Categorieën
Interview

Interview met Jan van Munster


Volgende interviews: Marinus Boezem, Bart Lodewijcks, Michèle Matyn, Pjeroo Robjee,…

Interview met Jan van Munster (NL1939),
Vlissingen, zomer 2016 voor STAALKAART

Het oeuvre van Jan van Munster is er een van
plussen en minnen, inhoud versus vorm, het conceptuele versus het abstract-minimale. Misschien handig om – als u helemaal mee wilt zijn – alvorens het gesprek te lezen, eerst een kijkje te nemen op zijn website www.janvanmunster.nl.

 Het IK-EILAND

Nederlands
beeldend kunstenaar van Munster leidt me rond in de voormalige watertoren van Oost-Souburg,
die nu als atelier en presentatieruimte fungeert. Hij troont me met de lift mee
naar boven. Op de zesde verdieping – helemaal bovenaan in het bijgebouwde glazen
toppaviljoen – is zijn tekenatelier gevestigd en hebben we een imposant zicht
over zijn IK-eiland, Vlissingen en tot
ver daarbuiten.
We dalen
de toren af via de trap en komen op de vierde verdieping terecht. In het
voormalige ronde, uit beton gegoten waterreservoir van de toren, treffen we
meteen een installatie uit 1970, genaamd Cirkels, van hem aan. Een lamp draait in
de donkere ruimte rond vanuit een centraal punt aan het plafond, waarbij de
toeschouwer de gevormde cirkels als nabeelden langs de wanden ervaart.
Op de
tweede verdieping experimenteert van Munster met zijn gekende brainwaves die
hun oorsprong vinden in een EEG [
elektro-encefalogram] die hij in 1997 liet maken van zijn
hersenactiviteit en waardoor hij tot op de dag van vandaag bronnenmateriaal te
over heeft. Op een foto van dat onderzoek is te zien hoe in het ziekenhuis 24
electroden (EEG’s) op van Munsters’ hoofd geplaatst worden. De kunstenaar zegt
daarover: ‘Mijn werk gaat over tegengestelde energieën, ‘kortsluiting’, zo je
wilt. De spanning tussen krachten is wat mij interesseert.  
Beneden
in de watertoren stoten we op enkele ijssculpturen. Een binnenstebuiten gekeerd
koelkastmechanisme zorgt ervoor dat de luchtvochtigheid uit de ruimte wordt
omgezet in witte ijskristallen die zich vastzetten op de zwarte metalen
beelden. Een voorbeeld is Frozen Lightning, waarbij de kristallen bijna drie
meter hoge, kronkelende staaf transformeert in een witte golvende, fonkelende
lijn. De tegenstelling zit in de kleurstelling zwart/wit en in de
aantrekkingskracht van de glinstering; het willen aanraken van de kristallen,
terwijl dit niet is toegestaan.

EEG; 1997; paper; photo Edward Susanna

 BRAINWAVES

Vertrekpunt
van je brainwaves is een EEG. Resultaat:
een kronkelende sidderende lijn, uitgewerkt in neon.
‘Het hele EEG is een dik boekwerk. Ik kies een
interessant stuk en bewerk dit. Ik verklein, vergroot of spiegel dit fragment
tot het een spannend beeld oplevert. Als ik tevreden ben, teken ik het uit op
een papier. Daarmee gaat de glasblazer dan aan de slag. Uiteraard bepaal ik zelf
de eigenschappen van het glas – transparant of gekleurd – en het soort gas dat
erin gaat. Neon brandt namelijk rood en argon blauw.’

Hoe zijn
de brainwaves vormelijk en
inhoudelijk geëvolueerd?

‘Naast de brainwaves
zijn er ook nog series die ik clone
en ratio noem. Hier zie je
bijvoorbeeld twee stukken brainwave die ik verbind met een rationele, rechte
lijn. Het emotionele versus het rationele, de plus versus de min. Die
kortsluiting zoek ik. Neon is overigens letterlijk ‘kortsluiting’, doordat de
glazen buizen aan beide uiteinden een elektrode hebben als afsluiting. Het gas
in de buis maakt de verbinding tussen de plus en de min, waardoor het gaat
oplichten.
Bij clone
verdubbel ik een bepaald fragment. Hierbij kunnen identieke lijnen precies over
elkaar komen te liggen. Daarnaast vergroot of verklein ik soms één van de twee
identieke fragmenten die ik vervolgens op een nieuwe manier ga samenvoegen, waardoor
een totaal ander beeld ontstaat, zoals bij een nieuw werk zoals Study for a Clone. Een ander recent
ontworpen werk is Miss Blanche. Die
naam koos ik omdat je in mijn kindertijd een sigarettenmerk had met deze merknaam.
Het was een mooi pakje waarop een Marilyn Monroe-achtige dame in het wit was
afgebeeld. Dit serene werk deed mij hieraan terugdenken. Het agressieve
contrast tot de elegantie zit in de spijker waaraan ik het ophang.’ 


Hoe
bepaalt u de kleur van uw brainwaves?
Is dat zoals een schilder intuïtief naar zijn verfkleur grijpt?

‘Veelal bepaalt de ruimte waar het werk in komt
te hangen de kleur. Meestal gebruik ik groen, blauw, zwart, wit en soms rood.
Kleur is een statement of een sfeer. Zo pas ik groen toe als symbool voor leven
en groei, rood is dan weer fel en confronterend, blauw staat voor mij voor het
experiment en het vernieuwende, wit is ingetogen en sereen. Kleuren staan voor
een bepaalde energie en moeten het specifieke werk versterken.’
Als die
EEG’s twintig jaar later opnieuw zouden worden uitgevoerd, zou dat een ander
resultaat opleveren?
‘Mogelijks wel. Ik heb het er tijdens het
onderzoek met de dokter over gehad. Ik zei toen dat je toch minimaal zou moeten
kunnen zien dat ik een beetje gek ben (lacht). Maar dat was niet zo. Ik kreeg
te horen dat je die conclusie enkel kunt trekken als het onderzoek na verloop
van tijd wordt herhaald. Ernstige condities zoals bijvoorbeeld schizofrenie, schijnen
wel zichtbaar te zijn. Trouwens, wat er écht in je hoofd gebeurt qua gedachten
en gevoelens is toch niet te meten.’
In het
filmpje van Hollandse Meesters zei u
dat u uw verhaal uiteindelijk het liefst in één enkele potloodlijn zou willen uittekenen.
‘Dat klopt, maar voorlopig leef ik nog en gaat
mijn creatief proces verder. Dat vind ik ook het spannende aan kunstenaars
zoals Fontana. Reeds vanaf het begin van zijn carrière waren zijn ingrepen uiterst
eenvoudig en aan het einde van zijn leven hoefde hij alleen nog maar met een
scheermes door een doek te gaan. In de reductie ligt de kracht, daar werk ik
naartoe.’

Circle of Energy; 2009; ∅ 600 cm; steel;
plexiglass; RGB Leds; computer assisted; VZB Mechelen (BE); photo
archives Jan van Munster

 

IK for Utrecht; 2003; 700 X 800 X 150 cm;
green glass; steel; argon; transformers; Collection Rijksgebouwendienst;
Den Haag (NL); photo Thea van den Heuvel

IK-WERKEN

Wanneer hebt
u voor het eerst die plus/min werken
en die IK werken beeldend vertaald?
‘De plus/min
werken ontstonden vanaf de jaren 70. Dat vond ik spannend en zodoende heb
ik deze tegenstelling in steeds andere materialen vertaald. Energiegeladen
objecten: licht/donker, warmte/kou, aantrekken/afstoten.
In de jaren ‘90 maakte ik beelden waaraan mijn
eigen lichaamslengte ten grondslag lag. Zo kwam ik op het gegeven IK. Ik legde
als het ware letterlijk mijn individuele energie in mijn werken. De IK kan ik
uiteraard niet alleen voor mijzelf claimen. Elk individu is een IK. Dat is een
universeel gegeven. Tegenover elke IK staat een andere IK. Dan ben je weer bij +/-
omdat tussen alle individuen spanning bestaat. Die kan positief of negatief
zijn.’

 Start u
elke dag op een gere
geld tijdstip in uw atelier?

‘Neen, ik hoef hier gelukkig niet in te
klokken. Ik werk op internationale schaal en daarom ben ik vaak op reis. Mijn
werk speelt zich dus op veel plekken af – ook hier op het terrein heb ik
meerdere werkplekken – afhankelijk van wat ik wil doen. Het werk gaat evenwel
continu door, alle dagen van de week. Dat is geen straf omdat het datgene is
wat ik het liefst doe. Soms is het wel veel. Gelukkig werken mijn partner Bea en
ik samen. Naast de zakelijke leiding van de Stichting IK doet zij tevens onze bedrijfsvoering. Ze schermt me goed af.
U maakt an sich abstracte minimale kunst, maar u
voelt zich geen abstract kunstenaar en eerder een conceptkunstenaar? U laat uw
brainwaves of stenen, uitwerken door vaklieden, zoals een glasblazer, een
steenkapper… Mist u zelf die voeling met de materie niet?
‘Bepaalde werken vallen misschien onder het
conceptuele, andere niet. Dit loopt door elkaar. Daar denk ik niet over na. Het
is aan anderen om dat de definiëren. Mij gaat het er om dat ik iets maak dat
autonoom is, dat geen toelichting behoeft en zonder mij kan bestaan.’
U bent
echt iemand die speelt met inhoud versus vorm.
‘Inhoud alleen is me te weinig. Het moet net
zozeer een goed beeld opleveren. Uiteindelijk moet het beeld het doen. Hoe ik
eraan kom, dat ziet toch geen mens en dat is ook niet zo interessant. Het gaat
om het beeld.
Mag er
humor om de hoek komen kijken?
‘Ja, graag zelfs! In mijn werk is er méér dan
wat je in eerste aanleg ziet. Vaak zit er inderdaad een kwinkslag in en ook emotie
als contrast tot het rationele. Daarom kan ik niet onder de Zero worden
geschaard, wat sommige mensen graag doen. In Zero zit immers nul emotie.’
U komt
uit een gezin van twaalf kinderen. Uw vader wilde dat u bakker werd, dus u
belandde op de bakkersschool. Tot iemand u aanmaande om
naar de academie te gaan.
‘Ik kom uit een protestantse familie, die zwaar
gereformeerd was. Wij wisten helemaal niks over academies of kunst. Ik ben dyslectisch
en daarom lukte studeren me maar moeilijk. Omdat ik blijkbaar creatief werkte op
de bakkersschool, raadde mijn leraar mijn vader aan mij naar een academie te laten
gaan om mijn creativiteit verder te ontwikkelen. Die academies waren op dat
moment nog heel stijf en orthodox. Je moest er gewoon alles kopiëren en werd eigenlijk
afgeleerd om ‘creatief’ te zijn. Mijn vader betaalde de eerste twee jaar van
mijn opleiding in Rotterdam, waar ik een soort vonk voelde. Ik besefte toen dat
ik niet mijn hele leven elke ochtend om vier uur wilde opstaan om naar de
bakkerij te trekken, hetgeen ik overigens wel deed om mijn verdere opleiding te
financieren.
Ik verhuisde naar Amsterdam en stapte over naar
wat nu de Gerrit Rietveld Academie heet. De opleiding was vlak naast het
Stedelijk Museum, waar Sandberg op dat moment directeur was. Op openingen van inmiddels
wereldberoemde Amerikaanse kunstenaars zoals Rothko kwam meestal nauwelijks
publiek af. Dus vroeg Sandberg aan de studenten om naar die openingen te komen.
Ik herinner me nog dat een paar Cobra-kunstenaars tijdens de vernissage met
elkaar stonden te smoezen over het werk van Rothko en dat één van hen zei:
‘Nou, ik vind het hooguit aardige ontwerpen voor Gobelins.’ (lacht)
Een Rothko ging toen nog over de toonbank voor acht
à negenduizend gulden. We praten over de jaren 1958-1959. Naar Amerikaanse
normen was dat niks. Het Stedelijk Museum heeft toen desondanks niets
aangekocht. In Nederland was men er kennelijk nog niet aan toe. Tien jaar later
zat ik in de aankoopcommissie van Museum Boijmans Van Beuningen. Toen kostte
een Rothko al vier ton. Ik was de enige die tegen de aankoop stemde. Ik vond
het te laat. Met dat geld kon je in mijn opinie op dat moment beter werk van veertig
andere kunstenaars kopen! Enfin, ze hebben het toen toch gedaan ondanks dat Boijmans
zich meer richtte op de surrealisten… Het is nog steeds de enige Rothko die we
in Nederland hebben…’ 

One Square on One Nail; 2015 (left); In Between; 1972 | 2013 (right); photo Ivo Wennekes

 

Two Squares on One Nail; 1977 | 1978;
Collection An and Joop Groen; Schiedam (NL); 95 X 95 cm; glass; argon;
transformer; chalk; nail photo Ivo Wennekes

Wat ná
het studentenleven? Was de wereld klaar voor kunstenaar Jan van Munster?

‘Begin de jaren 60 was ik populair met mijn eerste
stenen vruchtbaarheidsbeelden. Ze verkochten goed en ik werd ermee als enige Nederlandse
beeldhouwer naar de Jeugdbiënnale van Parijs gezonden. In Parijs zag ik voor
het eerst werk van Britse beeldhouwers en ik besefte dat zij verder ontwikkeld
waren en modernere materialen toepasten. Dat spoorde mij aan om te gaan
experimenteren met polyester. Iedereen vond het vreselijk wat ik deed en de
verkoop bleef een hele tijd uit. Het was een periode van hard werken en zuinig
leven.
Vanaf 1969 ging het weer beter. Edy de Wilde,
toen directeur van het Stedelijk museum in Amsterdam, vond mijn werk goed en
kocht een aantal beelden aan. Dat heeft geholpen.
Vervolgens ontwikkelden mijn lichtwerken zich
en werd mijn netwerk internationaler. Na mijn tentoonstellingen in het
Stedelijk, in Boijmans van Beuningen en in het Van Abbemuseum, kon ik
verschillende projecten doen in Amerika en Japan. Ook ben ik regelmatig in
Italië en India actief geweest in verband met mijn granieten werken.
Het is inmiddels al jaren dat mijn werk zich
meer in het buitenland dan in Nederland afspeelt;
vooral in Duitsland en Zwitserland, maar ook in Frankrijk en nog steeds in
Amerika.
Ondanks diverse tentoonstellingen in België in
verschillende galerieën en zelfs in het M HKA in Antwerpen in 2001, werd mijn
werk in België minder geapprecieerd. Waarschijnlijk omdat het te streng is. België
is immers het land van Magritte, Broodthaers, Fabre en Bijl…
Mogelijk komt er nu met de tentoonstelling in
augustus 16 in de Project Space van Vanhoegaerden Gallery in Antwerpen
verandering in. (lacht)’
Past u
in een stroming?
‘Niet echt. Ik ben Jan Van Munster, punt.’ 


Kijkt u
opzij naar wat uw collega’s doen? Volgt u wat het jong geweld uitspookt?
‘Een aantal collega’s zijn echte
inspiratiebronnen. Naar hun werk kan ik blijven kijken. Vooral naar Bruce
Nauman en Anselmo. Soms komt dat visueel wel dicht bij elkaar, maar inhoudelijk
niet.
Daarnaast blijf ik heel veel zien en volgen,
van Venetië tot Kassel. Ik reis veel en kan overal interessante
tentoonstellingen meepikken. Daar zitten vanzelfsprekend meer experimentele
presentaties bij. Als ik een goede tentoonstelling zie die me raakt, daagt dat
me uit om nog harder te werken..
Werk van jonge kunstenaars kom ik ook van dichtbij
tegen in onze eigen projectruimte Stichting IK. Interessante kunstenaars kunnen daar op uitnodiging van
onafhankelijke curatoren tijdelijk verblijven en werken aan de verdieping van
hun praktijk. Dat vind ik inspirerend, vooral als er een uitwisseling ontstaat.
Dat is echter geen verplicht bestanddeel en helemaal afhankelijk van de
behoefte van de gastkunstenaar.
Al in mijn vorige woonplaats had ik een
stichting opgericht op basis van dezelfde formule: Stichting Plus Min. Mijn opvatting is dat je als kunstenaar niet
alleen met je eigen werk bezig moet zijn, maar ook met het bevorderen van de
kunst in het algemeen. Daar zijn verschillende manieren voor, bijvoorbeeld door
les te geven. Mijn manier is het bevorderen van de wortels van de kunst. De
wortels, dat zijn het experiment en de reflectie die elke kunstenaar nodig
heeft om tot een volgende stap te komen. Het accent van een werkperiode op het IK-eiland ligt daarom op het proces. Aan
het einde van de werkperiode komt er een eindpresentatie. Dat is natuurlijk
mooi omdat er bezoekers komen om het resultaat te zien, al is dat niet het
belangrijkste aspect.’

 U loopt
al heel uw leven in het zwart gekleed…

‘Dat is inderdaad al zo sinds de academie en
dus reeds meer dan vijftig jaar. Dat begon omdat ik me verwant voelde met de
individuele vrijheid, de verantwoordelijkheid en de subjectiviteit die binnen het
existentialisme voorop stonden. Ik had toen een aantal weken in Parijs voortgebracht,
waar het werk van Sartre in die tijd een hot item was. De kleur zit bij mij van
binnen (lacht).’
U zegt
dat het meest uitdagende aan kunstenaar zijn voor u het ontwikkelproces is.
‘Ja, iedere dag wil je weer dat meesterwerk
maken en dat gebeurt niet automatisch. Ik moet er elke dag voor naar mijn
atelier. Als er eens per jaar een nieuwe, bruikbare stap uitkomt, ben ik blij.’
Weet u na
al die jaren al wat kunst is? U zegt: ‘Het
duurt lang eer je weet wat kunst is, wanneer je achter dat plaatje gaat kijken
.’
Is het voor u al een uitgemaakte zaak wat kunst is?
‘Kunst moet dwars zijn. Het moet iets hebben
waar je niet omheen kan. En het moet verwonderen. Als die verwondering er niet
is, dan wordt het een decoratief plaatje.
Er zijn drie dingen belangrijk in mijn leven:
kunst, liefde en eten. En soms staat de liefde op de eerste plaats, soms het
eten en soms de kunst…. (lacht).’
Wat mooi
uitgedrukt! Dank u voor het gesprek meneer Van Munster.

Hilde Van Canneyt

Atelierfoto’s: Veerle De Smet (www.veerledesmet.be)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *