Categorieën
Interview Uncategorised

Interview met Luc Dondeyne


Het boek: ‘Hilde
vraagt, 85 interviews met Belgische kunstenaar
s
‘ is net uit,  te bestellen via
http://www.hildevraagt.be/ of te koop in de fnac, de betere boekhande en musuemshopsl 

volgende interviews: Johan Creten, Walter Swennen, Miet Warlop,…
Interview met Luc
Dondeyne (1963), Mechelen, januari 2014.

Hilde Van Canneyt:
Wat las ik in de folder over je reeks ‘Ungentlemanlike’ (2010-2011):
        
“Hij bekijkt alles
vanuit een standpunt dat het voyeurisme niet schuwt.”
Luc Dondeyne: Voyeurisme
is denk ik een ongevraagde blik, maar in de kunst zijn er altijd
medeplichtigen. Mensen die de opdracht geven om beelden te maken en mensen die
(mee)kijken. Dat boeit mij enorm.
        
“De ontregeling
begint wanneer dit voyeurisme een beeld wordt waardoor de kunstenaar zichzelf
te kijk stelt.”
LD: Je kunt enkel
een overtuigend beeld naar voren brengen als je er zelf iets bij voelt, zelfs
al gebruik je zoals Hans-Peter Feldmann in zijn boekje “Voyeur”, enkel foto’s
van diverse auteurs en mengt hij documentaire foto’s met pulp. Zijn engagement
ontstaat vanuit een onbevredigbare honger naar het beeld en de naïeve drang van
de mens de dingen te willen begrijpen door ernaar te kijken.
        
“Door het falend
geheugen, klopt in haar subtiliteit, het fotografisch beeld niet.”
LD: Fotografie
kan de realiteit bevatten zoals geen enkel ander medium. De fotografie heeft de
beeldende kunst fundamenteel veranderd door haar confronterende vermogen de
dingen te tonen zoals ze zijn. Niet toevallig is bijna gelijktijdig het modernisme
ontstaan met daarin drie grote pijlers: de abstractie, de nieuwe objectiviteit
en het surrealisme. Drie bewegingen weg van het realisme – of er voorbij – maar
steeds speelde de fotografie een belangrijke rol. Maar we weten allemaal dat
het fotografisch beeld ook bedriegt…dus dat falend geheugen is ons alibi om
er toch in te geloven.
        
 “In het uiteindelijke schilderij zitten wél de
geëngageerde potentie en wilskracht van iemand die het heeft meegemaakt.”
LD: Een vroege verzamelaar
heeft me ooit gezegd: “Ik koop een stuk van je leven”. Dat geldt in principe
voor iedere kunstenaar. In mijn geval vind ik de energie om te schilderen in
autobiografische gegevens die ik probeer te koppelen aan meer universele
aspecten.
HVC: Je hebt eerst
grafiek gestudeerd… vanwaar plots de liefde voor de (geur en plasticiteit) van
de schilderkunst?
LD: Grafiek leunt
voor mij het sterkst aan bij tekenkunst. Het is nog steeds de basis van alle
beeldende activiteit.
Toen ik voor
mezelf had uitgemaakt om beeldende kunst te gaan studeren werd ik zoals iedere
beginneling geconfronteerd met de complexiteit ervan. Mijn keuze voor grafiek
werd ingegeven door een drang om iets duurzaam te kunnen uitbouwen en te beginnen
met een analytische aanpak. In grafiek moet je steeds de beeldelementen
uiteenrafelen om ze nadien verder toe te passen en in elkaar te puzzelen.
Mijn grote liefde
voor de schilderkunst heb ik via de kleurenlithografie ontdekt. Je kunt in
steendruk laverende technieken toepassen die sterk aanleunen bij aquarel. De
zoektocht naar het “juiste” kleurenpalet vond ik toen zeer boeiend. Maar
eenmaal ik deze liefde voor het fenomeen kleur had ontdekt, lag de stap naar de
schilderkunst voor de hand…

HVC: Er was eerst het
aftasten van abstractie, daarna heb je de figuratie opgezocht, dit omdat je er
een literaire kronkel wilde insteken. Abstractie brengt een te grote openheid
met zich mee. Toch wil je je werk vormelijk en inhoudelijk zoveel mogelijk
openlaten.

LD: Daar zit
inderdaad een contradictie, maar iedere kunstenaar heeft zo zijn windmolens
waartegen hij moet vechten.
Realisme in welke
vorm dan ook heeft mij altijd gefascineerd. Abstractie is daardoor ook een
sterkere tegenpool geworden omdat ik de suggestieve kracht ervan herkende in de
werken van Mark Rothko bijvoorbeeld. Maar uiteindelijk moet je verder bouwen op
je sterkste punten. Over de omweg die ik gemaakt heb via de abstractie, ben ik
niet verlegen, maar ze was onvoldragen in vergelijking met mijn huidig werk.
HVC: Je schaamt je er
toch niet voor?
LD: Maar neen, ik
heb vrij kunnen experimenteren, zonder druk (van kijkers of galeristen). Ik
wilde om mezelf uit te dagen, gewoon minstens één keer per jaar
tentoonstellen..
HVC: In 2004 (tien
jaar geleden) was galerie Transit in Mechelen, je ‘ontdekker’ en kreeg je je
eerste solo.
LD: We hebben
elkaar ontdekt na tien jaar experimenteren en links en rechts een expositie. Zij
bestonden toen ook ongeveer tien jaar (Ze waren begonnen in Leuven en zijn verhuisd
naar Mechelen). Toen ik de galerie ontdekte, werd ik meteen getroffen door het
engagement van Bert en Dirk. Zij herkenden in mij waarschijnlijk een talent dat
op een punt gekomen was dat er iets begon te bewegen. Bij Transit heb ik de
kans gekregen mijn werk verder uit te bouwen. Maar ik denk dat de combinatie
van pure schilderkunst en de conceptuele ondertoon in mijn werk hen wel
aansprak.
Inmiddels zijn er
vier solo’s geweest en tal van andere projecten buiten de galerie. Het is een
geven en nemen met de galeriehouders: een boeiende kruisbestuiving. Je moet een
onderscheid kunnen maken tussen het werk en privé, maar die persoonlijke
relatie is bijna doorslaggevend.
HVC: Christine Vuegen
schrijft dat je inspiratie haalde uit zelfgemaakte foto’s,
theatervoorstellingen en de complete kunstgeschiedenis, dit gecombineerd met
een expressionistische schilderstoets.
Ze schrijft ook dat
er overal trivialiteit aan de orde is.
Er is ook leegte,
isolatie….én er hangt ook veel seksualiteit en begeerte in de lucht…
LD: De
kunstwereld zelf is een onuitputtelijke bron van inspiratie, ten eerste omdat
alles er kan en mag. Je kunt geen emotie of idee verzinnen of ze wordt opgepikt
in een film, een boek, een voorstelling of een tekening. Dus kunst als spiegel
van de meest intieme gedachte, maar ook vaak van de grootste banaliteit,
verveling en vervreemding. Als kunstenaar kan je dit niet uit de weg gaan, maar
het moet oprecht blijven, anders werkt het niet. Vandaar mijn gebruik van
fotografie: het geeft me de tools en de vrijheid om dit te vatten en uit te
werken. Daarnaast is schilderkunst een medium dat verder drijft op passie, want
alles is in feite al onderzocht. Al de vaten waar je uit kan tappen, zijn al
uitgeprobeerd. Toch denk ik dat het zwaartepunt van de kunstgeschiedenis, toch
nog altijd in de 20e eeuw ligt besloten. Dat is toch de kers op de
taart geweest. Of dit in de 21e eeuw nog kan overtroffen worden, is
twijfelachtig. Ik denk dat we meer naar een hoogtechnologische maatschappij aan
het evolueren zijn. En dat kunnen we als kunstenaar toch niet oplossen,
hoogstens mee integreren. Vandaar de titel voor mijn expo in Rotterdam: ‘The Individual
is Lost.’

HVC: Daarnaast
schrijft Vuegen ook dat via een onschuldig portret, de essentie van het bestaan
uit de verf wordt getrokken.

Jij spreekt zelf over
het ‘uitkleden van het onderwerp’ – je kleedt ‘het’ al schilderend uit.
LD: Dat is mijn analytische
mannelijke blik, denk ik. Dat schept soms wat problemen omdat modellen daardoor
geïntimideerd kunnen zijn. Maar meestal geeft dat juist de nodige spanning die
je nodig hebt om een beeld te maken dat interessant genoeg is om uit te werken.
Wat hoort tot de privésfeer en wat tot het publieke? Daardoor krijg je sowieso
een spanningsveld. Zo geef je trouwens nog het meest van al jezelf bloot.
HVC: Sven
Vanderstichelen heeft het over de ‘Dondeyne-toets’. Hoe zou je die zelf
omschrijven? Ergens heeft hij het over “Proud to be a colorist”.
LD: Vreemd genoeg
heb ik deze toets zeer vroeg ontwikkeld, maar zeer vaak onderdrukt (wegens te on-sexy):
ze wordt ook wel impressionistisch genoemd omdat het beeld als het ware
uiteengerafeld wordt in verschillende afzonderlijke toetsen. Dit betekent dat
die afzonderlijke toetsen de “juiste” kleur moet hebben om effectief te zijn. 

HVC: Je had vorig
jaar een retrospectieve in het bedrijvencentrum Concentra in Antwerpen, naar
aanleiding van een boek, die met galerie Transit tot stand kwam. Daarin kwam je
werk van 2000-2012. Wat heeft dat boek maken je over jou en je werk geleerd?

LD: Het was een
oefening die zich opdrong op dat moment. We hebben tien jaren als het ware
samengebracht en tegelijkertijd in het juiste daglicht geplaatst.
Mijn werk werd vroeger
te vaak gelezen als inhoudsloze esthetische fraaie beelden zonder meer. Maar er
zit ook een subtiele kritische en subversieve kant in mijn werk. Al doen mensen
– in de kunst – niet altijd moeite mijn werk ‘goed’ te lezen. Ze doen niet
altijd de moeite het deftig te doorgronden. Als je van de mainstream wilt
afgaan, moet je al bijna politiek geladen werk maken. Terwijl: mijn werken zijn
qua thema triviaal. Bewust.
HVC: Ik heb nu voor
dit interview alles over jou gelezen – al had ik in het verleden al veel werk
van je gezien – maar daardoor ben ik wel veel wijzer geworden en heb je voor
mij als schilder/kunstenaar meer respect afgedwongen. Kan je daar inkomen?
LD: Ik snap
sowieso de – terechte – weerstand. We leven in een caleidoscopische
maatschappij. Alles moet in vakjes verdeeld worden.
HVC: Is dat lezen
over kunst(enaars) (in het algemeen) een meerwaarde?
LD: Sowieso moet
je een expo eerst bekijken zonder dat je eerst in een bepaalde richting wordt
gedwongen, maar met je eigen persoonlijke spiegelingen. Iedereen heeft zijn
eigen referentiekader. En ik heb natuurlijk een geoefend oog. Sowieso begint
het altijd bij de lezing van het beeldende. Nadien is het natuurlijk fijn als
het onderliggende verhaal blijkt te kloppen.

HVC: Indra Devriendt
schrijft dat woelige penseelstreken, complementair kleurgebruik en onverwachte
beeldkadreringen, iets is wat je schilderijen bindt. De titels zorgen voor een
bijhorende kwinkslag: een narratief, een hint of een dwaalspoor.

LD:
Beeldkadreringen geven de diverse afstanden en invalshoeken: “Distances” (de
titel van het boek).
Deze verspringing
van veraf en dichtbij geven automatisch een filmisch, narratief gegeven. Komt
daar bij dat ik veel inspiratie vind in literatuur. Literatuur spreekt altijd
op het beeldende, naast de gelaagdheid. 

HVC: Zelf schrijf je
ergens dat je de weg van de minste weerstand opzoekt. Wat bedoel je daarmee? Is
dat wel een goede eigenschap voor een schilder/kunstenaar?

LD: Dat is
ironisch bedoeld. Schilderkunst is tegelijkertijd het moeilijkste medium
waarvoor je als kunstenaar kan kiezen, gezien het ondraaglijke gewicht van de
kunstgeschiedenis. Al was het maar omdat alles eruit voortkomt en ze al veel
langer bestaat dan bijvoorbeeld videokunst. Maar anderzijds getuigt
schilderkunst van een lichtheid: goede schilderkunst is vaak schaamteloos
eigenzinnig. Met de minste weerstand bedoel ik dan: de kortste weg naar een
bepaald doel of resultaat. Ik ga rechtdoor naar het beeld. Ik probeer – nadat
ik mijn beeld heb – zo daadkrachtig mogelijk op te treden in de uitvoering van
het schilderij. Want je kunt zo blijven klooien aan een schilderij. Als je naar
het einde toe geen mentale scherpte meer hebt, valt het schilderij in de soep.
Maar eigenlijk voel je in de aanzet bijna dat een schilderij zal lukken…
HVC: Ergens anders
zeg je ook: “Ik vraag me niet voortdurend af of mijn schilderij wel genoeg
gewicht heeft. Daarvoor is het als vanzelf lichtvoetig geworden.”
LD: Ja, anders
wordt het ondraaglijk.
Vandaar dat ik
ook een beeldend dagboek heb. Als je een jaar schildert en je houdt daar
vijftien of twintig schilderijen aan over, betekent dat in mijn geval dat je er
bijna het dubbele hebt gemaakt of aangezet, maar niet hebt weerhouden. Dat creëert
de schijn dat alles goed is wat je doet.
Mijn schetsboek
is een open boek zonder de druk van het resultaat en ik scheur er niets uit.
Dit in tegenstelling tot de slechte schilderijen, die ik vernietig. Ik probeer
met dezelfde spirit aan mijn schilderijen te
werken.
HVC: Ik zie hier een
schetsboek liggen in je tekenruimte…
LD: Ik teken
meestal om mijn dag af te sluiten, bijna als een decompressiemoment. Dit naast
het neerschrijven van wat ik die dag heb gelezen of wat me is opgevallen. Het
heeft een grote documentaire waarde.

  
HVC: Maar de motor
van je creatieproces, blijft tekenen.

LD: Omdat tekenen
veel meer toelaat dan schilderen én omdat het technisch minder complex is en
veel directer en nauwer aansluit bij het schrijven. Tekst en beeld zijn onverzoenbaar
en fundamenteel verschillend, enkel in de tekening: het chinees schrift is daar
een mooi voorbeeld van.
HVC: Moet je je
altijd opladen voor je naar je atelier – dat aan je huis grenst – trekt?
LD: Dat valt mee,
maar het blijft onvoorspelbaar. Je komt niet ver met “goeie bedoelingen”.
Inspiratie is een zeldzaam goed. 


HVC: Wat je nog
schreef – je schrijft veel over je werk: “Ik heb gemerkt dat ik mijn
schilderkunst een nieuw idioom kan geven via de fotografie.” Wat bedoel je
daarmee?
LD: Ik wist
aanvankelijk niet dat fotografie alle kiemen in zich droeg van het modernisme.
Dus heb ik via het fotografische aspect mijn beeldtaal meerdere betekenislagen
kunnen geven.
HVC: Je hebt het ook
over een drang om aan een schilderij een uitdrukking te geven…
LD: Schilderkunst
is meer dan een articulatie van een bepaalde taal of virtuositeit. Formeel
gezien kan dat wel natuurlijk maar niet bij mij. Of liever: het heeft daarmee
te maken of een werk goed is of niet. Ofwel begin je een fabriek te worden
ofwel laat je die surplus toe. Maar een formele
productie interesseert me niet.
HVC: Niet het
narratieve, maar de emotionele resonantie is belangrijk. Goede schilderkunst
treft je op het niveau van de intellectuele emotie.
Thibaut Verhoeven
omschrijft het als: “Zijn schilderijen zweven tussen ‘trivialiteit en
unheimlichkeit’.
LD: Trivialiteit
door de misleidende banaliteit van de onderwerpen, unheimlich
omdat er altijd iets ontbreekt of stoort. Bewust. Als je erop hebt wat je wilt
vertellen, is het voor mij verstandig om er af te blijven.
Ik maak ook altijd
de kronkel: is dit schilderij wel nodig? Er moet altijd een soort noodzaak
inzitten.
HVC: Kunst is voor
jou ook een tweede realiteit die absurd of banaal is.
Thibaut Verhoeven
omschrijft het als “op zoek gaan naar je eigen schilderkundige pedigree.” Hij
heeft het ook over een ‘kill your darlings’-parcours. Wat bedoelt hij daarmee?
LD: Zoals ik al
zei is schilderkunst voor de liefhebber een valkuil: eerst moet je het medium
in al zijn complexiteit doorgronden. Daarna moet je een eigen geloofwaardig
antwoord formuleren, geënt op de tijd waarin we leven en dit binnen je eigen
mogelijkheden en talenten. Tijdens dat formuleren mag je niemand ontzien, ook
niet je grote voorbeelden. Niemand is perfect, ook niet Vélasquez.
HVC: Uit een
interview met Thibaut Verhoeven, heeft hij het over vervreemding, een onbestemd
gevoel, onhebbelijkheid en ongemakkelijkheid… Zijn schilderijen laten ons
‘doorkijken’, zegt hij.
LD: Ik denk dat
hij bedoelt dat ze indien je de nodige tijd neemt, andere betekenissen naar de
oppervlakte kunnen halen…

  
HVC: Dat ‘klassiek’
realistische geschilderde is maar een eerste laag…. Je moet er door- en naast
kijken… vandaar je titels… Waarom denk je dat toeschouwers van video’s wel
sneller geneigd zijn ‘door te kijken’?

Je denkt zelfs dat
schilderkunst eeuwig een niche wordt in de hedendaagse beeldende kunsten.)
LD: Schilderkunst
is al een niche en geen standaard (niet meer het representatieve medium-beeld
van onze cultuur), daarvoor is het veel te archaïsch maar dat neemt niet weg
dat er door bvb de technologische ontwikkelingen opnieuw belangstelling ontstaat
voor dit trage medium als tegengif.
HVC: Thibaut
Verhoeven noemde in ‘Ons Erfdeel’ (2006) je beeldtaal ‘most-impressionistisch’…
LD: Je kan als
postmodernist alleen wat overdrijven…het nog intenser willen.
Bovendien is het
een metafoor voor onze dwangmatige samenleving waarin altijd alles sterker,
hoger, beter moet worden…

  
HVC: Malevich vind je
een goed kunstenaar.

Je schrijft: “Kunst
begint pas als de kunstenaar in zijn werk verder staart dan zijn eigen navel.
Als je er als kunstenaar in slaagt om je eigen verankerde context doorheen je
werk in een groter verband te plaatsen, ben je mijn inziens pas echt met goede
kunst bezig.”
Daarom vind je de
dagdagelijkse realiteit waarvan jij steevast vertrekt, zo belangrijk.
LD: Kan ik niet
verbeteren.
HVC: Je had een expo die
‘Fiction’ heette, één letter verwijderd van ‘friction’, schreef Christine
Vuegen…
LD: Fictie is dat
toverwoord dat zowel staat voor onthechting als verbeelding.
HVC: Eén van je
invloeden is de Mechelse Rik Wouters (1882-1916) (http://stedelijkemusea.mechelen.be)
Ik ben ook een fan van zijn werk, maar er heeft hem nog geen enkele kunstenaar
vernoemd…
LD: Spijtig
genoeg wordt zijn invloed en betekenis nog steeds onderschat. Hij was mijn
eerste grote held. Men ziet hem te veel als een navolger van de grote Franse
voorbeelden zoals Cézanne maar hij was een heel oorspronkelijk en veelzijdig
kunstenaar, die nu tussen de plooien van de tijd is gevallen. Ik vind het
lokale – het Vlaamse – heel boeiend. Ik vind het belangrijk dat een kunstenaar
‘doorgrondt’ en zijn roots niet
verloochent. 

Hilde Van Canneyt,
copyright 2014, met dank aan croxhapox.

Luc Dondeyne
stelt tentoon:

19 januari 2014 – 16 februari 2014
ZIC ZERP Galerie
Contemporary Art Gallery
Van Oldenbarneveltstraat 120A
Rotterdam, Nederland

www.zinczerp.nl

www.transit.be  

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *