Categorieën
Interview

Interview met Nel Bonte

Volgend interview: Raoul Servais



Interview
met Nel Bonte (1986), Lichtervelde, herfst 2018








Hilde
Van Canneyt: Beste Nel, vorige zomer heb je naar aanleiding van Yart, een idee
van Thief in the night vzw, in de tuin van het Gentse Duivelsteen een heuse
installatie gemaakt.
Hoe
heb je van nagel tot nagel die installatie aangepakt?

Nel
Bonte
: Ik wilde een installatie maken die
contrasteerde met het imposante Duivelsteen. Maar wat zit er onder dat gebouw? Zo
speelde ik met het idee om het ondergrondse boven de grond te verbeelden. Ik
heb mij gebaseerd op het bovenplan van HILL60, ‘the mines of Missines’. Deze
mijngangen uit WO I gaan in dialoog met de architectuur van het Duivelsteen. De
kraters werden ontdaan van hun functie en zo speelde ik met de open- en
gesloten, positief- en negatiefvormen van die mijnen. De installatie
realiseerde ik in hout, refererend naar de gewelven en steunpilaren die men in
de mijnen plaatst. In de grond schopte ik een krater – een zitput – uit, alsof
die er altijd is geweest. De installatie kreeg ook een podium en een paviljoen,
verbonden met een tunnel, de mijngang zelf.


Enerzijds was de installatie
functioneel, anderzijds stond ze autonoom op zichzelf.







MISPEL



HVC:
Wat zat er in het leidingwater van Roeselare dat je later naar het
KASK
in Gent en Antwerpen deed trekken?


NB: Als kind zat ik op school in Lenteland te Roeselare.
Daar kwam op een gegeven moment een beeldhouwer langs die ons in klei een
portretje leerde boetseren. Ik was blijkbaar de beste van de klas en had de
smaak te pakken. Ik volgde les in de academie SASK in Roeselare, waar ik nu trouwens
enkele uurtjes les geef. Een volgende stap was vlug gezet: ik ging naar het
kunsthumaniora in ‘de Maricolen’ in Brugge. Daar leerde ik de verschillende
disciplines van de kunsten kennen. Al snel was ik gefascineerd door de
ruimtelijke vorm en het werken met verschillende materies zoals klei, steen,
hout en metaal. Ten slotte heb ik mijn masterdiploma behaald aan de Koninklijke
Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. 






2 pillio


HVC:
In 2010 studeerde je af. Dan stap je die schoolpoort uit en moet het beginnen.
We zijn zeven jaar verder, Intussen is er veel gebeurd. Zoals zoveel
kunstenaars in spé heb je voor de zekerheid van een lerarenopleiding gekozen.
Daarnaast werkte je voor een andere kunstenaar, alsook in een galerie, maar je
had vooral het geluk direct na je afstuderen een openbare wedstrijd te winnen
… 



NB: Ik kon nog even in Antwerpen blijven en zag van andere kunstenaars dat ze het moeilijk hadden. Ik vroeg me af hoe je als kunstenaar in de beeldende denkwereld je brood kon verdienen. Zo begon ik dossiers in te dienen voor openbare wedstrijden. Zodoende maakte ik een ontwerp voor een geïntegreerd kunstwerk voor een bejaardentehuis in Hoogstraten. Ik had het geluk die onmiddellijk te winnen. Het thema was ‘de vrijwilliger’. Ik maakte een abstract portret van een vrijwilliger dat ik extreem uitvergrootte: 15 meter hoog en 30 meter breed. In het metaal is een ledverlichting verwerkt. Ik wilde dat de inwoners van het RVT een band kregen met het kunstwerk. Het is aak het laatste dat overblijft: vanuit een bed of zetel naar buiten kijken. De Ledverlichting brengt boodschappen over. 


Daardoor is het een functioneel en
interactief kunstwerk. De twee gespiegelde vleugels doen denken aan de vleugels
van een vlinder, vandaar de Franse referentie naar papillion  voor de naamkeuze
van mijn sculptuur 2-PILLIO.




Re-3



H: Het
kunstenaarsgeluk lachte je toe, want niet veel later won je een tweede
wedstrijd voor de (brandweer-politie- en dringende geneeskunde-)kazerne van
Ranst. Hoe ben je tot
Re-3  gekomen? 



N: Het was een opleidingscentrum voor de brandweer, de politie en dringende geneeskunde. Ik heb me gebaseerd op een DNA-sequentie. Ik wilde de samenwerking van de drie diensten met elkaar benadrukken. Toen ik de locatie ging bekijken, zag ik een grote vierkante inkomhal omringd door hoge betonnen muren. Ik dacht meteen aan een frisse muurconstructie die als een klimplant over de betonnen muur groeit. De rode, blauwe en groene kleur is de kleur van de symbolen van de drie samenwerkende partijen. Sommige onderdelen zijn voorzien van kleuren, de lijnstukken die de volumes verbinden zijn wit.










atelierfoto’s



H:
Hoe ga je te werk in je atelier? Want je moet toch in een omheinde ruimte
beginnen van nul. Je woont ernaast, ik vermoed dat je evengoed in de ochtend
daar naartoe sloft.

N: Ik loop inderdaad veel in mijn
pyjama in mijn atelier, want ik woon ernaast. Het eerste dat ik ’s ochtends doe
als ik wakker word is mijn poes Deepan eten geven. Het fijne van de zaak is:
het werk laat je nooit los, maar ik ben ook altijd bij mijn werk en soms is het
maar door ’s avonds eens in mijn atelier te wandelen, dat ik nieuwe elementen
zie die me fascineren. Maar mijn inspiratiebronnen komen niet uit mijn eigen
atelier. Soms wel uit mijn eigen werk: ik snijd het in stukken en bouw zo
verder. Voor mij is het belangrijk dat ik veel tentoonstellingen bezoek of
residenties inbouw, Zo begin ik eigenlijk te werken. Ook het fotograferen van
natuur en cultuur vind ik belangrijk.

Een kunstenaar moet uit zijn
atelier treden, mensen ontmoeten, expo’s bezoeken en vooral veel rondtrekken om
nieuwe dingen te zien.
Interessante
mensen geven onrechtstreeks inspiratie en helpen je verder.
Durven uit je comfort zone stappen,
vind ik belangrijk. Op mijn residentie in Finland, kwam ik mezelf af en toe
tegen. Achteraf gezien is dat iets super belangrijks:


ik
denk anders, sta meer stil bij de dingen en ik ga bewuster om met alles.









tekeningen Finland





H:
Bij kunstenaars is dat terugtrekken om de zoveel tijd echt wel aan de orde.
Deze zomer ging je een maand op residentie naar Finland om te werken en te
herbronnen. Wat heeft je daar geïnspireerd?

N: Het was een back to basic programma. De internationale residenten kwamen er samen. Je
mocht geen gebruik maken van je computer, noch GSM. Je kreeg een
atelier en er waren presentatiemomenten. Het eerste wat ik heb gedaan, is gaan
wandelen. Dat was het beste wat ik kon doen, want ik geraakte enorm
geïnspireerd door de architectuur, de sauna’s en barbecues die je daar in vele
tuinen ziet staan.
Op de tekening PONGO zie je het
bovenstuk van een sauna, het onderste stuk is van een BBQ en een schouw.
Verschillende elementen heb ik samenbracht in die schets. Een andere tekening
LOSTINHELSINKI is geïnspireerd op een hutje in de natuur. Zo maakte ik een
negental schetsen waarmee ik  in mijn
atelier kan verder bouwen tot een 3-D sculptuur.

H: Vind je je
schetsen even belangrijk als het eindresultaat?



N: Ja. Iedere ochtend maak ik schetsen, die ik zie als voorstudies. Sommige eindigen ook als autonoom werk. Daarnaast maak ik de laatste tijd veel aquarellen. Technische plannen, schaalmodellen en prototypes fascineren me enorm. Ik begrijp de menselijke interacties niet altijd en al van jongs af aan zoek ik iets om daar vat op te krijgen en vorm aan te geven. Tekens, symbolen, abstracties, berekeningen en formules zijn vast en veranderen niet. Ze bieden houvast en zijn daarom terug te vinden in mijn werk. 

H: Je werk gaat ook over de haat-liefdeverhouding tussen mensen en dingen. Daarom speel je ook met schaalverhoudingen, materiaal en ruimte. Je ziet veel details en fragmenten. 

N:Inderdaad. Ik start met voorwerpen uit het dagelijkse leven. Betekenisloze dingen waar mensen aan voorbij gaan, wil ik een nieuwe betekenis en bestaansreden geven. Ik onderzoek de vorm en de materie door te spelen met schaalverhouding. De realistische schaalverhouding, de verkleinings- en vergrotingsfactor wil ik extra gelaagdheid geven. Deze elementen bepalen mee het concept. Mijn sculpturen kan je eigenlijk zien als geabstraheerde beeldelementen.

H: Je werk mag
geen eenduidige betekenis kennen. Ook de keuze van materiaal is cruciaal. Het
belangrijkste is de ruimte, want daar vertrek je veelal van.
Je
hebt een dubbele esthetiek. Je kan het enerzijds moeilijk mooi noemen, eerder
interessant qua vorm en inhoud.

N: Voor mij is het concept
belangrijk, waardoor er een enorm lelijk werk kan uit voortkomen. Ik werk heel
gelaagd en soms werk ik een jaar aan een reeks: je blijft erop zoeken tot de
kleur en vorm goed zit, de compositie, de ruimte … Ik vind het niet erg dat
de toeschouwer het niet aantrekkelijk vindt, als ik maar voel dat de
toeschouwer gefascineerd is: kijken, weggaan, terugkomen … Als hij er zomaar
een blik op werpt, denk ik niet dat hij getriggerd is door wat ik heb
verwezenlijkt.





BOKSITI

H: Heb je
maatschappijkritiek met je werk? Wil je er iets mee aantonen?


N: Ik ben er even mee bezig geweest
in mijn reeks BOKSITI.
Thema’s zoals woning, locatie en
tijdelijke verblijfplaatsen waren mijn vertrekpunt voor deze reeks. Het waren
onderwerpen die me toen erg intrigeerden, enerzijds vanuit mijn persoonlijke
realiteit, anderzijds vanuit een persoonlijke visie op een breder
sociaal-maatschappelijk kader.





coupe de mer





H:
Bij je werk Coupe
de mer
, blijft alleen de print over. We
zien gipsen afgietsels van een ijsjesmal die in het zand zijn gezet. Voor jou
is het eigenlijke werk dan het beeld dat blijft bestaan?



N: In mijn beeldend werk is locatie
altijd heel belangrijk. Daarom vind ik het fijn om verschillende modules
in mijn atelier te maken en in situ te herbouwen op een andere locatie. Omdat
elementen uit mijn kindertijd ook een grote inspiratiebron zijn en ik deze graag
meeneem in mijn werk, vond ik ijsjes op het strand een fijne combinatie. Zo heb
ik honderden ijsjes afgegoten en voorzien van een
rode kleur. Ik heb ze meegenomen naar het strand en er een lineaire vorm mee
gemaakt. Dankzij mijn stagiair die me die periode hielp, konden we op
een tweetal uur tijd een installatie bouwen van wel dertig meter lang. Eenmaal de installatie gebouwd was en we tevreden
waren met de compositie, hebben we een driehonderdtal foto’s genomen. Daaruit
heb ik drie foto’s geselecteerd en afgedrukt op aluminium panelen. In feite
blijft alleen de reproductie bestaan.





MODEL AH CON 23




H:
MODEL AH CON 23 is een installatie – het lijken
wel spinnen – die je presenteerde op een voetbalveld.

N: Het is een wat ouder werk uit 2012. Toen werkte ik nog vrij wiskundig en berekend. Voor MODEL AH CON 23 heb ik vooraf zo’n twintig verschillende schaalmodellen gemaakt, prototypes van brochettestokjes. Aangezien de modellen zo klein waren, kon ik gemakkelijk vormen assembleren, samenvoegen en demonteren tot het schaalmodel er was.

De installatie stond op een
voetbalveld. Ik heb nogal een voorliefde voor de industriële lijnen van velden
en parkings. Ik merk bij mezelf op dat ik telkens zo’n soort locaties opzoek. Dit
werk was eigenlijk ontworpen voor een kunstroute. De dag dat ik moest gaan
opstellen, bleek ik mijn gereserveerde plaats niet te krijgen. Ik ben het
afgebold en ben meteen een nieuwe locatie gaan zoeken voor mijn werk.
Het
voetbalveld dan maar, en met succes! (glimlacht)


MODEL
AH CON 23 is een installatie opgebouwd uit constructieve modules uit de
materies bamboe, hout en textiel. 




GORST







H:
Hoe kwam je op het idee voor GORST? We zien herkenbaar de omhulsels van
SETTING maar
nu op een parkeerplaats. Daar nam je ook weer een foto voor ‘als bewijs’, Erna
zette je het werk elders. Kreeg het daardoor weer een andere betekenis?

N: Ik ben vaak onderweg met mijn
wagen. Daar ik telkens opnieuw een ‘pipi-stop’  doe langs de autostrade, kom ik vaak in
wegrestaurants met openbare toiletten.
De
toiletroldispenser viel me telkens op: een interessante vorm en een herkenbaar
lief ding. Al zijn velen vaak kwaad op de toiletroldispenser omdat de wc rol
vaak vast zit of omdat het wc papier niet deftig afscheurt. Na een eindje begon
ik foto’s te nemen van alle soorten dispensers, drie daarvan heb ik uitgewerkt
als sculptuur. Het zijn grote zwarte–bruine massieve vormen, weliswaar
opgebouwd uit transpart gepigmenteerde laagjes toiletpapier. Ik speel graag met
materie- en schaalverhouding. Eén van de de drie dispensers, GORST, heb ik inderdaad gefotografeerd op een verlaten parking van de Spar. De locatie versterkt de inhoud en het concept. De industriële lijnen doen hun werk en het symmetrische maakt de foto rustig. Ik zie er een soort verstilt wezen in. 



H: We zien GORST opgesteld in je atelier in een andere setting met andere sculpturen. Welk onderzoek voer je dan vooral uit?

N: Als ik de sculptuur op een
andere plaats zet, is het altijd opnieuw weer zoeken hoe ik het werk juist
presenteer. Of het werk juist overkomt bij de toeschouwer.
Daarom pas ik vaak scenografie toe.
Soms krijgt de toeschouwer enkel een reproductie van het werk te zien,
afgedrukt op paneel.
 In mijn atelier bouw ik vaak ‘whitecubes’, om
een kleine en cleane ruimte na te bootsen, zoals dat van een galerie. Het is
een soort speelruimte voor mij, omdat ik daar kan experimenteren met mijn werk:
hoe ik een werk compositioneer – op een sokkel, aan de wand – zelfs
ondersteboven kan soms werken -en hoe ik verschillende werken met elkaar
combineer, Hoe ze dialogeren met elkaar en in de ruimte …

Soms nodig ik mensen uit: de interactie met de toeschouwers in die fysieke ruimte is super belangrijk.




MUZZI





H:
Over naar het werk MUZZI:
je plaatste een kartonnen doos in een oranje stalen houder in een
parkeergarage, en nam er terug een foto van …

N: Op uitnodiging van de organisator
– curator voor de expo ‘Interupting the city’ in de stadsfeestzaal in
Antwerpen, bouwde ik de sculptuur MUZZI. Diezelfde periode was ik de reeks
BOKSITI aan het creëren. Een serie die bestaat uit een zevental sculpturen,
allen opgebouwd uit gelijkaardige dozen op rood-oranje houten en metalen
dragers. De dozen refereren naar verhuizen, waar inpakken belangrijker is dan
uitpakken. De rood–oranje geometrische dragers verwijzen naar het niet kunnen
vestigen, De kleur verwijst naar de kleur van het Ibis hotel waar ik af en toe
overnachtte.
Met MUZZI heb ik eerst verschillende
performances gedaan, onder andere op het beneden verdiep in het centraal
Station te Antwerpen. Waar de security al snel bij me was om te zien wat er
gaande was. (lacht) Deze interactie wou ik natuurlijk ook wat uitlokken.
(knipoogt)
Vervolgens
zette ik mijn tocht verder langs de Meir, richting stadsfeestzaal.
De expo ging door op de bovenste
verdieping. Achteraf ben ik terug met mijn werk op pad gegaan naar de
ondergrondse parking. Daar kwam mijn sculptuur pas helemaal tot zijn recht.


Nu wordt de sculptuur MUZZI nooit
meer getoond als een op zich zelf staande sculptuur, enkel als fotoprint op
aluminium paneel. Ruimte en sculptuur zijn nu één geheel, daar moet ik van
afblijven.





UP




H: Kan je ook je
werk UP
 linken aan MUZZI? We zien – nu
gestapelde kartonnen dozen – op een soortgelijke oranje ijzeren houder.

N: De sculptuur ‘UP’ is een werk
uit de reeks BOKSITI. Zo stond UP in BOZAR in Brussel en in De Paardenstallen
van Kortrijk. Het was verassend om te zien hoe de toeschouwer rond het werk
liep. Ik had een kleine opening in één doos voorzien, zoals een kijkraampje …
De toeschouwer was dan ook benieuwd of er iets in zat of dat er iets te zien
was.


Het
werk UP refereerde aan een grootser bouwwerk: een appartement.



WOLIBI

H: Het werk WOLIBO ziet
er als een amoebe vorm uit, op een drager. Was dat initieel ook de bedoeling?
Ik kan ook niet uitmaken uit welk materiaal het is gemaakt.

N: Voor de WOLIBO ben ik ik gestart met kleine elementen uit het dagelijkse leven die ik volgens bepaalde patronen heb geordend. Een soort arid. Mijn onderzoek bestond erin om deze geometrische vormen op verschillende soorten manieren te bewerken. Ik stond versteld van de fysieke veranderingen die de vaste patronen ondergingen. Deze nieuwe carvinoomachtige vormen die zich ontwikkelden, vormden dan weer de basis voor testen met andere materialen. Een proces waarbij het startpunt afgebakende strakke geometrische plannen zijn en dit evolueert naar een bijna ‘lelijk’ amorf geometrische volume. Een fysisch (of chemisch) proces waar ik nog steeds mee aan het freewheelen ben. 


WOLIBO is een onderzoek dat ik
jaren geleden opstartte. Na een korte residentie en toonmoment met de eerste
try outs van deze WOLIBO sculpturen, won ik de ‘Prix Godecharle’. Met deze
subsidie kon ik naar het buitenland trekken om mijn onderzoek verder te
ontwikkelen. Ik bedacht een systeem om deze sculpturen te boetseren. Pas na
jaren te hebben geëxperimenteerd met materialen, afgietsels en kleurenstudies,
ben ik tot een gewenst resultaat gekomen. 



P.I.N.


H: P.I.N is een grote witte sculptuur waar je een figuur in herkent. De figuur lijkt met elastische banden vastgezet.


N: Voor de
installatie ‘P.I.N.’ fungeerde de historische lans van de brandweer als
inspiratiebron. Gedurende een eerste onderzoeksfase heb ik de lans zorgvuldig
geanalyseerd. De verhouding tussen micro- en macroscopie ligt hier aan de
grondslag. De installatie bestaat uit vijf verschillende onderdelen die in
elkaar passen via een kliksysteem. Alle onderdelen zijn omwikkeld in textiel en
strak aangespannen met naaigaren. De vergankelijke stoffen materie staat hier
in tegenstelling met het harde metalen oppervlak van de originele lans.
Het ‘verpakte’ verwijst enerzijds naar de geschiedenis
van de lans die moet bewaard blijven en verpakt worden. Anderzijds refereert de
fragiele stoffen materie aan het verband dat gebruikt wordt voor brandwonden.


Het uitgangspunt is om met de installatie ‘P.I.N.’
verschillende creatieve ingrepen te doen op verschillende locaties. Er ontstaat
telkens een nieuwe handeling en dialoog, waar de ruimte, sculptuur en de
toeschouwer op elkaar ingaan. De installatie ‘P.I.N.’ kan op verschillende
manieren gepresenteerd worden: het kan ‘in haar totaliteit worden opgesteld
ofwel worden alle modules afzonderlijk gepresenteerd als installatie.




SEASONS.IN.THE.SUN


H: Je sculptuur SEASONS.IN.THE.SUN is nog
een groentje …


N: Het laatste jaar begin ik meer
en meer assemblages en collages te maken en verschillende vormen en kleuren bij
elkaar te plaatsen om zo te zoeken naar verschillende vormen en composities.
Het is een spel tussen schaalverhoudingen, materies, vormen, kleuren en
texturen. Ik zie het als een in scene zetten van een installatie.
SEASONS.IN.THE.SUN heb ik deze herfst ‘18 in WARP in Sint-Niklaas getoond. Hier
konden ze de ruimte niet fysiek betreden. De toeschouwer moet frontaal kijken
vanuit een soort kikvorsperspectief. Het is een interessant gegeven om mee te
werken, want normaal hou ik er rekening mee dat er rond mijn installatie wordt
gewandeld. 




Snuiter


H: Een andere
recente assemblage is Snuiter.

N: Het startpunt zijn hier verschillende
assemblages van kleine schaalmodellen. Mijn inspiratiebronnen zijn fragmenten
uit de industriële wereld, namelijk onderdelen van een kraan – de sokkel – en
de Caterpillarmachine – de top. Deze sculptuur is nog volop in ontwikkeling. De
kleine maquette had ik ingediend voor een wedstrijd voor een geïntegreerd werk
in Nederland, maar jammer genoeg was ik er niet door. Ik heb de sculptuur toch
uitgevoerd en ze is nu bijna af om te tonen in een tentoonstellingsruimte. Of
ik kan ook zoals ik doe met mijn ander werk, nog een specifieke ruimte zoeken
waar ik mijn sculptuur fotografeer. Maar die zaken zoals locaties zoeken
gebeuren altijd toevallig en heel spontaan.

 H: Als je écht
groot kon dromen, welke ruimte zou je wel eens willen inpalmen?

N: Natuurlijk een heel grote
ruimte, waar al mijn grote installaties in kunnen. Waar dan nog liefst veel
volk op afkomt natuurlijk. (lacht) En zoals iedere kunstenaar droom ik er vanzelfsprekend
ook van om van mijn kunst te kunnen leven. Ik denk dat het daarom belangrijk is
groot en klein werk te kunnen maken.
Een grote droom is natuurlijk
internationaal te exposeren. Een biënnale, een galerie dat mij promoot, niet
meer moeten gaan werken en vollenbak  mijn eigen werk doen.


H: Dan gaan we
daar aan werken Nel!




Hilde Van Canneyt



www.nelbonte.com














Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *