Categorieën
Interview Uncategorised

Interview met Ronald van der Hilst

Interview
met Ronald van der Hilst (1965), februari 2012.
Het
liedje “Ik geef je een roosje, een roosje” van Connie Vandenbos, wordt vanaf nu
“Ik geef je een tulpje, een tulpje”. Met dank aan Ronald van der Hilst, die de
tulp weer op een welverdiend voetstuk zet.
Hilde Van Canneyt:
Hallo Ronald, je bent in je jonge jaren eerst naar de kunstacademie getrokken.
Wat heeft jou nadien getriggerd om een opleiding tuin- en
landschapsarchitectuur te volgen? Want daardoor ben je in 1993 ook in België
terechtgekomen.
Ronald van der Hilst:
De opleiding tuin- en landschapsarchitectuur kende ik niet als jonge jongen. Ik
ben op de Veluwe opgegroeid, in een heel groene omgeving. Ik zat altijd in de
velden en was veel met planten en bloemen bezig. Mijn ouders zeiden dat ik een
agrarische opleiding moest volgen, maar ik dacht bij een agrarische opleiding
aan ‘boer’ worden, en dat zag ik niet helemaal zitten. Ik wilde iets creatiefs
gaan doen. En zo ben ik op de kunstacademie terechtgekomen, maar dat was
uiteindelijk niet echt mijn ding. Voor mij was dat toch te vrij en ik wou iets
concreets doen. Maar wat moest ik doen? Ik had helemaal geen alternatief, want
ik had altijd gedacht: “Ik ga naar de academie”. Toen ben ik verder gaan zoeken
en botste ik op die studie tuin- en landschapsarchitectuur. Wat ik dan ook ben
gaan studeren. Ik heb dan een stage gedaan in Antwerpen, maar deed verder mijn
opleiding in Boskoop in Nederland. Voor het afstudeerfeestje kwamen de mensen
van het bureau, waar ik stage had gedaan,
vragen of ik hier kwam werken. Dat was in 1993, een vergelijkbare periode als
nu: er was weinig werk en zeker in mijn branche. Als het een beetje slecht gaat
met de economie, dan valt de tuin als eerste weg. Ik was wel blij met die job,
maar ik dacht toch maar maximaal één jaar in Antwerpen te blijven en dan een
wereldreis te gaan maken. Ik wilde de wereld intrekken, misschien zelfs naar
Australië gaan. Maar aan het eind van het jaar ben ik mijn vriend tegengekomen
en ben ik hier – en aan hem – blijven plakken en vandaar ben ik hier nog
steeds. Met veel plezier.
HVC:
Woonde je in die tijd al in dit prachtige huis in Antwerpen?
RvdH:
Ja, Marcel woonde al in dit huis. En dan ben ik bij hem ingetrokken.
HVC:
Het fijne van tuinarchitect zijn, is ook je verbondenheid met de seizoenen. Het
nadeel van tuinarchitect zijn, is dat je inderdaad op financieel gebied vaak op
limieten botst, omdat de tuin er meestal laatst bijgetekend wordt, waardoor je
al snel financieel vastzit en niet alles kan loslaten op de wereld van wat je
allemaal zou willen tekenen.
De
aanzet voor de tulpenliefde kwam er toen antiquairs en specialiteitenwinkels in
de buurt je vroegen om je te engageren voor hun opendeurdagen. Je zag een paar
linken naar de tulp: je afkomst, de tulp als tuinplant en de 17e eeuwse
bloemstillevens met tulpen pasten wel bij de context van de antiquairs. Je ging
verder op zoek en kwam al vrij snel terecht bij een paar collectioneurs van
oude tulpenvariëteiten. Ik kon tulpenbollen van hen aankopen en zo kon ik ze
dan als ‘levend antiek’  presenteren. Je
presenteerde die samen met je eigen geschilderde aquarellen, zodat mensen
konden zien hoe die tulpen eruit zouden zien eens ze tot bloei komen.
De
eerste tulp op een olieverfschilderij in de zestiende eeuw, werd trouwens door
de schilder Maarten Vos afgebeeld, las ik.
RvdH:
Inderdaad. In Nederland had ik trouwens helemaal niets met tulpen. Tulpen waren
echt cliché en banaal en ik keek er helemaal niet naar om, ik had er geen
aandacht voor. Maar toen met die opendeurdagen ben ik daar een beetje als grap
mee begonnen…
Ja,
ik ben een Nederlander, maar ik wist dus helemaal niets van tulpen af. Ik ben
er mij dan in gaan verdiepen, en dan kom je vrij snel bij tulpenkwekers of
-verzamelaars terecht. En zo ben ik steeds meer gaan ontdekken over de tulp.
Vooral de Antwerpse tulp begon mij echt te fascineren en voor ik het wist is de
liefde voor die bloem uit de hand gelopen.
HVC:
De tulpen – die eigenlijk door toeval in jouw wereld zijn gekomen – zijn tot op
vandaag de dag nog steeds een ware obsessie voor jou, waarmee je wereldwijd
succes hebt.
RvdH:
Toen ik met die tulpen hier begon, verbaasde het mij hoe de mensen erop
reageerden; ze vonden dat hier allemaal heel erg leuk. Als ik zoiets in
Nederland zou doen, zouden mensen zeggen: “Allez, waarmee ben jij bezig?” Je moet
er al iets zots mee doen om reactie te krijgen. Maar de mensen reageerden goed
op de tulpen en legden vaak de associatie met het begin van de lente. In
Nederland is er altijd de associatie met toerisme: massatoerisme, massakweek
van tulpen, economie… Oudere mensen zeggen me dat ze nog tulpenbollen hebben
gegeten in de Tweede Wereldoorlog, tijdens de hongerwinter. In Nederland zijn
er meer negatieve reacties op de tulp. Mensen kijken daar helemaal niet naar de
uiterlijke schoonheid van de tulp: ze beschouwen de tulp gewoon als een heel
goedkope bloem die je op de markt met vijftig tegelijk voor vijf euro koopt.
Ik
had zelf ook nog nooit gekeken naar de schoonheid ervan, maar ik ben dat vanaf
toen wel gaan doen.
HVC:
Jouw huis is uitgegroeid tot een soort tulpenhuis, tot je schilderijen, muren,
luchter en vele boeken toe, je hebt het zelfs “The house of tulips” gedoopt.
Vind je het jammer dat je geen tuin hebt?
RvdH:
Ja, ik mis dat heel erg. Ik heb wel wat planten gezet voor het huis, dus dat is
dan wel mijn tuin. En sinds een half jaar heb ik een volkstuin buiten
Antwerpen.
HVC:
Om er te experimenteren? Wie weet vind je zelfs een nieuw soort tulp uit.
RvdH:
Ja, daar kan ik tenminste mijn eigen ding doen.
HVC:
We denken altijd dat tulpen uit Nederland komen, maar die zijn eigenlijk via
het Ottomaanse rijk tot bij ons gekomen. In Antwerpen was de tulp heel populair
bij de elite, zelfs Rubens had een tulpentuin. Wat we ook niet beseffen is dat
er 4000 soorten tulpen bestaan, maar dat er maar vijfentwintig soorten tulpen
gekweekt worden als snijbloem.
RvdH:
(Knikt ja) Sommige mensen weten dan wel dat de tulp uit Turkije zou komen, maar
ook dat is te kort door de bocht. De oudste beschrijving die bestaat van een
tulp is Chinees. De tulp groeit van oorsprong meestal in bergachtige gebieden
in een stenige grond en in een gebied dat vrijwel parallel loopt aan de
veertigste breedtegraad, noorderbreedte: van Zuid-Japan tot West-Africa. Vooral
het oude Perzië was een bakermat van tulpen. Maar via de zijderoutes – die ook
in die zone liepen – werd de tulp verhandeld en kwam ze in Istanbul terecht.
Daar werd er door de sultans een goddelijke betekenis aan gegeven door de
Perzische naam die ze toen nog droeg: Lâle – wat ‘rood’ betekent, maar wat in
calligrafisch schrift bijna identiek is aan Allah en hilâl, de halve maan die
het symbool van de islam is. De sultans lieten daarom via de zijderoutes tulpen
tot in hun paleistuinen brengen. Istanbul werd zo een echte concentratieplaats
van tulpen en vanuit die bron werden dan de eerste tulpenbollen naar Antwerpen
gestuurd. En toen men hier besefte dat ze geen uitjes hadden ontvangen maar
bloembollen, kleefde daar inmiddels niet meer de naam Lâle aan, maar Tulipan.
Een naam die gegeven is door een Vlaming (!) – Ogier Ghiselin de Busbeque –
tijdens een rondreis door het Ottomaanse rijk. Hij zag de Turken een bloem in
hun hoofddeksel dragen die voor hem onbekend was en hij vroeg de naam. Per
vergissing kreeg hij de naam van het hoofddeksel, de tuliban (tulband). In zijn
dagboek beschreef hij de nieuw ontdekte bloem dan als tulipan. De botanicus
Carolus Clusius heeft er een halve eeuw later de officiële Latijnse naam aan
gegeven: Tulipa. Clusius was ook een Vlaming dus dat de bloem nu wereldwijd
tulp wordt genoemd heeft een Vlaamse achtergrond.
HVC:
We leren bij!
Je
was initiatiefnemer van een tentoonstelling waarin je de tulp via kunstenaars
en ontwerpers in het daglicht wou stellen. Je vindt het duidelijk belangrijk om
het belang en het geheim van de tulp als een soort boodschap naar buiten te
brengen. Wat was de feedback op die tulpententoonstelling?
RvdH:
Ja, door al die histoires die ik
ontdekte over Antwerpen, ben ik naar de schepen van cultuur gegaan – dat was
toen Erik Antonis – en die reageerde wel heel enthousiast, maar heeft het
moeten doorgeven aan Philip Heylen in 2006. Dat was allemaal heel leuk: alle
musea hebben hun collectiestukken met als thema tulp uit hun depots gehaald en
ik ben dan ook naar het grote kunstdepot gegaan om dingen te zoeken. In de
Nationalestraat hebben we het vitrineparcours over het thema ‘de tulp’ gedaan:
in plaats van “In naam van de roos”, was het “In naam van de tulp”. Het was
leuk om ook de mode erbij te betrekken. Zo heb ik voor de modeontwerpster Revtal
Avidar een collectie ontworpen en stoffen beschilderd, waarvan zij dan
kledingstukken heeft gemaakt. Dat was leuk, want ik wist helemaal niets, ik
kreeg alleen lappen stof en had geen idee hoe het eruit ging zien. Ik heb toen
ook haar vitrine helemaal beschilderd met tulpen, wat een boeiend project was. Ik
heb toen ook verschillende tuinen aangeplant met verschillende historische
tulpen. Ook de tuin van het Antwerpse Rubenshuis en van het Antwerpse
Plantin-Moretus Museum heb ik ook beplant met historische tulpen. Dat was
allemaal voor dat jaar 2006 en dat heb ik gedaan volgens de 16de-eeuwse
Renaissance-methode. Mensen vonden dat een beetje raar, denk ik, want toen was
het niet de bedoeling om massa’s tulpen in een perkje te planten, ze werden
meer als een soort edelsteen in de tuin beschouwd, omdat tulpen ook heel
kostbaar waren. De meest kostbare tulpen stonden centraal als duurste diamant
in het collier of als een kroon.
Ik
heb daardoor veel pers gehaald. Koningin Beatrix is dat jaar ook gekomen op
staatsbezoek en zij heeft als officieel cadeau de tulpenvaas gekregen namens de
stad Antwerpen.
HVC:
Ik las dat zij oude bloemvazen verzamelt.
RvdH:
Ja, dat klopt. Ze is collectioneur van zowel tulpenvazen als glas. Dat was heel
leuk, ze was heel passioneel en we hadden daarom een heel inhoudelijk gesprek.
HVC:
Kan jij ons, leken, iets bijleren over de tulp? Hebben die bijvoorbeeld een
symbolische betekenis?
RvdH:
Ja, als je een vriendschap wou aanknopen in de Victoriaanse tijd, dan gaf je
een bos tulpen.
HVC:
Ah, vandaar de bos tulpen die ik onlangs kreeg…
RvdH:
(lacht) Wat ik zelf bijzonder vind aan de tulp, is de vorm. Als die in zijn
knop zit, lijkt die op een ganzenei, niet echt met een voor – of een
achterkant.
HVC:
Niet zoals bij een orchidee of een roos?
RvdH:
Ze bewegen naar het licht, ze staan niet zo statisch als een roos. Ze zoeken
warmte en licht en bewegen dus continu. Dat vind ik er ook gemakkelijk aan. Ik
hou niet zo van bloemschikken. Ik hou wel van bloemen, maar tulpen zet je
gewoon neer en na een uur staan die toch anders. Het maakt niet uit hoe je ze
in de vaas zet, die doen het zelf wel. Dat vind ik leuk.
HVC:
Een tulp is heel sereen, maar ook heel barok. Ik had daar niet bij stilgestaan.
Hebben tulpen altijd die vlammen in hun blaadjes gehad of is dat iets dat er
later is bijgekomen?
RvdH:
Dat is iets wat je vooral op die oude schilderijen ziet. Maar die vlammen zijn
veroorzaakt door een virus en dat hebben ze nog maar honderd jaar geleden
ontdekt. En door dat virus kon je nooit op voorhand weten hoe de tulp eruit
ging zien. Of ze egaal rood zou worden of dat er vlammetjes in zouden zitten.
Ze vonden het echt een wonderbaarlijke bloem die heel onvoorspelbaar was. Maar
die tulpen met witte ondergrond en rode vlammetje brachten op veilingen in het
begin van de 17e eeuw heel veel op. In Nederland had je de
‘tulpomanie’, mensen gaven duizenden guldens voor één tulpenbol. Rond 1630 lag
het hoogtepunt van de tulpenmanie. In Amsterdam zijn er tulpen geveild voor de
waarde van een groot Amsterdams grachtenpand met complete inboedel en
zilverwerk. Dat is echt ongelofelijk. Het is een beetje gek ook dat die
Nederlanders – je kent ze van op de schilderijen, allemaal in het zwart gekleed
met die witte kragen, heel calvinistisch en sober – helemaal uit hun dak gingen
met hun tulpen. Dat was een beetje raar. Maar in 1637 klapte die tulpenhandel
als een zeepbel uit elkaar. Mensen die economie hebben gestudeerd kennen de
tulpomanie als het eerste voorbeeld van de zeepbel-economie en als de grootste
beurskrach ooit in de geschiedenis.
HVC:
Wat is het bekendste schilderij met tulpen?
RvdH: Een schilderij zonder bloem wellicht: van Rembrandt
van Rijn: ‘De anatomische les van Dr Nicolaes Tulp’. Het geeft het belang van
de tulp in Nederland aan in de periode eind 16e – begin 17e
eeuw: mensen met aanzien lieten hun familienaam zelfs aanpassen in ‘Tulp’. In
Vlaanderen zijn er fantastische bloemenvazen met tulpen van Breughel en de
allereerste gedrukte afbeelding ooit van een tulp in de Plantijse drukkerij.
HVC: Laten we het even over je projecten hebben.
Je ontwierp voor Val Saint
-Lambert de tulpenvaas ‘Bulbe’, in de vorm van
omgekeerde tulpenbollen die je in elkaar zet.
Dit
soort pique-fleurs zijn meer aan jou
besteed dan klassieke vazen, want tulpen zijn onvoorspelbaar.
RvdH:
Die pique-fleurs zijn ideaal voor tulpen. Ook omdat ik in het begin met die
oude soorten bezig was en ik het heel erg mooi vond om die individueel te
kunnen bekijken in plaats van dat ze in een bundel op elkaar gedrukt staan.
Maar elke bloem is individueel eigenlijk schitterend.
HVC:
Je werkt nu nog altijd samen met Val Saint Lambert, dat is een project dat
blijft doorlopen. Voor Bardelli maak je grote wandtegels, ‘de Tulipani’,
waarvan je al verschillende collecties hebt. Je maakt en presenteert één keer
per jaar een collectie, zij voeren dat vervolgens uit. Daarnaast heb je
manchetknopen en halssieraden gemaakt voor Anne Zellien.
Je
tekent ook vaak samen met kunstenaars. Je hebt ook contact met Venetiaanse
glasblazers en je hebt voor Menno Kroon de tuin ‘Falling Drop’, ontworpen, een
collectie post- en wenskaarten.
Zijn
er nog andere plannen die je in het vooruitzicht of ben ik nog iets vergeten?
RvdH:
De keramieke vazen van Mobach heb je niet vermeld.
HVC:
En hoe ben je daarin verzeild geraakt?
RvdH:
Via Menno Kroon eigenlijk. Twee jaar geleden had ik een heel grote
tentoonstelling bij Menno Kroon. Menno Kroon is zoals je hier in België Daniel
Ost hebt, een belangrijke florist in Nederland. We hadden buitenshuis een heel
grote presentatie gehad en toen heb ik twee tulpentuinen ontworpen. Bovendien
is Menno Kroon al jarenlang een goede klant bij Mobach, wat een echt
familiebedrijf is, ook wat het ontwerpen betreft. Via Menno ben ik daar
terechtgekomen. Zo ben ik eigenlijk de eerste externe ontwerper die daar vazen
en potten ontwierp. Dat is heel leuk en vooral bijzonder.
HVC:
Hoe ben je aan dat soort projecten beginnen te werken? Je bent tenslotte buiten
begonnen en door toeval designer geworden.
RvdH:
Ik ben begonnen bij Val Saint Lambert en had al heel veel schetsten gemaakt
voor vazen, maar ik had geen concreet idee om iets in kristal te doen. Toen las
ik een interview met de toenmalige directrice van Val Saint Lambert. Zij zocht
naar nieuwe concepten, naar nieuwe ideeën en ik dacht toen: “Waarom niet, ik
kan altijd een gok wagen”. Ik heb een aantal schetsen meegenomen en daaruit
heeft ze één weerhouden. Zo is dat begonnen. Bardelli, de tegelfabrikant, is
zelf naar mij gekomen. Dat kwam doordat ik in 2006 veel pers had, en in Italië
had ik een artikel in de Elle Decor. Zo hebben ze mij gecontacteerd om
tegelcollecties te ontwerpen.
HVC:
Wie of wat zijn je voornaamste inspiratiebronnen als je iets ontwerpt?
RvdH:
De tulp. (lacht) Voor de objecten dan. Voor tuinen is het meestal iets vanuit
een andere discipline: een muziekstuk, een schilderij, een compositie waardoor
ik geboeid ben.
HVC:
Dat wezentje, de tulp, is het altijd een aanwezige?
RvdH:
Dat is eigenlijk wel een constante.
HVC:
Ben je niet bang dat dat op den duur wat te klef wordt, of dat je verhaal
uitverteld geraakt of…
Zou
je je tulp ooit durven bedriegen met een andere bloem? Of denk je dat je nog
even verder kan met de tulp?
RvdH:
Ja, soms heb ik periodes van twijfel, maar elke keer kom ik tot de conclusie
dat er eigenlijk nog heel veel in zit. Nu ben ik bezig met een ontwerp voor een
servies met het thema tulp. Ook met textiel ben ik momenteel bezig. In de
tulpenperiode van Istanbul werden er verzen gecomponeerd voor de mooiste
soorten tulpen en daarvoor muziek werd geschreven. Eigenlijk is het eindeloos.
HVC:
Je bijnaam is mijnheer Tulp. Voel je je daar goed bij?
RvdH:
Dat zeggen ze wel eens als ze mijn familienaam niet kennen, maar dat vind ik
niet erg. Een vriendin van mij ontwerpt schoenen en zij wordt ook aangesproken
als ‘mevrouw Schoen’. Meneer Tulp en Mevrouw Schoen gaan wel eens samen op
pad…
HVC:
De mensen kennen je door ‘het beeld’ van de tulp en daarom komen ze bij jou
terecht.
RvdH:
Het is een kapstok, het werkt naar twee kanten toe. Het zou zonde zijn om dat
los te laten.
HVC: Je hebt de
geschiedenis van de tulp bestudeerd. Ben je niet bang dat het soms niet
diepgaand genoeg is, dat het te veel op het illustratieve blijft? Je weet wat
ik bedoel. Dat je niet dieper kan graven in een bepaald onderwerp, dat het
oppervlakkig blijft.
RvdH:
Ja, ik heb een tijd gehad dat ik dacht: “Nu begint het op de vlakte te zweven”,
maar nu ben ik er weer helemaal ingedoken en denk ik dat er zit nog ontzettend
veel inzit.
HVD:
Zoals bij een schilder, het is iets wat niet in woorden te vatten is.

RvdH: Je hebt bijvoorbeeld die wilde soort tulp. Of je hebt die redelijk kleine
tulpjes die niet zo hoog zijn en in Turkije groeien of in West-China. Ik heb
altijd het gevoel dat als je naar die tulpjes kijkt, dat je ook begrijpt waarom
die mensen daar bepaalde dingen doen met kleuren of met kleren, dat die
inspiratie uit die bloemenwereld toch heel sterk geweest moet zijn. Dat is iets
dat me heel erg fascineert en bezighoudt. Als je dat kleine dingetje ziet uit
velden in de bergen, dan zouden de mensen geïnspireerd moeten zijn door de
vormentaal ervan. Je ziet ook hoe in verschillende culturen en in verschillende
periodes zo anders omgegaan wordt met die simpele bloem. Er wordt of geloof of
geld aan gekoppeld of het is de uiting van verfijnde smaak. Nu is het – vooral
in Nederland – platvloerse commercie geworden, totaal ontdaan van charme en
schoonheid. De cultuur wordt er afgeschuurd. Het gaat om aantalllen. ‘Dig,
Drop, Done’ is er de nieuwe campagneleus voor de tulpenteelt, dit om aan te
geven hoe simpel het is. Ik zoek naar het stukje ‘Haute Couture’ van de tulp,
de backstage. We weten het niet goed.
HVC:
Ken je de Belgische kunstenaar Koen Van Mechelen, die – waarschijnlijk per
toeval – met ‘kunst+kippen’ bezig was en nu die kippen gebruikt als onderzoeksplatform?
Zie
jij jezelf ook als een soort onderzoeker van tulpen
?
RvdH:
Zonder de voedingsbodem van die informatie zou het inderdaad een heel leeg
onderwerp worden. Waarschijnlijk ga ik in het voorjaar naar Kazachstan, dat is
een land dat bij de zijderoute ligt en waar de tulpen bovenop de bergen
groeien. Ik wil het ook zo zien en beleven en kijken hoe de mensen daarmee
omgaan. Een stukje antropologie als het ware.
HVC:
Wat is voor jou het fijnste aspect van je job?
RvdH:
Als ik erop terugkijk, dan vind ik het vooral heel verrassend wat ermee gebeurd
is. De koningin ontmoeten in Antwerpen op het stadhuis, dat had ik nooit van
tevoren bedacht natuurlijk. Maar door dat onderwerp, kom je op zulke dingen. Ik
ben bijvoorbeeld naar China gegaan om een paviljoen voor de provincie Antwerpen
te ontwerpen in Chong Ching. De provincie Antwerpen heeft al meer dan 25 jaar
een handelsrelatie met Chong Ching, een hele grote stad met meer dan 34 miljoen
inwoners en daar werd een internationale expo gehouden. Voor die inzending heb
ik het paviljoen ontworpen – vanzelfsprekend met het thema de tulp -, want de
Chinezen wilden per se een paviljoen. Ja, dat vond ik ook heel leuk, omdat ik
toen in China was. En de allereerste beschrijving van een tulp (in het Ching Chang-gebergte)
is Chinees. Dus ik dacht: “Ja, nu kom ik het weer op het spoor”.
HVC:
Kennen ze in China tulpen?
RvdH:
Ja, je hebt daar wilde tulpen. En als je erover spreekt, zeggen ze: “Ja maar
dat is Nederlands”. En dan zeg ik: “Neen, dat is niet waar, dat is eigenlijk
een beetje van jullie”. Eens je erover begint te praten, zijn ze ook helemaal
geboeid natuurlijk. Dat vind ik ook heel leuk, dat je hen een soort eye-opener biedt, mensen kijken altijd
zo oppervlakkig naar dingen. En eigenlijk, wat ik met tulpen heb, dat kan je
inderdaad met kippen hebben of met weet ik wat. Maar achter alles zit
waarschijnlijk zo’n verhaal. Dat vind ik het boeiende en inspirerende eraan:
dat er zoveel dimensies verscholen zitten achter zo’n ogenschijnlijk simpel
onderwerpje.
HVC:
Ben je bevriend of gefascineerd door andere ontwerpers?
RvdH:
‘Mevrouw Schoen’ dus,: Catherine Willems. Zij heeft al eens een collectie
tulpenschoenen gemaakt. Ook juweelontwerpster Anne Zellien, waarmee ik samen
een project heb gedaan, bewonder ik. Met costuumontwerpster Chris Snik heb ik
al dingen samen gedaan en soms doe ik een project met fotografen, zoals de laatste
tijd regelmatig met Michael James O’Brien. Met hem heb ik onder andere een
groot bloemstilleven gemaakt op 17e eeuwse wijze – inclusief de
vanitassymboliek – in een tulpenvaas van mij. Toen heb ik wel af en toe
gevloekt dat die tulpen niet eventjes stil kunnen staan. Ik ken Koen van
Mechelen niet persoonlijk, maar ik vind dat wel een leuk verhaal. Ik spiegel me
niet daaraan, helemaal niet, maar ik begrijp dat heel goed, dat doorgaan op een
onderwerp. Als ontwerper vind ik Josef Frank heel fascinerend en inspirerend.
Hij werkte in Zweden, maar leeft niet meer. Hij maakte heel veel
textielontwerpen: intelligente ontwerpen voor bloemenprints.
HVC:
Bestaat er een scheidingswand tussen jouw leven en de tulp?
RvdH:
(twijfelt) Dat is echt een passie, dus dat is wel een deel van mijn leven.
HVC:
Eigenlijk sta je er mee op en ga je ermee slapen?
RvdH:
Niet iedere dag, maar het scheelt niet veel, maar ik beschouw het niet als mijn
‘werk’.
HVC:
Waarvoor heb je totaal geen talent? Je bent ontwerper, dat betekent veel
variatie, verschillende materialen en mensen waarmee je moet samenwerken.
RvdH:
Pas twee weken geleden was ik in Parijs op ‘Maison et Objet’, een grote beurs
voor design en interieur. De eerste dag dacht ik: “Goh, wat loop ik hier
eigenlijk te doen?” Als je al die designs ziet, weet je het allemaal uit
computerprogramma’s komt. Dan voel ik me echt van een andere planeet. Ik denk
dan: “Dat is echt niet mijn ding en dat zal ook nooit mijn ding worden.” Ik hou
echt van het ambacht: het echte ding.
HVC:
Stoot je als ontwerper nooit tegen een gebrek aan métier aan zoals een muzikant
die geen noten kan lezen, en daardoor ook wel eens vloekt?
RvdH:
Ja, ik had misschien meer technische skills moeten leren. Af en toe loop ik
daar een beetje tegenaan, maar ik zoek ook wel steeds die uitdaging van iets
nieuws. Dat is ook inherent aan de verscheidenheid waar ik mee bezig ben. Voor
die veelzijdigheid is het onmogelijk om een basispakket skills aan te leren,
maar met mijn praktische ingesteldheid vind ik daar altijd mijn weg in. Nu ben
ik bezig met mallen – moules – te
maken. Het lijkt me wel handig om te werken met prototypes aan de hand van een
malle.
Dat
kan ik nu niet, maar ik zal daar een cursus voor volgen.
HVC:
Wat is je belangrijkste karaktertrek? Waardoor ben je al zo ver geraakt?
RvdH:
Ik denk dat ik heel consequent met het onderwerp ben doorgegaan. En ik heb
geduld, ook een goede zaak! Ik denk niet dat ik snel afhaak. Ik ben ook een
initiatiefnemer. Ik denk ook niet snel dat iets niet mogelijk is. Ik durf te
dagdromen. Zoals dat project in China vorig jaar. Je kan van tevoren denken: “
Dat lukt toch nooit”, maar opeens is het er dan. Ik ga wel vaak met de rivier
mee, denk ik.
Men
zegt hier vaak dat ik bescheiden ben, misschien klopt dat wel voor een
Nederlander. (lacht) Daarom voel ik me hier wel thuis.
HVC:
Wanneer kunnen we de mooiste tulpen kopen? Hoe kan je ze het best verzorgen?
Kan je ons wat opvoedkundige regels over de tulp(en bol) geven?
RvdH:
Wat ik jammer vind, is dat men nu het hele jaar door verse tulpen kan kopen,
waardoor het seizoensgevoel een beetje verdwijnt. Maar de mooiste tulpen koop
je vanaf februari tot april. Dan komen ze echt uit de grond, niet uit serres of
zo. De bollen koop je van september tot november ongeveer. Ze mogen, als ze in
de vaas staan, niet te veel water hebben. Een paar centimeter is genoeg. Anders
worden de stelen snel slecht. Om de paar dagen even een stukje afsnijden, zorgt
ervoor dat ze langer staan. In de tuin: veel soorten door elkaar mengen, de
tulpenbollen strooien en planten waar ze vallen. Ook als er op het gazon
vallen. Dat geeft een veel frissere en natuurlijkere uitstraling dan de
klassieke tulpenperkjes. Als ze op een goed gedraineerde en zonnige plek staan,
komen ze ook de jaren daarna gewoon weer terug. Dus vergeet dat uitgraven na de
bloei eens.
HVC:
Wat is jouw favoriete tulp?
RvdH:
‘Zomerschoon’ uit 1620, ivoorwit met zalmkleurige vlammen waarvan in 1636 een
bol verkocht is voor en er is 1.000 Gulden. Een andere is de Tulipa acuminata.
Een bizarre vorm en de enige tulp die familie genoemd kan worden van de
zogenaamde Istanbul-tulpen die helaas uitgestorven zijn.. Je staat er niet bij
stil dat er ook geurende tulpen bestaan, tulpen met een gewéldige geur en een
sterk parfum. ‘Murillio’ uit de 19de eeuw, die ziet er een beetje uit als een
‘Pioenroos’. Als je er eentje op de schouw zet, dan ruik je hem bijna tot hier
aan de tafel.
HVC:
Is die geur bij andere tulpen dan minder? Ik had daar nooit bij stilgestaan.
RvdH:
Van de vierduizend tulpen die er bestaan, zijn er misschien vijftig met een
geur en twintig met een goeie geur. Normaal ruik je een bos tulpen niet.
HVC:
Ik las wel dat het een van je dromen was om ooit een tulpenparfum uit te
brengen.
RvdH:
Ja!
HVC:
Dan gaan we daar nu voor duimen!
Waar
en wanneer kunnen we je werk nog bewonderen?
RvdH:
In april en mei 2012 is er een tentoonstelling in het Arboretum van Kalmthout,
en daar bloeit dan een tulpentuin die ik heb ontworpen. Dat hebben we gedaan
omdat het dit jaar vierhonderdvijftig jaar geleden is dat de tulp in Antwerpen
is aangekomen, wat wel bijzonder is. Het arboretum bestaat zestig jaar en het
is ontwikkeld uit een kwekerij. Ik heb een soort kwekerijmotief gemaakt met
lange banen en daarin heb ik patronen gemaakt met tulpen. Daarnaast ga ik er
ook een expo van vazen presenteren.
HVC:
Wat is een arboretum trouwens?
RvdH:
Een verzameltuin met bijzondere bomen. Het Arboretum van Kalmthout heeft echt
wel wereldfaam op dat vlak. Het was er voor veel mensen wel even wennen, dat
daar opeens de tulp opdook.
HVC: Bedankt meneer Tulp,
om me in de wondere wereld van de tulp in te leiden. Een tulp zal voor mij
nooit meer hetzelfde zijn.
Hilde
Van Canneyt

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *