Categorieën
Interview Uncategorised

Interview met Karen Vermeren



 










Gent, 14 juni 2009.

Ik ontmoet Karen Vermeren (1982) in het kunstencentrum croxhapox, waar ze haar schilderijen tentoonstelt. Wat me onmiddellijk opvalt aan haar werk is het gebruik van grote kleurvlakken die onmiddellijk de aandacht trekken door hun kleurintensiteit en de opmerkelijke compositie van lijnen en vlakken. 


Karen, je eerste werk doet me denken aan een groot aquarium in de zoo. 
Vermeren: Je bent de eerste die me dit zegt. 


Het lijkt wel of je het schilderij kan binnenwandelen. Heb je die perspectieflijnen met opzet zo extreem afgetekend? 
K.V.: Inderdaad, de ruimte in dit werk  is eigenlijk deze tentoonstellingsruimte, croxhapox, zelf. Ik heb foto’s van deze ruimte genomen en die foto’s als basis voor mijn schilderijen gebruikt. Niet iedereen ziet dit en dat is ook niet nodig. Ik heb de lijnen ook enorm geabstraheerd. Doordat ik dat zo verwerk met mijn beeld van het landschap en door mijn materiaalgebruik, maken de mensen die link niet. Voor mij was het belangrijk de ruimte te gebruiken als vertrekpunt omdat ik eigenlijk op de muren wou schilderen. Hier was dit niet mogelijk. Ik heb dan dit gegeven omgedraaid en de ruimte eigenlijk meegenomen naar mijn atelier, alsof ik een muurschildering zou maken, maar dan op doek.  


Er gaat enorm veel dynamiek uit van dit werk. Er lijkt van alles te gebeuren. Tegelijk is het niet geheel uit te maken of dit werk nu figuratief dan wel abstract is. Wat wil je de kijker vertellen met dit schilderij? 
K.V.: Het is een plaats ‘Ourika’, dicht bij Marrakesh in Marokko. Het is een dal met water, rotsen en keien die overal verspreid liggen. Ik heb me al een tijdje verdiept in aardverschuivingen, de platentektoniek genoemd. Wat brengt dat teweeg aan de oppervlakte? In Ourika duwen de Europese en Afrikaanse aardkorst tegen elkaar. Zo ontstaan er bergen en dalen. Dit komt onder meer door de gletsjers die daar geweest zijn. Wat daaronder vrijkomt zijn de ‘u-dalen’ of door stromen van water krijgen we ‘v-dalen’. Het fascineert me enorm wat we dan te zien krijgen, evenals de transformaties doorheen de tijd. Daarom niet wat we altijd zien, maar we zien wel de overblijfselen en de resten, datgene wat eigenlijk nog altijd aan het verschuiven is en dat probeer ik ook in beeld te brengen.  


Is het je bedoeling een fossilisatieproces weer te geven? 
K.V.: Nee, echt de lagen van de aarde die verschuiven wil ik weergeven. Dat gaat heel traag, tenzij door aardbevingen, waardoor die dan sneller verschuiven. Ik onderzoek dat gegeven via mijn materialen.




Hoe doe je dat? 
K.V.: Ik weet niet of je het ziet, maar ik gebruik dus allerhande tape. Daarop heb ik gewerkt met medium en soms sterk verdunde acryl, zodanig dat alles in elkaar geklit zit. Het is heel fascinerend hoe materialen in de schilderkunst ook tal van botsingen teweeg brengen of net heel goed samengaan. Je zou kunnen stellen dat de grondstoffen in de geologie ook zo werken. Die relatie vind ik heel fascinerend. Het plakken van tape – en dan weer wegnemen – lijkt als stenen die op elkaar gestapeld worden en dan weer van elkaar rollen. Ik probeer de natuurfenomenen die in Ourika gebeuren effectief te verbeelden met mijn manier van schilderen. 


Wat is dan belangrijker voor jou, het verhaal of het resultaat? Want het esthetische in jouw schilderijen lijkt me heel belangrijk. 
K.V.: Het is een dialoog, verhaal en resultaat zijn verweven met elkaar. Vooraf weet ik niet wat er gaat komen. Ik heb nooit een idee hoe mijn beeld er zal uitzien. Ik ken alleen mijn uitgangspunt: de plaats Ourika. Als ik dan naar deze ruimte in croxhapox kijk, heb ik het gevoel dat die plaats ook hier zou kunnen ontstaan. Als je kijkt naar de grond en het plafond zie je hier natuurlijke fenomenen ontstaan die me bij wijze van spreken doen voelen dat hier elk moment een aardverschuiving zou kunnen plaatsvinden. Die dialoog met deze ruimte vond ik dan ook heel belangrijk en wou ik benadrukken. Ik heb ook het gevoel dat wij mensen nood hebben aan structuur en die architectuur hier geeft ook structuur aan mijn schilderijen. 


Omdat je die strakke lijnen niet tegenkomt in de natuur? 
K.V.: Juist, daarom dat ik die tegenover de grillige lijnen van de natuur zet, om die natuur beter te kunnen plaatsen.  


Vroeger werkte je zonder die structuur en had je inderdaad meer het gevoel van never-ending-schilderijen. Ben je daar bewust van afgestapt? 
K.V.: Inderdaad. Dat is zo’n beetje de evolutie van de laatste jaren. Eerst gebruikte ik tape als structuurlijnen, om vat te krijgen op die oneindigheid van organische natuur die maar blijft kronkelen en zich chaotisch blijft uitbreiden. Daarna begon ik op muren te schilderen. Enerzijds gebruiken wij muren als afgrenzing van ruimtes, anderzijds doorbreken muurschilderingen die grens juist weer. De dialoog tussen het organisch oneindige en het afgrenzen wou ik ook tonen in het schilderij.


Je tweede werk heeft hetzelfde formaat als het eerste werk. Was dat een bewuste keuze? 
K.V.: Die twee zijn niet als koppel bedoeld, ik zie meer de zes schilderijen als geheel. Maar ik heb wel de neiging te schilderen op ongeveer 1 bij 1,5 meter. Ik voel mij er best in thuis. 


Ook bij dit werk lijkt het alsof je het schilderij kan binnenwandelen, maar hier nog tegengehouden wordt door een glazen wand.  Het is alsof je naar iets kijkt in een museum. Het is heel apart, gewaagd ook met dat bruin en vale grijs. Het zou kunnen slordig en kliederig zijn, maar het schilderij stáát er. Je voelt dat er ook hier een verhaal achter schuilgaat. 
K.V.: Ja, alleen wou ik nu meer bergen voorstellen. Door het licht dat van boven komt, word je in het schilderij gezogen. Ik wou ook weer de dialoog met deze ruimte aangaan. Die palen die je hier in croxhapox ziet, zie je in heel veel werken terug. Veel mensen zeiden me op de opening dat die werken hier ‘pasten’, dat ze hetzelfde ruimtegevoel ‘voelden’, maar ze zagen niet onmiddellijk dat ik effectief deze ruimte als basis gebruikt had.


Het derde werk lijkt op het eerste gezicht ook het meest imposante, zowel door de grootte, 2 bij 2,5 meter, als door de overheersende rode kleur.  
Het doet me wat aan Dali denken, het lijkt wat surrealistisch. Een soort storm van bloed die op je afkomt,  al voel je geen aanwezigheid van mensen in dat bloedbad. Waaruit ben je vertrokken bij dit werk? 
K.V.: In Ourika is er heel veel rood zand aanwezig. De warmte die dat uitstraalt vind ik heel belangrijk. Door aardverschuivingen ontstaat er heel veel wrijving en zodoende ook warmte. Met mijn kleurgebruik wil ik heel vaak temperaturen uitbeelden. Ik weet ook dat kleuren erg de gevoelens aanspreken en dit rood dus aanspreekt vanwege de hevigheid en de passie. Ikzelf ga wel die kleuren niet gebruiken omdat ik me op een bepaalde manier ‘rood’ voel, het is meer omdat die een bepaalde functie hebben, fysische eigenschappen symboliseren.  


Heb je een bedoeling voor de kijker als je dit werk in een rode kleur aanzet?  
K.V.: Heel zeker. Het is heel bewust dat ik rood gebruik. Vroeger niet, toen gebruikte ik echt de kleur die me op dat moment nabij lag, nu is dat veel bewuster.  


Hoe ben je aan dit werk begonnen? 
K.V.: Eerst heb ik een schets gemaakt van die ruimte, die ik in tape heb aangezet. Ik wou een soort hoek van de kamer belichten – de rechterkant wat smaller – zodanig dat je een soort spanning krijgt van een derde dimensie. Dan wou ik de warmte van Ourika weergeven met dat rood en daartegenover heb ik het gebergte geplaatst. Het rood in het midden had ik met heel veel water laten drogen, waardoor daar al een gebergte ontstond. Het ziet er heel beweeglijk uit omdat dit natuurlijke vlekken zijn, ontstaan door verdamping aan de lucht  
Schilder je ook plat op de grond zoals pakweg Jackson Pollock? 
K.V.: (lacht) Inderdaad. Omdat ik heel veel water gebruik, moet ik mijn doeken op de grond leggen om geen druipfenomenen te krijgen. Ik kan dat ook weer manipuleren met mijn penseel natuurlijk.  


Dit schilderij leek me op het eerste gezicht te druk, zelfs wat slordig op bepaalde plaatsen, maar hoe langer ik ernaar kijk, hoe meer het me aanspreekt. Dat heb ik bij al je schilderijen, je moet ze echt wel wat ‘ontdekken’. Je raakt ze ook niet snel beu, omdat je het verhaal erachter voelt. Ik heb zelfs het gevoel dat er ook een geluid bij je schilderijen hoort. 
K.V.: Dat is een fijne gedachte… 


Is de afwezigheid van mensen in je schilderijen een bewuste keuze? 
K.V.: De mens is op het eerste zicht afwezig. Maar het is zeer menselijk om een structuur ten opzichte van het oneindige of het chaotische te plaatsen. Ten tweede speelt de toeschouwer een belangrijke rol in het werk. Ik wil de toeschouwer zodanig verbinden met mijn schilderijen dat hij in de ruimte van het schilderij zelf staat. Dat is waarschijnlijk de betrachting van veel kunstenaars. In mijn werk is het standpunt heel belangrijk. Nu zijn het platte schilderijen, maar als ik een hoek van de ruimte schilder, wordt het werk telkens anders als je het vanuit een andere ooghoek bekijkt. Ik heb getracht de schilderijen zo te hangen, met witruimte rond de doeken en niet altijd centraal opgesteld, zodanig dat de toeschouwer croxhapox zelf gaat bekijken. Je ziet van ver ook andere dingen gebeuren dan van dichtbij. 


Je schilderijen hebben geen titel en er is ook geen begeleidende tekst of uitleg. Is het voor jou belangrijk dat de mensen weten waarover je werk gaat? 
K.V.: Ik denk dat het heel duidelijk is dat dit landschappen zijn die zich vormen in de ruimte. Mijn schilderijen zijn deze keer eerder figuratief. Als je binnenkomt zie je toch dat het een doorkijk is op een soort landschap? Zeker in mijn eerste drie werken, de drie volgende hebben een ander perspectief, waardoor het niet onmiddellijk duidelijk is. Al mijn werken dragen de titel ‘Ourika’.  Zelfs al kennen de mensen deze plaats niet, ik wil wel dat het tot de verbeelding spreekt. Of zij daar dan plaatsen in zien die zij ooit eens bezocht hebben of over gelezen hebben, dat maakt mij niet uit. 


Je wil ons doen wegdromen naar andere plaatsen?
K.V.: Dat mag…

In je vierde werk overheerst de blauwe kleur. Het is iets minder ‘into your face’. Het doet me wat denken aan een bowlingbaan. Je moet letterlijk een lange weg afleggen voor je het schilderij kan betreden. Je lijkt een soort pad te hebben geschilderd.  
K.V.: Het is inderdaad een schuinaanzicht van de vloer.
De vergelijking met een bowlingbaan vind ik heel grappig. Die hoopjes natuur wou ik zo aanzetten dat die ook tot de verbeelding kunnen spreken. Er bestaan echt toeristische rondleidingen in de bergen waar de gids je wijst op silhouetten van dieren, trollen, en zo meer. Ik vind het fascinerend hoe wij altijd in gesteente of wolken figuren willen zien. 

Vind je het niet erg dat we het figuratieve in je werk zoeken? 
K.V.: Ik vind dat menselijk, niet dat ik het daarom wil. Maar het is wel fijn dat men niet gewoon een beetje tape of verf ziet. 

Je werken zijn bijna niet meer te vergelijken met die van drie jaar geleden. Toen schilderde je nog bijna zuiver natuur. Hoewel je nu veel fellere kleuren gebruikt, lijken je schilderijen toch rustiger. 

K.V.: Ze waren toen ook rustig, maar organischer. Nu zijn ze meer overzichtelijk … Toen wou ik de oneindigheid die de wereld ons biedt, aantonen. Wij zijn zo klein en wij kunnen dat niet bevatten, maar we hebben dat maar te aanvaarden. Ik had toen ook opzoekingswerk gedaan rond oosterse filosofie en me aangesloten bij de idee dat wij die onmetelijkheid kunnen ervaren. Nu plaats ik er de structuur tegenover om die onmetelijkheid meer te kunnen plaatsen. De mens heeft nood aan houvast. 


Je wil niet aantonen wie de sterkste is: de mens of de natuur?  

K.V.: Nee, ik wil gewoon een standpunt innemen en mezelf ergens op een plaats zetten om een beetje een houvast te hebben.

  

Dit schilderij lijkt een buitenbeentje, organischer dan je andere werken, iets grafischer ook. 

K.V.: Hij is inderdaad een beetje anders, hij is zwaarder van toon, meer gelaagd, en abstracter op het eerste zicht. 


Je wordt er niet zo ingezogen als bij je andere werken, het lijkt meer een ‘clash’ van verschillende materialen en technieken. Maar niettemin is uw compositie heel sterk. 
K.V.: Het is inderdaad minder diep dan mijn andere schilderijen. Het water komt zowel van boven – zoals een waterval – als van onderuit opgeweld. Ik heb me laten inspireren door deze plaats (wijst naar de zijkant van de muur waar een regenpijp staat) waar water zou kunnen stromen zoals bij Ourika. De witte rechte strook moet dan een houvast geven. Ik wou met die andere lijnen een structuur geven waarbij het water er lijkt aan voorbij te gaan. Die natuurlijke brei die alle kanten wil opgaan en opdroogt door de lucht, lijkt vast te hangen aan een soort raster.




Je laatste werk is een blauwgrijs schilderij. De stroken lijken een soort wind waardoor je meegezogen wordt. Esthetisch is het minder uitgewerkt dan je vorige schilderijen, maar er gaat wel enorm veel kracht van uit. Ik vermoed dat je je ook hier hebt laten inspireren door de natuurelementen? 
K.V.: Inderdaad, het zijn twee stromen, één die van links komt en één van rechts. Maar omdat ze anders tegen elkaar zouden botsen, gaan ze een parcours afleggen waardoor de éne onder de andere zou kunnen schuiven, ze wijken af van elkaar en vervolgens worden ze tegengehouden door de structuur in de ruimte. Ook de grijze toon van acryl met water gemengd die zowel op als onder de tape zit, laat alles bewegen. Ik wou ook het gevoel van een wateroppervlakte weergeven. Bij die platen heb je dat ook, doordat ze tegen elkaar botsen, gaan er ook lagen zijn die onder de andere schieten, en andere schieten omhoog. Zo lost de natuur dat op, ze zoekt altijd een uitweg. Ik wou met dat klein stukje oranje een bepaalde spanning creëren ten opzichte van dat blauw. Het zijn complementaire kleuren, kleuren die ook zouden kunnen botsen, en elk een andere weg moeten kiezen. Door het warme oranje lijkt het blauw ook nog koeler.

 


Je hebt de ruimte als het ware mee naar huis genomen. Wil je in de toekomst nog zo gaan werken? Of kriebelt het toch weer om muren onder handen te gaan nemen? 

K.V.: Ik ben nu in Mechelen terug muurschilderingen aan het maken als een vervolg hierop. Ik ben terug de plek Ourika op de muren aan het schilderen. Het is in een winkelpand, een lichtgroene ruimte waar er schimmels zijn, waar muren aan het afbladeren zijn en waar het plafond op sommige plaatsen reeds afbrokkelt. Het is een ruimte die dus al aan het transformeren is, wat ik net heel mooi vind. Dat verval breng ik nu in dialoog met mijn eigen tape en rotsachtige schilderingen. Ik heb ook een ruimte geschilderd op de muur zodat je als toeschouwer meegenomen wordt in die ruimte. Zo heb je niet het gevoel dat de muurschildering gewoon een afbeelding is, maar dat het landschap vlakbij is, aan de andere kant van de muur.


Karen, heb je zin om iets toe te voegen aan dit gesprek over je schilderijen? 
K.V.: Ik ben heel blij dat ik hier mijn werk kon tonen. Ik heb mezelf een beetje gedwongen om terug op doek te werken omdat ik niet op de muren mocht schilderen. Ik moest wel op zoek gaan naar een oplossing om de architectuur te gaan vertalen. In mijn tekeningen was ik al vaak bezig met denkbeeldige ruimtes te gebruiken, maar meestal was dat zeer basic: de rechthoek met de lijntjes van het plafond en de vloer. Het was dus de eerste keer dat ik een specifieke ruimte in mijn schilderijen gebruikte.  


Is een schilderij op canvas niet tastbaarder en wordt het ook niet sneller verkocht dan muurschilderingen of werken op stukken doorzichtig plastic? 
K.V.: Ik heb altijd schrik van schilderijen gehad omdat zij heel proper en strak op een kader gespannen zijn. Als ik op papier werk, lijkt het beeld veel meer geïntegreerd met de drager, en klopt dat meer. Ik heb wel altijd moeite gehad op doek te werken en ik ben blij dat ik voor deze expo daar nog verder in ben gegaan. Ik heb het doek nog verder proberen laten samengaan met de materie.  


Het idee dat je je werk nu terug onder je arm mee naar huis kan nemen, heeft voor jou niet echt een meerwaarde? 
K.V.: Nee, echt niet, want dat komt toch maar terug in je atelier te staan, tenzij iemand een werk mee naar huis neemt en dat mijn werk daar een verder leven leidt. Als iemand door mijn werk geïnspireerd of verwonderd blijft, kan ik daar alleen maar blij om zijn. Maar het commerciële interesseert mij niet. Mijn werken op plastic zijn inderdaad van korte duur, maar vertellen wel veel over onze vluchtige maatschappij, wat ook als thematiek in mijn werk zit. Als ik een muurschildering maak, weet ik dat het daarna weer in witte verf overschilderd wordt. Met die instelling begin je ook aan die muurschildering, en kan je het ook lossen. 


De handeling van het schilderen lijkt me bij jou echt wel belangrijker dan het resultaat. Ik heb echt wel bewondering voor je werkethos! 
K.V.:  Dank je, maar toch moet ik bekennen dat het maken en tonen even belangrijk zijn voor mij. 


Bedankt voor het gesprek Karen en nog veel succes in het schilderen! 


Hilde Van Canneyt, Copyright 2009.Gent, Met dank aan croxhapox. 

www.karenvermeren.be



Karen Vermeren stelt tentoon:
Gasthoven 09 with Giovanni Winne, Bruno Hardt, Karl Verlinden, Karen Vermeren, Peter Jacquemyn, Sigrid Tanghe, Carole Vanderlinden, Geert Verschueren, Luc Coeckelberghs, Wim Elaerts. In Cultuurcentrum ’t Gasthuis, Gasthuisstraat 22, Aarschot. Van 30 aug tot 30 sept. 


Art’Contest with Maxime Brygo, Eric Croes, David De Tscharner, Julien Dubuisson, Louise Herlemont, Martin Laborde, Jonas Locht, Gerard Meurant, Rémi Tamburini, Satoru Toma, Karen Vermeren. Blackbox, 142 rue de Stalle, 1180 Brussel. Van 2 tot 13 sept ’09.





Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *