleutel hebben de bewoners van deze plek zelf in handen. Hun gedachten zijn immers vrij. Het grote glasraam is complementair met de vier sculpturen. Niet de mens staat hier centraal, maar het landschap. Het buitenlandschap wordt doorheen ‘tralies’ zichtbaar. Ook hier geen vrijblijvend realisme. Het project was een hele uitdaging. Het geeft ook een vreemd gevoel dat je kunst is opgesloten. 

HVC  Eind 2020 verscheen het boek Pli selon pli. Hoe hebt u uw eerste monografie opgevat?

GDD  Het probleem bij het boek was – omdat ik zowel componist als beeldend kunstenaar ben – dat ik de twee zaken wilde belichten. Aangezien mijn muziek bijna altijd gelieerd is geweest aan mijn schilderijen, kon ik dat niet loskoppelen.
Niet al mijn muziekcreaties werden erin opgenomen. Ik heb heel veel voor theater gecreëerd, twintig jaar met Lucas Vandervost gewerkt, muziek voor dansers en films gecomponeerd… Dat werd allemaal niet in het boek vermeld.
Ik wilde de essentie laten zien, met weinig tekst, want die wordt vaak niet gelezen. Ik wilde gebalde teksten. En veel ruimte om te kijken. Het boek is een staalkaart geworden van waar ik nu sta. Je kunt kijken en luisteren, via QR-codes kan je naar muziek luisteren of filmpjes bekijken. Ik wou een totale beleving tonen.

HVC  Hebt u het idee dat deze laatste reeks het dichtst bij uzelf staat? Is uw laatste reeks voor u ‘uw beste’ reeks? 

GDD  Dat weet ik niet. Meestal is het nieuwste werk het beste werk voor de kunstenaar. Uiteraard zijn er vele werken waar ik nog steeds enorm achter sta. 

Ik vind het belangrijk telkens iets nieuws te maken, mezelf opnieuw uit te vinden, geen platgetreden paden te belopen. Ik wil mezelf niet vervelen. Daarom is er vaak een periode dat ik niet schilder, omdat ik mij herbron. Ik wil als het ware vervellen, een nieuwe uitdaging zoeken, een nieuwe taal. Zoals David Bowie ook steeds op zoek gaat naar een nieuwe sound en/of een nieuw personage.

HVC  Hoe je het draait of keert: de kijker vindt de romantiek van een schilder belangrijk. Straks keert u terug naar een leeg atelier. Hoe ziet u dat voor u? 

GDD  Ik heb wel graag een doel om te creëren. Ik zit niet lang stil. Eigenlijk ben ik constant bezig. Mijn ogen en oren staan steeds open. Ik blijf zeer alert voor prikkels en toevalligheden  die mijn weg kruisen. Ik ben enorm nieuwsgierig.

HVC  That’s the spirit, George!

Hilde Van Canneyt

George De Decker Contrapunctus

Van 14 mei tot 25 juni 22

Galerie Husk, Rivoli building, Chaussée de Waterloo, Brussel

www.huskgallery.com

www.georgededecker.com

www.hildevancanneyt.be

 

2 reacties op “Interview met George De Decker”

Laat een antwoord achter aan Martine thomas Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *