Categorieën
Interview

Interview met Joris Van de Moortel

INTERVIEW MET JORIS VAN DE MOORTEL (°1983), Hoboken, lente 2020

  • Het korte en gepimpte interview verscheen ook op delagelanden.be

Hilde Van Canneyt (HVC): Beste Joris, als we beginnen bij het begin, was er bij jou eerst de muziek of eerst de beeldende kunst?

Joris Van de Moortel (JVdM): Muziek, beeldende kunst, literatuur, musea, concerten, platen, dit was totaal niet aanwezig in mijn familie. Wat is dan kunst? Je tekent en je doet maar. Ik herinner me veel geknutsel en gebouw als kind, wat je nu makkelijk als de voorlopers van alle maquettes kunt zien, maar het besef van iets als een kunstwereld was er niet. Muziek idem. De radio, dat was het zowat. De aspecten muziek en beeldende kunst zijn gegroeid los van enige familiale basis en dat maakte ze extra bijzonder voor me denk ik… Het idee dat je iets voor en van jezelf creëert… Op dat vlak is er een ware groeispurt gekomen in het middelbaar op het moment dat ik naar Sint-Lucas in Gent trok.

HVC: Mocht je zomaar van je ouders naar een kunstschool? Bij mij was daar geen sprake van, hoewel ik uit een artistiek gezin kom.

JVdM: Misschien was het onwetendheid? Ik wist wel al heel vroeg wat ik wilde. Ik ga niet uitweiden over verdere familiale zaken, maar ik liet niet toe dat er een autoriteit over mij kon beslissen: ik wou naar Sint Lucas, dus gíng ik ook naar Sint-Lucas. Het lukte me trouwens ook totaal niet meer op het Jezuïetencollege waar ik zat, het Sint-Vincentiuscollege in Eeklo. Ik had er laaiende en hilarische discussies met leerkrachten, ik studeerde enkel voor de laatste examens om daar al mijn punten te scoren om zo de vorige twee semesters goed te maken, dat soort zaken… We waren met vijf lotgenoten, jaren 90 hippie-punkers die naar Neil Young en Nirvana luisterden en alle andere dode muzikanten – behalve Neil dus – tussen 500 gabbers en Johnny’s. Blij dat ik dat woord nog eens kan uitspreken! Het was totaal verzet en heel fijn, maar na vier jaar had ik het wel gezien. Het college was ook een jongensschool wat de boel al helemaal verziekte. Maar de weerstand, het verzet, dat je op zo een plek ontwikkelt, blijft wel hangen. Laat dat één van de belangrijkste dingen zijn die je leert op zo’n plek: ingaan tegen dat soort gedrag, tegen een autoriteit die niet ter discussie mag gesteld worden. Het boeiende aan zo’n onderwijs is dat het een leerschool is voor alles wat je niét wilt. Voor de rest is het een hoop mest van middelmatigheid. Op Sint-Lucas mocht dan weer alles, wat voor mij heel natuurlijk aanvoelde. Daar kon je leren wat je wél wilde. Dank u wel, aan alle leerkrachten daar trouwens! (knipoogt)

HVC: Kan ik het zo zien dat je op je zestiende zowel beeldend werkte als dat je met vrienden jamde?

JVdM: In Gent deden we wel al café-optredens, in de Tempelier bijvoorbeeld. Iemand speelde piano en ik op mondharmonica en zingen, teksten van Baudelaire. Hoe kan het anders op die leeftijd! Eigen poëzie ook, tijdens de Gentse Feesten, tien dagen spelen, tien dagen gratis drank, tien dagen publiek, en ook tien dagen stress en ontlading! (lacht)

HVC: Ik woon in Gent, ik ken die tien dagen ontlading. (knipoogt) Op je achttiende had je ook kunnen kiezen om naar het Conservatorium van Gent te gaan, maar toch koos je voor de beeldende kunst…

JVdM: Het conservatorium kom je niet in zonder vooropleiding, dat is één, en achteraf beschouwd – want vooraf is dat wat moeilijk, zeker op die leeftijd – was dit ook de beste keuze. De muziek benaderen of binnenvallen via de muziekwereld is een groot verschil met hetzelfde te doen binnen de wereld van de beeldende kunst. Als we het hebben over professioneel muzikant zijn, had ik niet dezelfde weg kunnen afleggen als nu. Punt. Dat is gewoon zo. Ik ben meer dan tevreden met de weg tot nu toe, voor mij is dit geen issue. Ik heb het me nooit afgevraagd, ik doe wat ik doe. Soms is daar wat meer of minder muziek bij, maar sowieso is het erbij. De wereld is toch ook niet stil.

HVC: Zoals ik het hoor, heb je er inderdaad geen spijt van. Want muziek (spelen en maken) is toch één van de grote pijlers van je praktijk.

JVdM: Hoe kan ik daar nu spijt van hebben als je ziet waar we nu zitten? Ik ken geen enkele muzikant met een studio als deze! (lacht) Soms is het een mankement als je samen speelt met mensen die dat wél hebben gedaan. Als je een beetje moeite doet, kun je wel wat noten lezen, bijvoorbeeld voor piano is dat niet zo moeilijk. Maar er is natuurlijk wel een verschil met een muzikant als Thomas De Prins of de muzikanten van Spectra Ensemble of het NOB, personen en ensembles waar ik al mee heb samengewerkt. Maar goed, zij kunnen dan weer niet wat ik kan, zij doen niet wat ik doe. Wat is trouwens het probleem om iets niet te kunnen? Al zou ik natuurlijk wel vlot Chopin willen kunnen spelen, daarvoor zou ik met graagte een ander talent afstaan. (glimlacht)

HVC: Je hebt daardoor wel een andere durf. Ik kan helemaal niet perfect schrijven, maar ik word toch veel gevraagd om teksten te schrijven. Soms kan je van je zwakte een sterkte maken.

JVdM: Ik vind dat geen zwakte… Het is ook een heel westerse manier van denken, “die opleiding staat gelijk aan die en die vaardigheden”, slaat natuurlijk nergens op. Je hoeft helemaal niets, het is een kwestie van wat je doet en hoe je het doet. En af en toe wat nederigheid is goed als je bijvoorbeeld samenwerkt met klassieke muzikanten, dan is de verwondering eens zo groot. Als ik dan zelf noten zou kunnen lezen, had ik sneller de stap kunnen zetten naar zelf dirigeren. Maar je kunt natuurlijk niet de pretentie hebben om als compleet analfabeet professionals te dirigeren. De muziek komt al van mij, je moet de kantjes er niet afrijden, of toch niet overal… Ik speel ook contrabas, maar ga niet met het NOB achter mij op die bas gaan tokkelen en strijken. Het is niet zo erg om je plaats te kennen, zo kan je verder zoeken.

HVC: Wijze woorden! Na een grillig parcours aan de Academie van Antwerpen, Breda, Sint Lucas Antwerpen én Brussel, werd je op je 23e toegelaten op het HISK (Hoger Instituut voor Schone Kunsten).

JVdM: Ik kan iedereen een dergelijk parcours aanraden en dat doe ik soms nog als ik ergens passeer als gastdocent of op een jury. Naar het HISK had ik een audio-opname en een tiental zelfgemaakte publicaties gestuurd voor mijn toelating. Ik mocht op gesprek en werd geselecteerd. Het was heel naïef om dat in te zenden, er zat niet echt een plan achter, ik was nergens afgestudeerd of zo, en kijk…

HVC: Het leven is aan de durvers! Wat heeft twee jaar HISK je bijgebracht?

JVdM: Het HISK had hetzelfde effect op mij als de eerste dag op Sint-Lucas op mijn zestiende, je voelde instinctief aan: “Hier zit je goed!”

HVC: Nog daarna kreeg je een beurs voor het Künstlerhaus Bethanien in Berlijn. Qua ontwikkeling, begeleiding en educatie kan dat wel tellen…

JVDM: Zeker, ja, het is een beetje hetzelfde verhaal: je dient een dossier in en andere mensen steunen je. In Bethanien is trouwens het Ur Gerausch Kamemer Ensemble ontstaan, met Niels, een veteraan van het Jezuïetencollege in Eeklo.

HVC: Je brengt ook cahiers uit, onder de naam ‘Cylinder’, met onder andere een editie met A.F. Vandevorst, met als uitgever MER. Paper Kunsthalle. Ik las dat je eerst meer in comics geïnteresseerd was en dat deze uitgaves begonnen met jou als stripfiguur.

JVDM: Zo is ‘Cylinder’ inderdaad begonnen. Het idee was om een boek ‘in delen’ uit te brengen om zo de kosten te spreiden. Dat plan is er nog steeds: er komt nog een boek uit van alle delen. De drukvellen liggen klaar bij de drukker sinds 2011… Hopelijk met niet te veel stof ondertussen. (knipoogt) De bundeling tot één volume komt er wel aan, als er geld is. De magazines komen ongeveer jaarlijks uit, soms twee per jaar, soms geen. De ‘Cylinders’ zijn een sculptuur op zich, het is nooit een tentoonstellingscatalogus of zo geweest. ‘Cylinder 9’, het laatste nummer, is vorig jaar verschenen en is opgevat als gitaarmagazine, enkel met de gitaren die ik heb gebruikt tijdens een aantal performances.

HVC: Kan je je praktijk ergens vergelijken met de Antwerpse all over artist Dennis Tyfus?

JVdM: Ik spreek me niet graag uit over ander kunstenaars… Ik zie Dennis graag, maar zie hem te weinig. Voilà! Zet het er maar zo in, Hilde.

HVC: Je bevindt je echt wel op het kruispunt concert-performance-beeldende kunst. Het zijn ‘onrustige gedachtes’, volgens S.M.A.K. directeur Philippe Van Cauteren. Performances zijn een goede afwisseling van het solitaire werk in het atelier. Thema’s: de cyclus van geboorte, vernieling en wedergeboorte.

JVdM: Het gegeven performance is altijd veranderlijk. Voor mij is het belangrijk dat het geen ‘act’ wordt, met andere woorden: dat ik geen nummertje ga opvoeren. Het is een anti-show. Hoe graag ik ook naar een goeie show ga kijken. En als het potentieel er is, waarom er geen maken? Daarom is de kunstwereld voor mij zo belangrijk, het kan, en het kan allemaal. Ik moet met mijn performances op geen muziekfestival afkomen, al worden crossovers wel geprobeerd, maar het is een pot mayonaise met te veel, of te weinig citroen… Maar wil ik voelen en meemaken wat het is om een show van Iggy Pop te spelen als Iggy? Natuurlijk!

http://www.jorisvandemoortel.eu/work/detail/monday-night-live-in-cairo

 HVC: Jij hebt toch aansluiting moeten vinden bij mensen bij wie de basis niet rock-‘n-roll is?

JVdM: Ja en nee. Mensen hebben allemaal een eigen achtergrond. Thomas Krinzinger, mijn galerie uit Wenen, is eigenlijk een muzikant van opleiding, een klassieke gitarist, die lang in de theater- en muziek en filmwereld heeft gespeeld. Idem met kunstverzamelaars, die gaan effectief wel naar optredens en vinden dan een link met wat ik maak.

HVC: Het publiek dat van je werk houdt, is dan toch open minded? Je sound en visuals zullen sowieso de Sonic Youth – en aanverwanten-fans – bekoren. Je werk wordt ook vaak vergeleken met dat van Mike Kelley en het punknihilisme van Steven Parrino.

JVdM: Iemand die de kunstgeschiedenis en zeker de 20e eeuwse Avant-garde in beeld en geluid wat kent, begrijpt veel meer van wat ik eigenlijk doe dan de doorsnee Sonic Youth-fan. Ik heb uiteraard een collectie, een bibliotheek aan boeken en platen, dat zijn mijn schatten, maar ik deel geen namen in interviews vanuit een buikgevoelprincipe. Als ik nu zeg, zonder namen te noemen, dat de muziek waar ik vooral mee bezig ben, de 20e eeuwse avant-garde van de jaren 20 tot pakweg 60 is, in een cocktail met jazz en zogenaamde free-jazz, en ik hier een tiental namen bij plak, dan noem ik er negentig of meer niet, en dat vind ik onaanvaardbaar. Het is uit respect voor die veelheid en chaos dat ik het niet kunnen vind er één naar voren te halen. Leg mij iets voor en ik wil er wel over praten, uiteraard.

HVC: Hoe kom je erbij zo’n – coole – assemblage film te maken zoals je laatste worp The ne’er-do-wells set out for a dubious pilgrimage. Dat maak je niet zomaar eventjes in een namiddag.

JVdM: Nee, gelukkig niet. (glimlacht) Ik maak al ruim vijftien jaar video’s en stop motions, het is dus geleidelijk aan gegroeid. Voor mij biedt het de mogelijkheid om heel veel zaken te laten samenvloeien, letterlijk beeld en geluid, door één kanaal gestuurd en geprojecteerd. Héérlijk. Maquettes maak ik sowieso, altijd. Dat is zoals tekenen, en laat dit nu net de basis zijn voor stop motion

HVC: Worden die maquettes altijd gefilmd?

JVdM: Niet altijd, nee, de meeste gaan ook weer op in een nieuwe maquette, of een werk, of worden verkocht als ‘werk’ an sich… De maquettes die ik maak voor een film als deze zijn niet dezelfde als de maquettes voor tentoonstellingen. Het is geen herhaling van een verhaal, het is een andere weg.

HVC: Heb je tijdens het maken van die maquettes en films verhalen in je hoofd? Want alles komt samen bij jou: het is én en én: van tekeningen maken tot muziek componeren.

JVdM: Ik schrijf en schets voortdurend, de dozen Moleskineboekjes zijn niet bij te houden, al houd ik ze wel bij natuurlijk. Sowieso ga ik al nooit de deur uit zonder pen en papier, anders blokkeer ik. En in plaats van schetsen en schrijven – schrijven is uiteraard een belangrijk onderdeel, aquarellen, tekeningen, niets doen, kom je dan tot dingen die gewoon doorlopen tot iets wat dan wordt als The ne’er-do-wells set out for a dubious pilgrimage… Ik ben nu en de afgelopen weken, maanden aan het werken aan een nieuw filmproject, deze keer wel met scenario en een vooronderzoek, maar toch met heel veel ruimte om alles op de set nog te laten gebeuren. De opnames starten normaal in het najaar.

HVC: Werk je intuïtief?

JVdM: Het is steeds een combinatie van intuïtie en bagage. Dat is een goeie balans, denk ik… Alles op intuïtie is onmogelijk, dat zou betekenen dat je niets onthoudt, niets meeneemt… Dat is natuurlijk niet zo.

HVC: Als je van thuis vertrekt naar je atelier, weet je altijd al wat je gaat maken? Want bij je performances en optredens is een vaststaande planning geenszins het geval.

JVdM: Er is altijd wel een plan, omdat je voortdurend bezig bent met wat je doet. Afhankelijk van in welk deel van het proces je zit – en een project duurt soms weken of maanden – kun je je pen neerleggen en terugkomen en gewoon verder doen. In andere periodes is het gewoon belangrijk om rond te hangen en er te zijn.

HVC: Een deel van je praktijk is dat je vertrekt vanuit een performance. Het zijn als het ware ‘live sculpturen’. Die actie is voorbij, je stolt die en dan breng je ze in een exporuimte en die weergaves van een actie worden op zich een interessant beeld. Je wilt als het ware de potentie van energie die ze in zich hebben onderzoeken, las ik.

JVdM: Ja, al kom ik daar ook los van. Ik begrijp wat je zegt en vraagt en waar je naartoe wilt, maar die zaken verschuiven. Die potentie van energie heb ik ondertussen wel al onderzocht. Ik wil er vooral aan herinnerd worden, omdat het ook verslavend is. Dat is een van de redenen van de continuïteit in bepaalde zaken, alsook het ritueel.

HVC: Kun je wat meer vertellen over je recente boek A dubious Pilgrimage, die je met Nicola Setari maakte? Het laatste – en tevens vierde deel/boek – zijn de werken van je recente expo The ne’er-do-wells set out for a dubious pilgrimage in Parijs bij Nathalie Obadia.

JVdM: Het boek is opgevat als een wat atypische monografie en bestaat uit vier delen. Vier boeken waarvan het tweede boek de eigenlijke monografie is. De drie andere boeken vormen het narratief van de dubieuze pelgrimstocht… Boek vier is mijn antwoord aan Lady Sublime. Ik herken de fool met twee gezichten, de everyman en de nobody en door die te aanvaarden, ontstaat er een transhistorische reis langs dubieuze wegen… Maar om dit te begrijpen moet je eerst boek één en drie lezen. (grijnst) Ik kan je sterk aanraden het te lezen. Ik ga het niet beschrijven, ik kan het enkel aanbevelen.

HVC: Heel je carrière is één ketting waar alles aan elkaar hangt. Je ziet een tentoonstelling als een project waarin je dingen van het vroegere in meeneemt en waar je nieuwe dingen voor creëert? Heb je dit ook in je boek naar boven willen laten komen?

JVdM: Ja, vandaar de keuze van de vier boeken. Zo konden we het verhaal, het traject, het artistiek parcours, toch enigszins vertalen in een boekproject. Voor mij is het belangrijk dat het boek een werk op zich is. Ik kon mezelf écht niet motiveren om wat te grasduinen in het eigen archief en daarin te gaan selecteren. Voor boek twee van de monografie heb ik dat wél gedaan, binnen het kader van het gehele concept van het boek. Zo zijn er in dat deel van het boek ook drie teksten opgenomen van andere auteurs; Phillipe Van Cauteren, Daniel Wilson, en een interview met Felicitas Thun-Hohenstein, zoals het hoort in een monografie. (glimlacht)

HVC: Als allround muzikant, bracht je vorig jaar zelfs een plaat uit met Mauro. Hiervoor schreef jij de ‘Zeven Satirische Liederen’. Je maakte er muziek bij en je vroeg Mauro om ze in te zingen. Een paar van die teksten zijn ook opgenomen in het boek.

JVdM: Het is samen opgenomen: alle songs in één take, eigenlijk twee, steeds een korte en een lange versie. Het is een heel boeiend project dat misschien wat meer aandacht zou mogen verdienen en Airplay, maar daarvoor zit ik in de verkeerde branche. (lacht luid)

HVC: Dat heb ik gemerkt! (knipoogt) Kan ik zeggen dat geschiedenis een van de hoofdmoten in je praktijk is?

JVdM: Uiteraard. Ik wil hierover niet té veel in detail treden omdat ik dan te veel vrijgeef van mijn nieuw filmproject. En het is mijn persoonlijke bagage die pas mag gedeeld worden als ik ze heb uitgehaald… Laten we het bescherming noemen van intellectueel eigendom! (knipoogt) Het inhoudelijk dossier is klaar voor dit project. Bepaalde mensen hebben het uiteraard al gelezen, maar het is niet publiek, ik wil het nog even uit het riool van het internet houden.

HVC: Probeer jij bewust te trappen tegen die maatschappij? Wat je verwerkt in je films en tekeningen, is dat een aanklacht tegen iets?

JVDM: Als performances je één ding leren, is het je energie te kanaliseren en dat doe ik in andere zaken ook. Het is eerder een pleidooi, een pleidooi voor de verbeelding, de Europese verbeelding met een bewust startpunt ongeveer 500 jaar geleden, in de Noord Europese renaissance, Brabant en omstreken dus, dit gebied… Hmm, misschien zit hier een vette subsidiekluif aan vast in de huidige cultuurpolitiek… (lacht) Nee, het gaat natuurlijk over iets heel anders, deze verbeelding is aan flarden gescheurd door het neoliberalisme, dat is het in een notendop, want hier komen we weer in het vaarwater van het nieuwe filmproject, nog even geduld graag!

HVC: Ga je dat dan ook in je video’s onderhuids aankaarten? Want je schept fragmentarisch eclectisch werk, een fraai ogend rommeltje met diepgang als het ware.

JVdM: Vandaar de ‘Sunday Mess’, een messy mass – een chaotische mis, waarbij ik erg dubieuze handelingen, beelden en geluid projecteer binnen wat je zou kunnen omschrijven als een ritueel kader… Money killed the ritual, het enige wat geldt, is geld. Alle andere soorten vormen van wat er eigenlijk omgaat in je hoofd, wordt gereduceerd tot geld. En ja, dat is al lang zo, maar moet het daarom zo blijven?

HVC: Je speelt muziek, repeteert, treedt er mee op, je creëert beeldende kunst, je maakt teksten, steekt films ineen achter een computer… om maar te zeggen: je werkt HARD! (knipoogt)

JVdM: Noem jij dit werken? (lacht hard) En aan repeteren doen we al niet mee (knipoogt). Tuurlijk is het ‘werken’ maar ik geef er toch wel een andere invulling aan, aan de definitie van dat woord, of beter betekenis. Werken is doén, dingen doen die je graag doet.

HVC: Je wil dat we je werk met al onze zintuigen ontdekken. Je streeft een soort Gesamtkunstwerk na. Hoe wil je dat bezoekers jouw expo verlaten?

JVdM: Mijn werk is deels decor, deels dingen die werken worden: performances die er al dan niet deel van uitmaken en dingen die doorlopen. Zoals je naar de film gaat: je zit in de cinema, laat het over je komen en je ‘beleeft’ het geheel. En dan stap je buiten.

HVC: Je zit toch honderden uren aan zo’n boek of film? Dat zijn bijna allemaal universumpjes. Dat lijkt mij het moeilijkste bij jou: die ketting lijkt nooit te stoppen.

JVdM: Een plant stopt ook niet met groeien, hé? Het is pure Black Mountain-filosofie. Je stopt een zaadje in de grond. Dat stopt ook niet na acht uur met groeien – zoals mensen die gaan werken – en gaat ook niet met verlof. Het groeit gewoon door en soms heb je wat meer zon en soms heb je wat meer water. Je hebt je seizoenen, verliest een blad of dan ga je weer terug tot een knol. En soms ga je dood.

HVC: Wanneer maak je dan ‘gewoon’ een tekening? Dat lijkt mij het rustigste om te maken ook. Je creëert zoiets toch met een heel andere mindset dan die grote installaties met materialen allerhande die je ineen fixt – zoals het tekenen met neon of het assembleren met brokstukken – vermoed ik. Maak je die aan de hand van foto’s of is dat dan uit je hoofd?

JVdM: Vroeger toonde ik zelden tekeningen, toch niet binnen een klassieke galeriecontext. Dan was de discussie vaak met vorige galeries ook: “toon die tekeningen en schilderijen, haal die er uit!” En dan zijn mensen verrast dat ik ‘teken’, zo makkelijk verras je dus mensen. (glimlacht) Deze ochtend was ik nog wat aan het graaien door foto’s van werk uit de periode van voor 2007, voor ik begon met tentoonstellen. Wat zie ik? Grote houtsneden, litho’s, inkttekeningen… En wat hangt er nu aan de muur? (knipoogt)

HVC: Wat kan een vertrekpunt zijn?

JVdM: Alles, het is een vijver, en je vist wat rond. En er zijn veel vijvers, en veel vissen, dus meestal heb ik snel beet. (lacht)

https://de-lage-landen.com/article/de-dubieuze-pelgrimstocht-van-multi-kunstenaar-joris-van-de-moortel

jorisvandemoortel.eu

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *