Categorieën
Interview

Interview met Marnix Rummens

Marnix Rummens (1982) ,
Kortrijk, winter 2018/2019
Een extract van Rummens’ woorden werd
gepubliceerd in de weekendeditie van de Krant
West-Vlaanderen
onder de rubriek ‘Het leven van’.



 Marnix werkt
als artistiek coördinator voor Buda-eiland in Kortrijk, een creatieve werkplek
die samenwerking stimuleert tussen cultuur, onderwijs, ondernemerschap, de
sociale sector en actieve burgers. Daarnaast is hij ook freelance dramaturg en
curator voor beeldende kunst en podium. Hij woont in Brussel, in de artistieke
Dansaertbuurt.
Kunst is zijn paradijselijke thuis en zal voor
hem altijd een soort veilige haven blijven waar hij tot rust kan komen. Maar de
échte missie van Marnix is cultuurinnovatie. Door mensen samen te brengen en uitwisselingen
te genereren, wil hij ontdekken hoe kunst en creativiteit een rol kunnen spelen
in verschillende gebieden in de samenleving.
Hilde Van
Canneyt:  Hier zitten we dan, in de tuin
van het vroegere Broelmuseum.  Je bent
afkomstig uit Gent, woont in Brussel, werkte in Antwerpen en nu ben je sinds een
jaar kind aan huis op de BUDAsite van Kortrijk.
Marnix Rummens: Mijn moeder is pianiste, mijn
vader econoom: ik vind dat een goede mix: het artistieke en het economische.
Verbeelding en haalbaarheid. Ik ben opgegroeid in Gent en woon ondertussen al
vijf jaar in Brussel. Maar mijn moeder is afkomstig van Kortrijk. Werken in
Kortrijk als artistiek coördinator van Buda vzw is voor mij een soort vreemde retour à l’origine.
HVC: Er speelde waarschijnlijk
veel klassieke muziek thuis. Bespeelde je zelf ook een instrument?
MR: Omdat mijn moeder in de muziekschool werkte, was
dat wel gewenst. (lacht) Ik probeerde alles één of twee jaar: drum, cello,
saxofoon, piano. Maar het was niet echt mijn ding.
Op mijn zestiende wist ik dat ik iets met kunst wilde
doen. Dan deed ik al aan theater en in het kunsthumaniora volgde ik drama. Op
mijn achttiende wist ik dat het niet toneelspelen was dat ik wilde doen. Dat is
gewoon eliminatie. Ik wist na een jaar RITC dat het ook geen regie was, en toen
ben ik domweg kunstgeschiedenis gaan studeren. Pas na twee jaar ontdekte ik dat
er zo iets bestaat als dramaturg, ik kende dat woord niet. Ik had een tekst
gelezen van André Lepecki, die fantastische linken kon leggen tussen
kunstwerken en maatschappelijke evoluties en hoe die in kunstwerken besproken
en be-reflecteerd werden. Ik las die woorden en dacht: ‘Wat doet die kerel?
Want dat wil ik doen!’ Onderaan die tekst zag ik dat hij dramaturg was. Vanaf
die dag was ik dat ook, al had ik geen idee wat dat was, maar ik heb dat toen
besloten. (lacht)
Sindsdien ben ik altijd aan de slag geweest
als dramaturg en publiekswerker. Enerzijds begeleid ik jonge kunstenaars bij
het ontwikkelen van nieuw werk. Anderzijds zoek ik steeds naar manieren om dat
werk te linken aan een zo divers mogelijk publiek en contexten: van
concentratiescholen tot rusthuizen, van kerken en lege fabriekspanden tot musea
en theaters. Van buurtfeesten tot de Biënnale van Venetië.
HVC: Leg me dat even beter uit.
MR: Die link tussen praktijk en maatschappij en alles
wat erbij komt kijken: dat is mijn ding. Of je jezelf binnen podiumkunsten
dramaturg noemt of publiekswerker in de context van een museum of curator, dat maakt
niks uit. Het gaat me om de link tussen creatieve processen, of je ze nu openbreekt
of deelt met de maatschappij. Dat wist ik op mijn 21e. Mijn beste
maat Benjamin Vandewalle en ik wilden beiden dramaturg worden en Leentje Van
Den Berge, die op het KASK studeerde, had iemand nodig. Dat is nadenken over the bigger picture. Je moet denken: ‘Hoe
relateert dat werk aan de maatschappij en vice versa? Hoe ga je dat vertalen in
tekst en context?’ Zo is dat begonnen.
Die dramaturgie deed ik altijd freelance, maar
daarnaast werkte ik ook als publiekswerker in Festival des Arts, M HKA, S.M.A.K.
… Dat is allemaal samengekomen in WP Zimmer in 2012 in Antwerpen. Het is een
residentieplek voor de podiumkunsten. Kunstenaars komen daar om hun werk te
ontwikkelen, net zoals in Buda in Kortrijk. Ik was er artistiek medewerker. 2,5
jaar later ben ik gestart als artistiek coördinator in Workspace Brussels. Hetzelfde
als mijn vorige baan, maar nu met eindverantwoordelijkheid.
Daar werkte ik vooral met kunstenaars die de
uitwisseling met de samenleving nadrukkelijk opzoeken. Sinds de jaren ’70-’80
is onze kunstscene geboren: de artistieke centra, musea, M HKA, De Monty, Het Kaaitheater,
De Vooruit. De Beursschouwburg is ietsje ouder. Dat is een sector die zich is gaan
vormen en uiteindelijk ook zwaar heeft ingezet op gebouwen.
We hebben ook wereldwijd het fenomeen gekregen van black box naar white cubes. Het is een kunstenscene die specifiek die contexten catert. Als het Kaaitheater vandaag een
voorstelling toont in de grote zaal, moeten zij ervoor zorgen dat die
vijfhonderd man kan trekken. Dat moet reeds een avondvullende voorstelling zijn.
Dat heeft al een grote invloed op wat er wordt getoond. De ondersteuning van
black box en white cube, gebeurt al. Daar zetten de instituten zwaar op in. Met
WP Zimmer, Workspace en Buda wilde ik kijken: wat valt daar tussenin?
Dat is eigenlijk een heel ander métier dan werk tonen
in een zaal. Kunstenaars ondersteunen om werk te tonen op straat en in
contexten die niet artistiek zijn, daar gebeurt er niet zoveel rond. Ik ben
daar in Brussel mee begonnen, maar in Workspace Brussels is dat écht mijn corebusiness geworden. Ik had daar een
podiumkunstenwerkplaats die basically
werkt met theaters, opengewerkt tot een multidisciplinaire werkplaats met architecten,
beeldende kunstenaars en muzikanten. Ik ben vooral nieuwe participatieve
formats gaan maken en heb die getest in andere contexten.
HVC: En toen kwam je
in Kortrijk terecht …
MR: De stap naar Buda is daar voor mij een verdere verruiming
in. Ik kan niet alleen interdisciplinair werken binnen de kunst, maar ik kan hier
ook designers, studenten en stedenbouwkundigen in betrekken. De kern is nog
altijd dezelfde: ik heb een labo- en kruispuntfunctie: R&D, research and development. Door een kruispunt te creëren met
mensen met een verschillende achtergrond, ontstaat er een uitwisseling  die inspirerend is voor iedereen en daardoor
kan innovatie optreden. Ik vertrek vanuit de kunst, maar hier in BUDA is het
kunst, zorg, onderwijs en ondernemerschap. Actief burgerschap is de vijfde
pijler die nooit echt uitgesproken wordt maar voor mij even belangrijk is: de communards en gans de do-it-yourself- en do it together-stroming.
Dat zijn de vijf sectoren die we proberen te verenigen, waardoor we hopen dat
we een meerwaarde kunnen genereren voor iedereen.



HVC: Hoe moet ik me
dat voorstellen? Je zat goed in Brussel in WP Zimmer, zag die vacature voor
BUDA Kortrijk en je bent gesprongen? Wat hoop je hier in Kortrijk nog meer te
vinden dan wat je in Brussel vond?
MR: Cultuur is niet alleen welke films je ziet of naar
welke muziek je luistert of naar welk toneelstuk of expo je gaat. Het is ook
waar je zelf mee bezig bent. Of dat nu een bloemist is, iemand die kledij ontwerpt,
kookt of een nieuwe technologie ontwikkelt. Hoe vertaalt zich dat in hoe we onze
samenleving vormgeven? Dat gebeurt lang niet alleen door kunst. Ik voel me veel
meer een cultuurwerker dan een kunstwerker. Kunst blijft mijn paradijselijke
thuis. Dat zal voor mij altijd een soort veilige haven blijven waar ik tot rust
kan komen. Maar mijn echte missie is cultuurinnovatie. Ik kan dat niet alleen
doen, maar door mensen samen te brengen en uitwisselingen te genereren, kan ik
dit echt wel stimuleren.
HVC: Wat is het
verschil in functie met je partner Kristof Jonckheere.  Jullie zijn hier samen meer dan een jaar
geleden gedropt om Franky Devos op te volgen …
 
MR: Franky Devos, tot vorig jaar directeur van
zowel kunstencentrum BUDA als BUDA vzw, heeft de voorbije tien jaar in Kortrijk
het pad voor ons geëffend.
Hij heeft tien jaar moeten knokken. Kortrijk voelt
zich innovatief, dus willen wij ook in veel meegegaan. In Kortrijk heb je
altijd een kleine performante avant-garde gehad, tot de punk toe. Het komt niet
uit het niks.
Je kunt ons zien als de twee nieuwe ‘Frankies’.
Frankie had twee petjes: hij was algemeen directeur van het kunstencentrum en
inhoudelijk intendant van de fabriek. Alles wat het kunstencentrum aangaat is
naar Kristof gegaan, alles wat meer cross-over is naar mij. Ik moet via trial and error evalueren wat al dan
niet werkt. Ik heb natuurlijk vroeger al veel prospectie gedaan, waardoor ik
ervaring heb.
Franky was een sterke voortrekker van die
cross-sectorale samenwerkingen tussen kunst, onderwijs, ondernemerschap, de
sociale sector en actief burgerschap. Vandaag bouw ik verder op zijn idee om
het voormalig Broelmuseum op de Broelkaai om te vormen tot een creatieve werk-
en ontmoetingsplek voor die verschillende sectoren. Het is door ruimte te delen
en elkaar spontaan tegen te komen dat de beste ideeën ontstaan: je leert elkaar
kennen, en al die verschillende knowhow, netwerken en publieken worden gedeeld.
Er komt een café met exporuimte en een concept-store: een soort vitrine van
creativiteit in de stad. Er zijn ook ruimtes die je als burger kan huren voor
eigen evenementen. En er is een prachtige verborgen stadstuin die wordt
opengesteld. Zo wordt BUDA-eiland voor het brede publiek een pak toegankelijker
en aantrekkelijker.
Het doel van BUDA vzw, is om een dwarsloper te hebben
die door al die sectoren loopt, zodanig dat er knowhow, netwerk en publiek
wordt gedeeld, waardoor we allemaal rijker worden. We proberen een
gemeenschappelijk profiel en website te bouwen, een gemeenschappelijke
toegangsplek – BK6, het vroegere Broelmuseum – dat ook een café wordt en een
gemeenschappelijke toegangspoort tot het Buda-eiland – en eveneens een vitrine.
Ik moet deze plek laten werken als toegangspoort en de Integriteit tussen de
vijf partners en de vijf stadsgebouwen ‘behouden’: de BUDAfabriek, de
BUDAscoop, de Paardenstallen, de BUDAtoren en het oud Broelmuseum.
HVC: Waar zie jij het
verschil tussen kunst en cultuur?
MR: Wat ik net zeg: de missie in Workspace Brussel was
puur om met kunstenaars bezig te zijn en om te proberen zo breed mogelijk
interdisciplinair te werken. Maar vandaag kan ik dat ook met designers,
stedenbouwkundigen, studenten, enzovoort. Dat is nu veel minder beperkt. De
innovatie wordt veel breder. Voor mij is BUDA-eiland met al z’n partners en
publieksgroepen die hier aanwezig zijn een soort Petri schaaltje waarop we experimenten
doen. BUDA-eiland ligt in het hart van de stad, maar is toch afgezonderd. Het
is een experimentele plek, maar volop participatief. Vroeger was experiment
vaak niche, maar ik probeer zoveel mogelijk mensen van dermate denkbaar groepen
actief te betrekken.
HVC: Dat is toch gemakkelijker
gezegd dan gedaan?
Staat jouw praktijk
los van al die kunstenaars die hier van over de hele wereld in Buda op
residentie komen?
JMR: Je hebt verschillende levels. Op het eiland, los
van BUDA, zijn die vijf sectoren aanwezig: je hebt het kunstencentrum, Bubox en
B-Part. Die organisaties hebben een duidelijke missie binnen de kunsten. Ze
leveren goed werk en trekken veel volk naar hier. Design Regio Kortrijk zit
voor mij onder design cultuur. De tweede sector is de zorg en is hier op het
eiland een heel grote speler. Ze doen aan ouderen- en jongerenzorg, maar
proberen dat op een innovatieve manier te doen. Dan heb je onderwijs: dat is
bijzonder boeiend in Kortrijk.
Het is een kleine stad, maar je hebt vier grote
spelers op hoger onderwijs: Vives, Howest, Ugent en de Kulak. Daar zit veel
gezonde competitie tussen, waardoor het niveau heel hoog ligt. We hebben hier
op het eiland al Divine, wat de nieuwe school
of arts
wordt in de BUDAfabriek. Je hebt DAJ, een wereldvermaarde
gameschool. Zo zijn er ook nog andere interessante richtingen waarmee ik in
dialoog ben. Daarnaast heb je ook ondernemerschap – dat in West-Vlaanderen heel
duidelijk zichtbaar is en actief burgerschap wat je in Kortrijk duidelijk ziet
in Bolwerk, Lieve zusjes en stoere broers, enzovoort. Die vijf sectoren doen
allemaal heel goed werk, maar vooral naar hun eigen achterban. Ze communiceren
met hun eigen netwerk en net dat loopt een beetje naast elkaar.
HVC: Wat zijn dan de
specifieke taken van BUDA vzw?
MR: Wij hebben drie taken: verbinden van alle partners
die ik al beschreven heb, zowel op inhoudelijk als op praktisch niveau. Dat
willen we ontsluiten naar een breder publiek via deze prachtige plek. Een derde
is betrekken. Voor mij staat de 21e eeuw voor hernieuwde
participaties. Deze eeuw staat voor globalisme: outsourcing, Fordisme. Voor Ford bouwde een garagist een volledige
auto. Dan heeft meneer Ford gezien: als ik alles op een band laat monteren en
iedereen houdt zich bezig met die of die vijs, gaat de productie veel sneller.
Dat heeft ons economisch veel opgeleverd, maar heeft ook isolering teweeg
gebracht.
Mensen willen terug weten: ‘Waar komen mijn schoenen
vandaan? Zijn die wel in goeie omstandigheden gemaakt? Vanwaar komt die tomaat?
Is die niet met pesticide besmet?’ We zijn totaal vervreemd van onze
productiemiddelen en willen er terug contact mee hebben. Dat zie je in al die
tendensen van do-it-yourself, bottom-up,
etc. De 21e eeuw is voor mij de eeuw van het engagement. Dat wil
zeggen: verbinden en ontsluiten.
HVC: Is het geen
straatje zonder einde om al die tentakels naar alles en iedereen uit te zetten?
Jij komt als Belgenburger naar hier in een kleinere provinciestad, voelt aan
wat hier te doen valt en begint eraan? Moet ik dat zo zien?
MR: Het doet me deugd om op zo’n kleine schaal te
werken. In Brussel kan je heel gemakkelijk in een kleine niche blijven werken. Ik
kan morgen een niche-expootje opzetten, op Facebook zetten en heb tweehonderd
man. Dat loopt zonder probleem. In Kortrijk gaat dat niet. Je hebt hier
relatief weinig niche-publiek. Of het werkt voor een breder publiek, of het
werkt hier niet. Het is de taak van cultuurontwikkelaars zoals ik om dat open
te trekken. Het is gemakkelijker om in een niche te blijven werken zoals in
diezelfde sociale groep. Maar dat leidt tot isolement. We preken teveel voor de
eigen parochie. Iedereen doet iets voor z’n eigen publiek en doet te weinig met
de in- en uitstroom.
HVC: Waarom niet? Is
het door de andere bevolking die hier woont dan in pakweg typische
cultuursteden als Gent, Antwerpen en Brussel?
MR: Wat ik hier heel tof vind is de nuchterheid van
een soort ondernemerschap. Zo van: ‘Ja maar, dat zijn mooie woorden, maar werkt
het?’
HVC: Had je vroeger al
een link met West-Vlaanderen toen je hier nog geen werkvoet had binnengezet?
MR: Een van mijn eerste residenties met mijn eerste
dramaturgietjes, was hier in het BUDAcentrum in Kortrijk. Met Benjamin
Vandewalle, Thomas Ryckewaert. Ik ken Kortrijk door die werking, de Budascoop, Bubox
en Biënnale Interieur. Die cultuurspelers werken niet stedelijk, ze hebben
allemaal een bredere scope scope.
Maar het gevaar is dat je soms het regionale verliest. Dat is het moeilijke van
dit kunstencentrum, omdat zij zodanig op de artist en de internationale werking
gefocust zijn. We moeten erover waken dat we de regionale bedding voldoende
stevig houden. Dat is mijn eerste bezorgdheid met BUDA kunstencentrum.
Je hebt al de BUDAscoop met haar art house cinema. Dan de belangrijkste poot: de residentiewerking,
maar daar is in Kortrijk veel misverstand rond, omdat de kunstenaars er zich
net isoleren om zonder presentatie- of productiedruk, aan onderzoek te kunnen
doen. Dat is vaak niche, heel onaf. Dat zijn korte trajecten en daar zit per
definitie geen uitwisseling op met de stad, waardoor dat soms wat gevoelig
ligt. De derde poot zijn de festivals. Ze doen er twee kleinere: Almost Summer en End of Winter en het grote Next
Festival
. Maar dat is ook allemaal internationaal podiumkunstenwerk. Take it or leave it.
HVC: Heb je het
zelfgeloof al die ambities waar te maken?
MR: Mijn hoofdvraag is altijd geweest: ‘Wat
kunnen we doen met kunst en cultuur in de samenleving?’ Wat kunstenaar Joseph
Beuys zegt: ‘Iedereen is kunstenaar’,
vind ik een vaag en zelfs oninteressant statement. Maar dat iedereen creatief
is, dáár ben ik van overtuigd. Dat is wat ons verbindt.
De ene vanuit schoenen
maken, de ander vanuit technologie, de ander vanuit een businessmodel te
ontwikkelen. Creatie, inspiratie. Innovatie
Het gaat ook over de manier waarop we ons
kleden, wat we eten, welke producten we produceren, hoe we aan politiek doen en
hoe we kennis doorgeven. Evenals we over hoe we huizen en steden bouwen, hoe we
met religie, ons lichaam en met gezondheid, sport en seksualiteit omgaan. En
hoe verhouden we ons tot de natuur en ecologie? Al die zaken maken deel uit van
onze cultuur. In die zin is iedereen actief betrokken bij het ontwikkelen van
die cultuur. Net dat maakt het zo boeiend. Cultuur als samenlevingsopbouw:
collectief en over disciplines heen nadenken over welke wereld we voor onze kinderen
maken.
HVC: Mooie uitspraken …
MR: Ik heb een zeer duidelijke droom – ik had
die al voor Kortrijk en zal die ook na Kortrijk hebben – maar die is hier zo
wel enorm versterkt en verhelderd. Omdat je hier een heel hoge concentratie
hebt van kwalitatief werk binnen kunst en design, hoger onderwijs, zorg,
ondernemerschap en actief burgerschap. Het beeld dat ik voor ogen kreeg vanaf
maand één dat ik hier rondliep, was een Bauhaus van de 21e eeuw. Een
plek waar ontwerpers, wetenschappers, kunstenaars, ondernemers, politici en
burgers kennis delen en elkaar stimuleren.
Ik weet dat het een ambitieuze referentie is.
Maar wat was Bauhaus? Een plek waar zowel autonome kunsten – zoals beeldende
kunst, theater en muziek – en toegepaste kunsten – zoals design, architectuur
en mode – samenkomen en elkaar versterken. dat in een context waar onderwijs
wordt gegeven, onderzoek wordt gedaan en innovatieve producten worden geproduceerd.
Dat is exact wat op BUDA-eiland gebeurt! Alleen is het nog te vaak naast elkaar
om. Je hebt hier ook het verleden van Jozef De Coene, een visionair ontwerper
en industrieel die verbonden was met de Arts and Crafts-beweging die aan de
oorsprong lag van Bauhaus. Dat samenkomen van autonoom en toegepast vakmanschap
kan een ongelofelijke verrijking zijn voor alle betrokkenen. Alle ingrediënten
om dat nieuwe Bauhaus te maken, zijn hier vandaag aanwezig.
Kortrijk neemt daar
gewoonweg een unieke plaats in!
Al moet de politiek nu wel
duidelijke keuzes maken.
Het gevaar van Kortrijk is dat ze zich blijft
spiegelen aan lichtgrotere steden zoals Gent. Zoals met de verlaagde
Leieboorden hier. ‘Dat is de Graslei gelijk
in Gent.’ Of Sinxenfeesten is dan de Gentse feesten van Kortrijk maar kleiner.
Dat vind ik nefast. Kortrijk moet kijken naar wat Kortrijk doet en wat Kortrijk
uniek maakt. Je hebt hier dat verleden van De Coene. Die was verbonden met de
arts and craftsbeweging van Henry Van de Velde, die dus historisch een
rechtstreekse link had met Bauhaus! Dat is het samenkomen van autonoom en
toegepast vakmanschap. Het organisatiemodel dat ik voor ogen heb en denk dat we
nog altijd kunnen vinden op enkele jaren tijd, bestaat nog nergens ter wereld.
HVC: Denk je dat de
burger mee zal zijn?
MR: Je moet de go
krijgen, iedereen warm krijgen voor dat verhaal, zorgen dat iedereen betrokken
wordt: zowel de partners als het publiek als de politiek. Het gaat net niet om
kunst, dat ik het makkelijke! Maar dat vind ik niet erg. Dat is ook zo schoon aan Kortrijk: elitisme valt hier
direct door de mand. Wat ik niet probeer, is een nieuw elitair eiland binnen te
koppen. Ik wil dat mensen ook kunnen komen om nieuwe gerechten te proeven of
nieuwe mode en technologie komen ontdekken. Zo heb ik ook die expo Landscapes gemaakt.
HVC: De expo
landscapes liep van 18 oktober tot 4 november 18 in het Sint-Maartensziekenhuis
in Kortrijk.
MR: Dat is echt een concreet voorbeeld. De expo ging over
het landschap binnen de beeldvorming door de eeuwen heen. Hoe hebben
beeldenmakers van vroeger en nu gezocht naar technieken om een landschap zo
overtuigend mogelijk te maken voor een publiek? Je komt sowieso uit bij
schilderkunst, maar ook bij animatiefilm en design. We hebben een rechtstreekse
lijn getrokken bij de allereerste tekening van de mensheid in de grotten van
Lascaux. Die bizons zijn heel schetsmatig opgesteld, maar ze zijn niet
toevallig getekend op de bolle kant van de rots, zodat die bizon al body krijgt en er toen eigenlijk al
gezocht werd naar een 3D-effect. Er zijn sindsdien veel ontwikkelingen van het
perspectief. Vlaamse primitieven, dat is 1420. Voordien hadden ze symbolische
afbeeldingen met het atmosferisch perspectief en dieptezicht met kleur.
Dan heb je een aantal nieuwe technieken zoals de
stereoscopie, denk maar aan de viewmaster vanaf de jaren 50 dat ze nu in de
3D-cinema nog gebruiken. Vanaf 1900 worden dat filmtechnieken: de allereerste
films filmden theaterdecors: dat was heel onrealistisch en vanaf dat ze meer
diepte wilden en grotere sets – een film maken over Rome maar we kunnen Rome
niet bouwen – zijn ze begonnen met een techniek die mattepainting noemt. Letterlijk:
je bouwt de onderkant van je tempel, honderd meter ervoor zet je een
gigantische glasplaat met je camera achter en je schildert de bovenkant van je
tempel op die glasplaat. Het transparante stuk in die glasplaat waarin je de
échte ingang ziet – waar acteurs binnen en buiten kunnen – maar daarboven is de
rest geschilderd.
Er is een link met schilderkunst – de schilders van
toen zijn matteschilders geworden. Die mattepainting, die glazen plaat, is
vermenigvuldigd door Walt Disney, want zij wilden dynamische achtergronden
creëren. Vanaf we computers hebben is die techniek gedigitaliseerd en zit die
in de gaming. Je ziet technisch een
letterlijke link tussen de kunst en de gamings.
Het mooie van die opzet is: we hebben daar
schilderkunst, games in verschillende stadia – je kan daar met die games en artbrillen experimenteren – en het is allemaal interactief. Het
heeft een artistieke, technische en speels-educatieve component. Dat soort expo,
hoe klein het ook is, werkte goed. Het was een klein hitje in Kortrijk. Dit
soort typische contexten, vraagt ook andere manieren van aanpak. Dat verplicht
je ook tot innovatie.
HVC: Het stadsparcours
voor beeldende kunst Play (van 23
juni tot 11 november) lokte toch veel volk?
MR: De expo Play is ook geen klassieke expo en zat qua
thematiek tof in elkaar – het gaat over spelen – en het is een stadsparcours.
Het is wel de beeldende kunst in de klassieke vorm, maar door de thematiek is
het ook een hit geworden. Het hoogdravende is eruit.
HVC: Het museum moet
naar de mensen komen, wordt gezegd.
MR: Ja, maar het museum moet ook veranderen als je
naar de mensen gaat. Dat is ook de fout van de musea: ‘Ah, we moeten
intercultureel doen?’ ‘Wel, we moeten minderheidsgroepen in het museum krijgen,
dat doen we met een exotische naam – waar nóg minder mensen op afkomen – óf we
gaan muntthee en appeltaart geven: wat op het racistische af is omdat ze in
stereotypen blijven denken. Maar hun werking blijft toch ook: we blijven
beelden en schilderijen tonen.
Wij gaan deze zomer een project doen op Pukkelpop,
samen met het S.M.A.K. en het M HKA. Toch zullen we moeten opletten. We gaan
niet de werking van een museum mogen vertalen naar een andere context. Het
vraagt andere formats, andere
manieren van begeleiding en communicatie.
HVC: Hoe ga je dat aanpakken?
MR: Wat mijn droom is en dat zal ik zolang mogelijk in
Kortrijk doen en deed ik ervoor en zal ik ook erna doen: hoe kan kunst terug
een centrale rol krijgen in het dagelijkse leven – in niet artistieke contexten
– en hoe verandert dat de kunst? Want dat is de denkfout die vele kunstenaars
en kunstinstellingen blijven maken: kunst blijft dan kunst, dat wil zeggen:
kunst blijft autonoom. ‘Ik bedenk het en je bekijkt het of bekijkt het niet.
Dat is 20e eeuws denken! Het model van de romantiek van 1850. Dat is
de genie die iets op de zolderkamer maakt ter verheffing van het volk. We zijn
ondertussen in een ander tijdperk, de 21e eeuw, waar er ook plek is
voor co-creatie, participatie, interactie.
Wat is geëmancipeerde participatie? Dat gaat niet
over: ‘Zing maar mee met de zaal, handjes in de lucht!’ Daar spreek ik niet
over. Hoe geef je het publiek een volwaardige en evenwaardige rol in het
creatieproces van het werk? Ik zeg niet dat dat de enige heiligmakende vorm is,
maar het zijn methodologieën die vandaag schreeuwen om aandacht. Alle andere
sectoren – en dat is weer het interessante van dat multidisciplinaire -, of dat
nu over horeca, winkels of politiek gaat, participatie speelt daarin een
centrale rol.
In de klassieke kunstsector blijft dat toch heel traag
in die oude 20e eeuwse modellen hangen. Unilaterale presentatie,
noem ik dat. Ze vergaren een collectie, tonen dat en jij kan komen kijken of
niet komen kijken. Wel, steeds meer en meer mensen gaan niet komen kijken. Ook
al door de sociale codes die aan die instellingen hangen. Ik vind dat uitgepuurde
van de white cube en black box nog altijd een zeer waardevol
model. Maar je moet daarvoor al de boekjes lezen, soms met moeilijke
communicatieteksen. Je dient een selectie te maken en zeker voor theater, dans,
muziek moet je dat plannen, tickets kopen … De drempels zijn niet alleen de
ticketkosten, je moet ook op tijd zijn, in die zaal zitten, stil zijn …
Er zijn veel mensen die niet naar theater komen, vanwege
de sociale set-up.
Ze moeten zeker blijven bestaan, maar daarnaast moeten
nieuwe modellen met nieuwe codes komen, met diversiteit op presentatiegebied.
We worden vandaag allemaal geil van het woordje diversiteit en we willen
allemaal tonen dat we vrouwelijke kunstenaars met liefst nog exotische namen op
ons programma willen. Maar wat verandert er niet? De manier waarop
gepresenteerd wordt. Dat staat al veertig jaar vast. ‘Produceren, presenteren,
communiceren, spreiden’ is niet noemenswaardig verandert. We hebben alleen een
nieuwsbrief bijgekregen – want internet is erbij gekomen – en een
facebookaccount.
HVC: Hoe bolwerk je
dat allemaal?
Je woont in Brussel,
komt elke dag met de trein naar Kortrijk – toch een honderd kilometer – en dan?
MR: Verbinden, verbinden, verbinden. Ik ben een broker, een mediator. Ik zit nooit op mijn bureau. De meeste dagen ga ik van meeting naar meeting: ont-moeten.
HVC: Wanneer ‘denk’ je
dan ‘je ideeën uit’? Onderweg?
MR: Dat is dan ook weer het mooie: het een stimuleert
het ander. Vanaf je zegt: ‘Ik ga niet meer alleen voor één kunstniche werken – omdat
je met verschillende groepen wilt werken – begin je iedereen te ontmoeten.
Doordat je die andere ontmoet, leer je de zaken vanuit hun perspectief te bekijken.
Bij iedereen leven andere benodigdheden of accenten die ze willen leggen. Door
dat brokerschap, door die verschillende
perspectieven aan te nemen en die andere talen te leren spreken – denk alleen
nog maar aan een senior en een student waar ik dan moet mee leren puzzelen, hierdoor
creëer je een lerend archief in je hoofd.
HVC: Je kop zit altijd
vol met cultuur. Wat ontspant je?
MR: Wat mij ontspant? Mijn huis verbouwen op zondag!
Ik vind het super dat mijn werk zo veelzijdig is. Maar een nieuwe ruimte
ontwikkelen of een expo maken, daar zit ook een heel concipiërend luik aan.
Soms kan dat zweverig worden en dan is verbouwen een ideaal tegenwicht, omdat
het echt handenarbeid is. Je ziet ook direct resultaat. Ik ben geen sporter, ik
heb op dit moment geen gezinsleven … Al wil ik later graag kinderen. Maar eerst
mijn huis aanpakken. En Kortrijk! (lacht)
Hilde Van Canneyt



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *